ECLI:NL:RBROT:2018:10537

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
10/236931-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal en de geldigheid van digitale politiedossiers met elektronische handtekeningen

In deze zaak, behandeld door de politierechter mr. E.M. Havik, gaat het om een winkeldiefstal gepleegd op 24 november 2018 te Sliedrecht. De verdachte heeft levensmiddelen, waaronder chocomel en Coca-Cola, weggenomen uit een supermarkt met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De officier van justitie, mr. H.H.A. Bijl, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling tot een week gevangenisstraf. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het dossier volledig digitaal is aangeleverd door de politie, wat een bijzondere situatie is. De politierechter heeft de werkwijze van het digitaal politiedossier (DPD) en de elektronische handtekening beoordeeld en geconcludeerd dat deze voldoen aan de wettelijke eisen en voldoende waarborgen bieden voor de authenticiteit van de processen-verbaal. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke delicten, maar de politierechter heeft besloten om in dit geval een werkstraf op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, met een voorwaardelijke straf om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/236931-18
Datum uitspraak: 20 december 2018
Verstek
Vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, in de zaak tegen de verdachte:
[Naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 december 2018.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

2.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H.A. Bijl heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot 1 (één) week gevangenisstraf.

3.Waardering van het bewijs

InleidingDeze zaak is in zoverre bijzonder, dat het dossier volledig digitaal door de politie is aangeboden; het gaat om een zogeheten Digitaal Politie Dossier (hierna: DPD). Pas éénmaal eerder is de rechtbank geconfronteerd met een elektronisch dossier. Die zaak heeft geleid tot het vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam van 3 november 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:8531).
In de eerdere zaak hadden zowel de verbalisanten als de andere betrokkenen de processen-verbaal ondertekend middels een zogeheten tablet-handtekening. In de onderhavige zaak hebben de verbalisanten (vrijwel) alle processen-verbaal ondertekend door middel van een zogeheten elektronische handtekening.
De politierechter zal – naast de inhoudelijke beoordeling van de strafzaak – ambtshalve beoordelen in hoeverre het aldus aangeleverde dossier voldoende waarborgen biedt met betrekking tot de authenticiteit van de processen-verbaal.
Wettelijk kader
De wettelijke basis van het digitaal politiedossier en de elektronische handtekening wordt gevormd door het Wetboek van Strafvordering (Sv), zoals gewijzigd door de Wet digitale
processtukken Strafvordering van 17 februari 2016, en het Besluit digitale stukken
Strafvordering (hierna: het Besluit).
De wet bepaalt onder meer het navolgende:
- onder een elektronische handtekening wordt verstaan een handtekening die bestaat uit
elektronische gegevens die gehecht zijn aan of logisch verbonden zijn met andere
elektronische gegevens en die worden gebruikt door de ondertekenaar om te ondertekenen
(artikel 138e Sv);
- onder ‘getekend of ondertekend’ (…) wordt mede verstaan een ondertekening (…) met een
elektronische handtekening die voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur te stellen eisen ten aanzien van in elk geval het betrouwbaarheidsniveau van
authenticatie (artikel 138f Sv);
- van een processtuk in elektronische vorm kan de integriteit worden nagegaan doordat
iedere wijziging daarvan kan worden vastgesteld (art. 149a, derde lid, Sv).
De elektronische handtekening is nader geregeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit, dat luidt:
“De elektronische handtekening, bedoeld in artikel 138e van de wet, met behulp van een middel als bedoeld in artikel 5, voldoet aan de volgende eisen:
a. de ondertekenaar heeft zich geauthenticeerd met behulp van een middel dat voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 5, en
b. de gegevens waaruit de elektronische handtekening bestaat zijn op zodanige wijze verbonden aan de elektronische gegevens waarop deze betrekking heeft, dat de identiteit van de ondertekenaar, het moment van ondertekening en elke wijziging na ondertekening van de gegevens kan worden vastgesteld.”
Uitwerking in de onderhavige zaak
Bij het dossier is een “Uitleg digitaal procesdossier” gevoegd, waarin uit de doeken wordt gedaan hoe de elektronische ondertekening in zijn werk gaat en welke waarborgen er
met betrekking tot de authenticiteit zijn ingebouwd.
Kort gezegd komt de werkwijze er op neer, dat de verbalisant een proces-verbaal ondertekent met een zogeheten ‘generieke elektronische handtekening’. Aan de verbalisant is ‘op de persoon’ door de politie een mobiele telefoon verstrekt. Elke mobiele telefoon is voorzien van twee wachtwoorden, te weten een toestelwachtwoord en een wachtwoord om de beveiligde werkomgeving te gebruiken. Beide inloggegevens zijn alleen bekend bij
de verbalisant zelf.
Met behulp van deze telefoon kan de verbalisant gebruik maken van de generieke tekenvoorziening (in het dossier aangeduid als ‘onderteken-app’) die op het DPD-systeem is aangesloten. DPD en de generieke tekenvoorziening waarborgen samen dat de ondertekening door de verbalisant uitsluitend door hem/haar kan zijn gemaakt en dat er niet onbewust, ‘per ongeluk’ kan worden ondertekend.
Burgers, zoals verdachten en getuigen, kunnen het proces-verbaal ondertekenen door op de diensttelefoon een tablet-handtekening te plaatsen.
Binnen het DPD-systeem zijn voorzieningen ingebouwd die moeten waarborgen dat de elektronische (en tablet-)handtekening onlosmakelijk verbonden is met het document (proces-verbaal) dat is ondertekend en dat na de ondertekening niets meer aan het document is veranderd.
De politierechter is van oordeel dat de beschreven werkwijze voldoet aan de eisen die de wet en het Besluit stellen en voldoende waarborgen biedt voor de authenticiteit van het elektronisch ondertekende proces-verbaal. De politierechter verwijst daarbij naar het vonnis van de meervoudige kamer van 3 november 2017.
De overwegingen die daarin zijn gewijd aan de ondertekening van digitale politie-pv’s met een tablet-handtekening, gelden mutatis mutandis ook voor de ondertekening met een elektronische handtekening.
De politierechter plaatst nog wel een tweetal kanttekeningen.
1. Uit het dossier van deze zaak blijkt dat één verbalisant niet geautoriseerd bleek te zijn om de ‘onderteken-app’ te gebruiken en daarom een papieren proces-verbaal heeft ondertekend. Dit roept bij de politierechter de vraag op, hoe voor de rechter en andere procesdeelnemers te controleren valt of een verbalisant wel geautoriseerd is om een proces-verbaal te ondertekenen.
De politierechter stelt vast dat de beschreven procedure in het algemeen voldoende waarborgen bevat om eventueel onbevoegd ondertekenen te voorkómen. Zo is de telefoon met behulp waarvan wordt ondertekend, ‘op de persoon’ uitgereikt en moet de verbalisant zowel op de telefoon als in het systeem inloggen. De verbalisant moet bovendien een ‘tekenverzoek’ doen wanneer hij of zij het proces-verbaal wil ondertekenen. Het systeem stuurt vervolgens een bericht naar de telefoon van de verbalisant, dat het document in de ‘onderteken-app’ kan worden ondertekend.
Voor de gevallen waarin de bevoegdheid van een verbalisant om te ondertekenen, wordt betwist, zou het goed zijn als de rechter – bijvoorbeeld door te klikken op een hyperlink in het document – meteen die bevoegdheid kan controleren aan de hand van een database.
De politierechter merkt daarbij overigens op, dat het vraagstuk van de bevoegdheid bij papieren dossiers zelden of nooit problemen geeft. In het algemeen wordt er van uit gegaan dat degene die op ambtseed of ambtsbelofte een ‘natte’ handtekening zet, daartoe bevoegd is en dat die handtekening ook daadwerkelijk door die verbalisant is gezet.
2. In het vonnis van 3 november 2017 heeft de meervoudige kamer de vraag opgeworpen of iemand die het digitale politiedossier kan aanpassen, dan niet ook de opgeslagen hashwaarde kan aanpassen. Op die manier zou de aanpassing van het politiedossier digitaal onopgemerkt kunnen blijven.
De politierechter heeft zich ter zitting op dit punt laten voorlichten door een aanwezige deskundige. Die gaf te kennen dat de hashwaarde ‘read only’ is en redelijkerwijze niet gewijzigd kan worden. Het opslaan van een gewijzigde versie van een document genereert een nieuwe hashwaarde, die er op duidt dat het document is gewijzigd (en dus niet meer authentiek is).
Gelet op deze uitleg gaat de politierechter er van uit dat het nagenoeg onmogelijk is om een document te ‘vervalsen’ door het na de ondertekening onmerkbaar te veranderen.
Ook hier dringt de vergelijking met het papieren dossier zich overigens op. Voor kwaadwillenden is het waarschijnlijk eenvoudiger om te rommelen met een ‘nat’ ondertekend papieren dossierstuk dan met een elektronisch opgemaakt en ondertekend stuk.
Gelet op het bovenstaande kunnen de processen-verbaal uit het dossier worden gebruikt voor het bewijs.
Bewezenverklaring
Met de officier van justitie is de politierechter van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen en verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 24 november 2018 te Sliedrecht levensmiddelen (waaronder chocomel, Coca-Cola, een mango, komkommer, eieren), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt] (locatie [locatie] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

