ECLI:NL:RBROT:2018:10376

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
10/168559-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen op de openbare weg

Op 30 november 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 23 augustus 2018 te Rotterdam een doorgeladen vuurwapen, een Glock model 26, kaliber 9 x 19, voorhanden had. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had geen vaste woonplaats. De officier van justitie, mr. E.J.V. Pols, eiste een gevangenisstraf van 6 maanden, wat de rechtbank uiteindelijk ook oplegde. De rechtbank oordeelde dat het feit bewezen was, aangezien de verdachte het wapen had bekend en er geen vrijspraak was bepleit. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, vooral gezien de impact op de openbare orde en de veiligheid van omstanders. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat ook in de overwegingen werd meegenomen. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. van der Hoeff, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/168559-18
Datum uitspraak: 30 november 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
verblijvende op het adres: [verblijfadres verdachte] te [verblijfplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. M.C. Levy, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 november 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.J.V. Pols heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Het feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op 23 augustus 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van
artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, model 26, kaliber 9 x 19 (9mm) en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4, bij voornoemd vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 9 x 19 (9mm), voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op de openbare weg een doorgeladen vuurwapen voorhanden gehad. Hierdoor heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op de openbare orde in het algemeen en op het gevoel van veiligheid van de aanwezige toeschouwers in het bijzonder. Vuurwapens worden steeds meer gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vuurwapens kunnen (ook bij het enkel voorhanden hebben daarvan) tot zeer gevaarlijke situaties leiden. Het bezit van een wapen blijkt bovendien vaak te leiden tot het gebruik daarvan. De rechtbank vindt het in dit verband bijzonder zorgelijk dat de verdachte het vuurwapen in zijn bezit had terwijl hij zich in een ruzie-achtige situatie bevond.
Om de bovengenoemde redenen legt de rechtbank voor het bezit van een doorgeladen wapen op de openbare weg stevige gevangenisstraffen op.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 november 2018, waaruit blijkt dat de hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit is het opleggen van een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de verdachte heeft verklaard dat hij het wapen kort voordat hij daarmee werd aangetroffen van een minderjarige jongen heeft afgepakt en het wapen gedurende zeer korte tijd voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht deze verklaring van de verdachte onaannemelijk. De verdachte komt pas ter terechtzitting met deze verklaring en hij heeft geen duidelijkheid gegeven over de persoon van wie hij het wapen zou hebben afgepakt. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en C.A. van Beuningen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 augustus 2018 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º
van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van
artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van
het merk Glock, model 26, kaliber 9 x 19 (9mm)
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2
categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4, bij
voornoemd vuurwapen behorende, kogelpatronen van het
kaliber 9 x 19 (9mm),
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )