ECLI:NL:RBROT:2018:10373

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
10-154574-18 / TUL: 10/661105-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ISD en afwijzing vordering TUL voorwaardelijke straf

Op 29 november 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 augustus 2018 in Rotterdam verschillende strafbare feiten heeft gepleegd, waaronder mishandeling, diefstal en bedreiging. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, heeft zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van een beveiligingsmedewerker, het stelen van goederen uit een winkel en het bedreigen van een slachtoffer. De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf af te wijzen en een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en klinische opname. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte al meerdere keren is veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten en dat eerdere maatregelen niet hebben geleid tot gedragsverandering. De rechtbank heeft de ISD-maatregel voorwaardelijk opgelegd, met de mogelijkheid van een onvoorwaardelijke uitvoering bij nieuwe delicten. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de ISD-maatregel als effectievere maatregel wordt gezien. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2
Parketnummer: 10-154574-18
Parketnummer van de vordering TUL: 10/661105-17
Datum uitspraak: 29 november 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te Nootdorp.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding onder parketnummer 10-154574-18. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.M. Casteleijns heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten;
  • voorwaardelijke oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD), met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden als genoemd in het reclasseringsrapport van 29 oktober 2018;
afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/661105-17.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend en de verdediging heeft ter zake van de feiten geen vrijspraak bepleit. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
1, 2 en 3 ten laste gelegdeop die wijze heeft begaan dat:
1 .
hij op 3 augustus 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem
- bij de arm te pakken en in de arm te knijpen en te krabben en
- tegen het lichaam te duwen en te trekken ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer]
tegen een kast aan kwam;
2 .
hij op 3 augustus 2018 te Rotterdam 4 doosjes crème (Biodermal) en 6 flessen shampoo (Garnier) en 2 flessen bodylotion (Garnier) en 6 pakken vochtige doekjes,
dieaan een ander toebehoorde
n, te weten aan [naam winkel] locatie [adres delict] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 3 augustus 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen " "maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De kennelijke verschrijvingen in de tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren telkens op:

