ECLI:NL:RBROT:2018:10378

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
10/712033-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijden met een motorrijtuig

Op 12 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 januari 2017 betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval. De verdachte reed met zijn Peugeot bestelwagen op een openbare weg buiten de bebouwde kom en heeft daarbij twee voetgangers, een vader en zijn dochter, aangereden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot de dood van de dochter en zwaar lichamelijk letsel van de vader. De verdachte had de slachtoffers redelijkerwijs kunnen en moeten zien, maar heeft hen niet tijdig opgemerkt. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van verontschuldigbare onmacht, omdat er geen medische redenen waren die het handelen van de verdachte konden verklaren. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 240 uren en ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van bestuurders in het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/712033-18
Datum uitspraak: 12 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. W.A. Koers, advocaat te Leusden.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis;
  • ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 18 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde, omdat schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) niet kan worden bewezen. Hiertoe is aangevoerd dat er sprake is van verontschuldigbare onmacht dan wel afwezigheid van alle schuld, nu het niet opmerken van de slachtoffers te wijten was aan tijdelijk bewustzijnsverlies.
Hiernaast heeft de raadsvrouw partiële vrijspraak bepleit omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte zonder noodzaak daartoe een stuurbeweging naar links heeft gemaakt dan wel een ruk aan het stuur heeft gegeven.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde op de zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 29 januari 2017, omstreeks 16:00, reed de verdachte met zijn auto, een Peugeot bestelwagen, op de [straatnaam] , een openbare weg buiten de bebouwde kom van [plaats delict] . De [straatnaam] is landelijk gelegen en het wegdek is voorzien van asfalt. De rijbaan ter plaatse is ongeveer 5 meter breed en is niet voorzien van wegbelijning. Direct grenzend aan het asfalt bevinden zich aan beide zijden van de weg onverharde stroken, die aansluiten op de grasbermen. De [straatnaam] is een rechte weg, zonder uitzicht belemmerende obstakels ter plaatse. De toegestane maximumsnelheid is daar 60 kilometer per uur voor motorvoertuigen. De verdachte komt zelf uit [woonplaats verdachte] en heeft daar het grootste deel van zijn leven gewoond en gewerkt. Hij kent deze weg goed en rijdt daar een aantal keer per week. De verdachte heeft zijn rijbewijs al tientallen jaren. Ten tijde van het ongeval was het licht bewolkt en droog. De lage zon stond links van de verdachte.
De verdachte is vanaf de Dijckpotingen rechtsaf de [straatnaam] opgereden. Zijn vrouw zat naast hem. De verdachte heeft verklaard dat hij in het midden van de weg reed en dat er geen tegemoetkomend of achterliggend verkeer was. Ook heeft de verdachte verklaard dat er vaker voetgangers op of naast de weg liepen en dat voetgangers zonder problemen kunnen worden gepasseerd als er met een auto in het midden van de weg wordt gereden. Links op of naast de weg liepen [naam slachtoffer 1] en zijn dochtertje [naam slachtoffer 2] (hierna ook: de slachtoffers). Zij liepen in dezelfde richting als de rijrichting van de verdachte. [naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij daar al zeker een afstand van 150 meter hadden afgelegd. De verdachte heeft verklaard dat hij de slachtoffers niet heeft gezien, opeens een klap hoorde en een schim zag. De verdachte heeft de slachtoffers van de rechter-achterkant aangereden, waarna hij links de berm en sloot is ingereden. Ten gevolge van de aanrijding is [naam slachtoffer 2] overleden en heeft [naam slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De politie heeft datadragers van de auto uitgelezen en daaruit geconcludeerd dat de verdachte op het moment van aanrijding 53 kilometer per uur reed. Er kon niet worden vastgesteld dat de auto remmend de berm is ingereden. Er zijn geen technische oorzaken gevonden die van invloed zouden kunnen zijn geweest op de voertuigbewegingen van de Peugeot. De verdachte heeft direct na het ongeval een alcohol-blaastest ondergaan, die geen indicatie voor alcoholgebruik opleverde.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW?
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte schuld heeft aan dit ongeval, in de zin van artikel 6 WVW.
Hierbij gelden de volgende uitgangspunten. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake bij een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onoplettendheid en/of onachtzaamheid. Bij de beoordeling komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De enkele omstandigheid dat de verdachte de slachtoffers niet heeft gezien, leidt niet noodzakelijk tot de conclusie dat sprake is van genoemde mate van schuld.
In zijn algemeenheid valt ook niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van de voornoemde bepaling. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Uitgaande van deze beoordelingsmaatstaven en de feiten in dit geval oordeelt de rechtbank als volgt.
De verdachte had de slachtoffers redelijkerwijs kunnen en – als bestuurder van een auto – moeten zien. De [straatnaam] is immers een rechte weg, er waren geen uitzicht belemmerende obstakels en de weersomstandigheden waren niet dusdanig dat deze het zicht van de verdachte beperkten. De slachtoffers moeten dus duidelijk en ook reeds enige tijd voor de aanrijding zichtbaar zijn geweest voor een oplettende bestuurder.