4.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering straffen

Algemene overweging
De verdachte heeft door het plegen van een winkeldiefstal materiële schade en overlast veroorzaakt. Voor winkeliers zijn winkeldiefstallen erg vervelende feiten waar zij veel hinder van ondervinden. Winkeliers berekenen de door winkeldiefstallen veroorzaakte schade en kosten door in de prijs van de producten die zij verkopen. Daardoor worden uiteindelijk alle klanten benadeeld door die winkeldiefstallen.
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat zij eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke delicten. In beginsel is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan ook op zijn plaats.
De politierechter stelt vast dat de eerdere veroordelingen enkele jaren oud zijn. Het lijkt er dan ook op dat de verdachte een aantal jaar op het rechte pad is gebleven. Om die reden zal de politierechter het in dit geval laten bij een werkstraf, met daarnaast een voorwaardelijke straf. Die voorwaardelijke straf helpt hopelijk om te voorkomen dat de verdachte opnieuw de fout in gaat.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De politierechter:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
15 (vijftien) dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, politierechter,
in tegenwoordigheid van M.T. Waterreus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 24 november 2018 te Sliedrecht
een of meer levensmiddel(en) (waaronder chocomel, Coca-Cola, een
mango, komkommer, eieren), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt] (locatie
[locatie] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )