Beoordeling
De rechtbank zal allereerst aangeven van welke feiten zij uitgaat op grond van de wettige bewijsmiddelen in het dossier. Daarna zal zij aangeven wat dat betekent voor verdachte [naam verdachte] . Daarbij zal de rechtbank ook bijkomende feiten en omstandigheden betrekken en, daar waar dat gebeurt, zal de rechtbank aangeven waarom zij dat doet.
Verdachte was op 10 november 2017 aanvankelijk als enige persoon aanwezig in zijn bedrijf. Eerder die ochtend had verdachte [naam medeverdachte] een witte bestelbus opgehaald bij zijn collega’s, en had hij gereden op plaatsen op het ECT-terrein die niets te maken hebben met zijn werk of bezigheden waarover hij heeft verklaard. Verdachte [naam medeverdachte] heeft onder meer, zo blijkt uit de beschrijving van de beelden van het ECT-terrein, enige tijd stilgestaan tussen containers op een plaats buiten het zicht van de camera’s. Van die plaats had verdachte [naam medeverdachte] een foto in zijn telefoon. Een foto die een dag eerder was gemaakt. Nadat verdachte [naam medeverdachte] het ECT-terrein had verlaten, is hij naar het bedrijf van verdachte gereden. Toen verdachte [naam medeverdachte] daar aankwam, nagenoeg gelijktijdig met een taxi die werd bestuurd door de derde verdachte, werd door verdachte [naam verdachte] de toegangspoort tot het terrein van zijn bedrijf geopend. Aansluitend werden beide auto’s via een roldeur binnen gelaten door verdachte [naam verdachte] . Verdachte [naam verdachte] heeft hierover verklaard dat zijn loods die dag zou worden gebruikt om goederen over te laden. Verdachte [naam verdachte] heeft verklaard dat aan hem dat was gevraagd door een man genaamd “ [naam] ”. In het verdere onderzoek is deze persoon niet (verder) bekend geworden. Enkele minuten later verliet verdachte [naam medeverdachte] het pand en werd hij als bestuurder van de witte bestelbus aangehouden op het terrein van het bedrijf van verdachte [naam verdachte] . Nagenoeg gelijktijdig is door de politie in het bedrijf van verdachte [naam verdachte] betreden en is daarbij (netto) 171 kilogram cocaïne aangetroffen. Dat het gaat om cocaïne is gebaseerd op het onderzoek van de monsters die zijn genomen: alle monsters bevatten cocaïne. In een kantoorruimte van het pand van verdachte [naam verdachte] zijn verdachte [naam verdachte] en de derde verdachte aangehouden. Deze aanhouding vond plaats ruim 10 minuten nadat de taxi het pand van verdachte [naam verdachte] was binnengereden. De partij cocaïne werd aangetroffen op de vloer van het bedrijf. Dit is de situatie die is aangetroffen door de politie. Onder de hierboven beschreven omstandigheden kan het niet anders dan dat verdachte [naam medeverdachte] de persoon is die de aangetroffen hoeveelheid cocaïne heeft vervoerd, in elk geval van het ECT-terrein naar het bedrijf van verdachte [naam verdachte] en aldaar heeft afgeleverd. Van verdachte [naam verdachte] staat vast dat hij beide auto’s op zijn terrein en in zijn bedrijf heeft gelaten. Hij heeft beide chauffeurs met hun respectievelijke auto’s binnengelaten in zijn pand. De nagenoeg gelijktijdige aankomst van een taxi zonder passagier(s) en een bestelbus wekten klaarblijkelijk geen verbazing bij verdachte [naam verdachte] . De rechtbank leidt daar bovendien uit af dat verdachte - op zijn minst- wist dat beide auto’s naar zijn bedrijf kwamen op dat moment. Van enige telefonische afstemming kort voordien is niet gebleken, zodat klaarblijkelijk voor verdachte [naam verdachte] duidelijk was dat beide anderen kwamen ten behoeve van het overladen.
De waarde van een dergelijke partij van 171 kilogram cocaïne bedraagt enkele miljoenen euro’s. Verdachte [naam verdachte] moet hebben geweten waar de overdracht in zijn bedrijf betrekking op had. De rechtbank acht het uitgesloten dat een of meer derden, bijvoorbeeld de organisatoren van/overige betrokkenen bij dit drugstransport, alleen al gelet op de waarde van de drugs en de kans op aanzienlijke bestraffing bij ontdekking/betrapping van de overdracht, het risico hebben willen nemen. Een risico, dat er bijvoorbeeld uit had kunnen bestaan dat een (in die visie: niet betrokken) verdachte [naam verdachte] aan een (of meer) andere medeverdachte(n) de toegang tot zijn bedrijf zou ontzeggen, de politie zou waarschuwen of ter plaatse zou blijven bij de overdracht en aldus ooggetuige zou zijn van de overdracht van deze grote partij cocaïne. Conclusie is dat verdachte [naam verdachte] de partij drugs in zijn bedrijfspand heeft gelaten. Verdachte [naam verdachte] heeft aldus anderen de mogelijkheid geboden om op een veilige plaats deze partij drugs over te dragen en heeft andere betrokkenen bij die overdracht in zijn bedrijf gelaten. Ten tijde van het binnentreden van de politie lag de partij cocaïne onbewaakt op de vloer van het bedrijf, was de toegangsdeur afgesloten, en bevonden alleen verdachte [naam verdachte] en de derde verdachte zich in het pand. Onder die omstandigheden heeft verdachte [naam verdachte] deze partij cocaïne opzettelijk aanwezig gehad, zoals bedoeld in artikel 2 aanhef en onder C. van de Opiumwet.
De rechtbank acht dus op grond van die bewijsmiddelen en overige feiten en omstandigheden wettig bewezen dat hij dat feit heeft gepleegd. De overtuiging van de rechtbank dat dit oordeel juist is, wordt verder versterkt door de omstandigheid dat verdachte ten aanzien van bovenstaande feiten en omstandigheden geen toetsbare en geloofwaardige verklaring heeft willen geven die redelijkerwijs tot het oordeel kan leiden dat verdachte dit feit niet heeft gepleegd.