Daarbij komt dat de verdachte de [straatnaam] kende, hij daar regelmatig reed, hij wist dat er op of naast die weg vaker mensen liepen en hij er van op de hoogte was dat daar geen trottoir of fietspad was. De verdachte had daarom, als automobilist, extra bedacht moeten zijn op de (mogelijke) aanwezigheid van kwetsbare verkeersdeelnemers op of direct naast de rijbaan. Dit geldt nog sterker omdat het om één rijbaan voor verkeer in twee rijrichtingen gaat, zonder belijning.
Desondanks moet worden vastgesteld dat de verdachte de slachtoffers niet tijdig heeft opgemerkt, en dientengevolge zijn snelheid en afstand daar niet op heeft aangepast.
Naar eigen zeggen heeft de verdachte in het midden van de weg gereden en vast staat dat de verdachte in de sloot links van de weg terecht is gekomen. Hieruit blijkt dat met de auto een beweging naar links is gemaakt, waarbij de slachtoffers van rechtsachter zijn aangereden. Nu die beweging – gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden – niet verklaarbaar is op grond van enige voertuig-technische of externe (weers)omstandigheid, is de rechtbank van oordeel dat aangenomen moet worden dat de verdachte een stuurbeweging naar links heeft gemaakt, die heeft geleid tot de aanrijding. Van enige (verkeers)noodzaak om die stuurbeweging te maken is overigens niet gebleken. Of die beweging geleidelijk dan wel meer abrupt is geweest, is in dit verband niet van wezenlijk belang. Ook indien de auto geleidelijk een positie links van het midden van de weg heeft gekregen, is sprake van een stuurbeweging naar links en in elk geval (ook) van het onvoldoende rechts houden op de weg.
Naar het oordeel van de rechtbank is het ongeval in redelijkheid toe te rekenen aan de combinatie van deze verwijtbare gedragingen.
Het verweer van de verdediging dat niet bewezen kan worden dat de verdachte een stuurbeweging naar links heeft gemaakt door een ruk aan het stuur te geven, hoeft niet besproken te worden, omdat het geven van een ruk aan het stuur niet ten laste is gelegd.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het handelen van de verdachte moet worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedrag, als gevolg waarvan het ongeval zich heeft voorgedaan. De verdachte heeft dus schuld aan dit ongeval, in de zin van artikel 6 WVW.
Door het ongeval is een slachtoffer overleden en heeft een ander slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Verontschuldigbare onmacht?
De raadsvrouw van de verdachte heeft voorafgaand aan de zitting medische gegevens over de verdachte verstrekt en op de zitting betoogd dat de verdachte een beroep op verontschuldigbare onmacht (of afwezigheid van alle schuld) toekomt. De verdachte heeft immers verklaard dat hij de slachtoffers niet heeft gezien en dit is niet anders verklaarbaar dan uit een tijdelijke bewustzijnsdaling dan wel bewustzijnsverlies.
De rechtbank oordeelt als volgt over dit verweer. Uit de beschikbare medische gegevens blijkt dat de verdachte direct na het ongeval medisch is onderzocht en dat geen bijzonderheden zijn gevonden, op een kleine hartafwijking na. Ook het CBR concludeert in een later onderzoek dat er geen aanwijsbare medische redenen zijn voor het ongeval. Voorts is de verdachte – na een rijgeschiktheidsonderzoek – geschikt verklaard om een nieuw rijbewijs aan te vragen, zij het met een (hier niet van belang zijnde) beperking. Er is ook geen sprake van medicijngebruik dat van invloed kan zijn geweest.
Mede gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat voorafgaand aan het ongeval sprake zou zijn geweest van een tijdelijke bewustzijnsdaling dan wel bewustzijnsverlies, of enige andere medische of psychische oorzaak die het handelen van de verdachte zou kunnen verklaren. De resultaten uit de medische onderzoeken spreken dit tegen en het feit dat de verdachte zich naar zijn zeggen niet kan herinneren waarom hij naar links heeft gestuurd, of waarom hij de slachtoffers niet heeft gezien, doet daar niets aan af. Ook uit de omstandigheid dat de verdachte niet heeft geremd, of uit de gedachte dat een stuurbeweging naar links zeer onlogisch zou zijn, kan – anders dan bepleit – niet worden afgeleid dat aannemelijk is dat sprake was van onmacht. Dit kunnen evengoed zelfstandig te verwijten omstandigheden zijn.
Dit betekent dat de verwijtbaarheid van het handelen van de verdachte niet wordt weggenomen door verontschuldigbare onmacht (dan wel van afwezigheid van alle schuld).
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 29 januari 2017 te [plaats delict] , gemeente [naam gemeente] , als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk,
onvoorzichtig en onoplettend te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straatnaam] ,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat aan de (uiterst) linkerzijde van die [straatnaam] twee voetgangers liepen althans zich aldaar bevonden, en
-onvoldoende rechts heeft gehouden en
-onvoldoende afstand heeft gehouden tot die voetgangers en
-zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en
-zonder noodzaak een stuurbeweging naar links heeft gemaakt en in de linker berm is gestuurd en
- in botsing of aanrijding is gekomen met die voetgangers,
waardoor
-één van die voetgangers, genaamd [naam slachtoffer 2] , werd gedood en
-één van die voetgangers, genaamd [naam slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel (te weten een botbreuk van de schedel met een bloeding binnen de schedel, bloed tussen de hersenvliezen, jukbeenbreuk, botbreuk ter plaatse van de kaakholte en het neustussenschot en een longkneuzing) werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Uit het voorgaande volgt al dat geen sprake is van afwezigheid van alle schuld.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft op 29 januari 2017 aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden, ten gevolge waarvan een ongeval heeft plaatsgevonden. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij de slachtoffers niet heeft gezien, terwijl hij hen wel had moeten en kunnen zien. Bovendien heeft de verdachte, zonder dat daartoe een (verkeers)noodzaak bestond, een stuurbeweging naar links gemaakt waarbij hij de beide voetgangers, die aan de linkerzijde van de weg liepen, heeft aangereden. Door die aanrijding is [naam slachtoffer 1] zwaargewond geraakt en is [naam slachtoffer 2] overleden.
Het intense leed dat door het ongeval is aangericht aan alle betrokkenen aan de kant van de slachtoffers, in het bijzonder aan de ouders van [naam slachtoffer 2] , is onherstelbaar. Hun ontzetting en verdriet kwam uit de verklaring die namens hen op de zitting is voorgelezen, duidelijk naar voren. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met deze verdrietige, ingrijpende en onomkeerbare gevolgen. Echter, geen enkele straf kan deze gevolgen wegnemen.
De rechtbank houdt ook rekening met de omstandigheid dat de verdachte op de zitting zijn spijt heeft uitgesproken en heeft laten merken dat hij en zijn echtgenote zich dit ongeval zeer aantrekken. Hij realiseert zich dat het leed voor de familie [naam] onvoorstelbaar intens moet zijn. Hij neemt, ondanks dat hij niet kan begrijpen hoe het ongeval heeft kunnen plaatsvinden, verantwoordelijkheid voor wat er is gebeurd. De verdachte wilde in contact komen met het slachtoffer en de nabestaanden, maar op advies van Slachtofferhulp heeft hij hiervan afgezien.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
1 november 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ter zitting naar voren hebben gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten nemen in geval van het veroorzaken van een verkeersongeval door een aanmerkelijke verkeersfout met de dood als gevolg, tot uitgangspunt een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen gedurende 12 maanden. In geval van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, geldt als uitgangspunt een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen gedurende 6 maanden.
Tegen de achtergrond van deze oriëntatiepunten is de rechtbank het met de officier van justitie eens dat de maximale taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen gedurende 18 maanden, de ernst van het bewezen verklaarde feit tot uitdrukking brengt. De rechtbank ziet, anders dan door de verdediging bepleit, geen redenen om de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen te matigen dan wel (deels) voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
18 (achttien) maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. R. Brand en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Lobs-Tanzarella en A.M. in ’t Veld, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 januari 2017 te [plaats delict] , gemeente [naam gemeente] , als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke
verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg. de [straatnaam] ,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat aan de (uiterst) linkerzijde van die [straatnaam] twee voetgangers liepen althans zich aldaar bevonden, en/of
-onvoldoende rechts heeft gehouden en/of
-onvoldoende afstand heeft gehouden tot die voetgangers en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en/of
-zonder noodzaak een stuurbeweging naar links heeft gemaakt en/of in de linker berm is gestuurd en/of
-(tijdens die uitwijkmanoeuvre naar links) in botsing of aanrijding is gekomen met die voetgangers,
waardoor
-één van die voetgangers, genaamd [naam slachtoffer 2] , werd gedood en
-één van die voetgangers, genaamd [naam slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel (te weten een botbreuk van de schedel met een bloeding binnen de schedel, bloed tussen de hersenvliezen, jukbeenbreuk, botbreuk ter plaatse van de kaakholte en het neustussenschot en een longkneuzing) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 januari 2017 te [plaats delict] , gemeente [naam gemeente] , als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straatnaam] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat aan de (uiterst) linkerzijde van die [straatnaam] twee voetgangers liepen althans zich aldaar bevonden, en/of -onvoldoende rechts heeft gehouden en/of
-onvoldoende afstand heeft gehouden tot die voetgangers en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en/of -zonder noodzaak een stuurbeweging naar links heeft gemaakt en/of in de linkerberm is gestuurd en/of
-(tijdens die uitwijkmanoeuvre naar links) in botsing of aanrijding is gekomen met die voetgangers.