1.1. mishandeling

2. diefstal

3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft goederen weggenomen uit een winkel. Toen hem daarna in een andere winkel werd gevraagd mee te werken aan een controle van de tas waarin die gestolen goederen zaten, schroomde hij niet om de beveiliger daar te bedreigen en te mishandelen. Door de mishandeling heeft de beveiliger letsel aan zijn arm opgelopen.
Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat naast schade vaak veel overlast veroorzaakt voor het gedupeerde bedrijf. Geweld tegen winkelmedewerkers, waaronder beveiligers, die tegen dergelijke feiten optreden, maken het feit veel ernstiger. Die medewerkers kunnen als gevolg daarvan zowel persoonlijk als beroepsmatig geruime periode last ondervinden van de gevolgen van dat geweld. De verdachte heeft er blijk van gegeven zich daarvan niets aan te trekken.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
29 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte al vele malen is veroordeeld, waaronder ook voor vele gewelds- en vermogensdelicten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater V.F.M. Buijs aangesloten bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) heeft op 21 augustus 2018 in het kader van een ISD-trajectconsult gerapporteerd. In dit rapport is onder meer vermeld dat de verdachte in het verleden is gediagnostiseerd met afhankelijkheid van alcohol, cocaïne, heroïne en cannabis, alsmede met een uitgestelde diagnose op het gebied van persoonlijkheid, waarbij er antisociale trekken werden beschreven. Het huidige beeld sluit daarbij aan. Er is nog steeds sprake van afhankelijkheid van alcohol. Hoewel de verdachte ontkent regelmatig andere middelen te gebruiken, kan dit niet geheel worden uitgesloten. Omdat er diagnostisch gezien geen uitspraken gedaan kunnen worden over de persoonlijkheidsstructuur en eventuele persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte, wordt aanbevolen om alsnog een dergelijk onderzoek te verrichten bij de verdachte. Daarbij is het echter noodzakelijk dat hij abstinent is van middelen. In die situatie kan ook onderzoek worden gedaan naar het kortetermijngeheugen van de verdachte, nu hij heeft aangegeven hiervan klachten te ondervinden.
Reclassering Nederland, GGZ Antes Advies, heeft op 29 oktober 2018 een rapport over de verdachte opgemaakt.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft een hardnekkige verslaving ontwikkeld en deze problematiek heeft geleid tot veelvuldige delicten en maatschappelijke teloorgang. Er zijn problemen op diverse leefgebieden. Zo heeft hij financiële problemen en beschikt hij al langere tijd niet over een structurele dagbesteding. Zijn sociaal netwerk is zeer beperkt en hij lijkt een geïsoleerd leven te leiden.
De verdachte heeft een uitgebreide geschiedenis van hulpverleningstrajecten. Eerdere begeleidings- en behandeltrajecten hebben evenwel tot op heden niet geleid tot het inperken van het recidiverisico. De verdachte is moeilijk begeleidbaar, enerzijds omdat hij zich niet aan de voorwaarden houdt en anderszins omdat hij zijn problemen externaliseert. Kenmerkend voor zijn gedrag is dat hij aangeeft hulp nodig te hebben en hieraan mee te zullen werken, maar dat hij het laat afweten als er stappen moeten worden ondernomen. Ook heeft de verdachte behandelingen, ook recent nog, voortijdig afgebroken.
Ondanks zijn externaliserende gedrag en houding is er bij de verdachte duidelijk sprake van een noodzakelijke zorgbehoefte. Hij heeft zich bereid getoond om in behandeling te gaan bij een forensisch psychiatrische polikliniek (De Waag) voor traumaklachten.
Gelet op het uitgebreide justitieel verleden van de verdachte in combinatie met de aanwezige risicofactoren, is de kans op recidive hoog. Een ambulant hulpverleningskader wordt niet toereikend geacht om het patroon van delictgedrag te doorbreken en het hoge recidiverisico te verminderen. Mede gelet op de aanbevelingen door het NIFP wordt een klinische opname wenselijk geacht om daarna een gedegen behandeling aan te kunnen bieden.
De reclassering adviseert om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering,
  • klinische opname in een zorginstelling (start met overbruggingszorg),
  • gedragsinterventie middelengebruik,
  • ambulante behandelverplichting met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname,
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende
conclusies.
De verdachte is al vele malen eerder veroordeeld voor vermogens- en geweldsmisdrijven. Zijn uitgebreide justitiële verleden heeft geleid tot de status van stelselmatig dader.
De tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen en maatregelen hebben er niet toe geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is geëindigd.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten van artikel 38m, eerste lid, Wetboek van Strafrecht is voldaan. Immers, de verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en de feiten begaan zijn na tenuitvoerlegging van deze straffen.
Gelet op de justitiële documentatie en de relatie tussen het middelengebruik van de verdachte en het plegen van delicten, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan, waardoor de veiligheid van personen en goederen in het geding komt. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn leven een positieve draai wil geven. De rechtbank zal, mede gelet op het advies van de deskundigen, de ISD-maatregel voorwaardelijk opleggen. De verdachte heeft ter terechtzitting verder verklaard dat hij bereid is zich aan de door de reclassering geformuleerde voorwaarden, inclusief een klinische opname, te houden.
De rechtbank acht op basis van het voorgaande behandeling en begeleiding van de verdachte wenselijk en noodzakelijk. Zij stelt voorts vast dat thans de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel de enige overgebleven mogelijkheid is om de verdachte een passend behandelingskader voor zijn problematiek te bieden om ervoor te zorgen dat hij zich voor langere tijd aan de bijzondere voorwaarden zal houden en zich niet opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten. Binnen dit kader kan ook nader diagnostisch onderzoek plaatsvinden naar eventuele persoonlijkheidsproblematiek en overige psychische problematiek bij de verdachte, hetgeen tot op heden niet is gebeurd.
Eerder opgelegde begeleiding/behandeling van verdachte heeft immers telkens niet tot het gewenste resultaat geleid. Bovendien heeft de verdachte, terwijl hij in een schorsing liep, zich opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Indien de verdachte echter opnieuw een strafbaar feit pleegt, dan zal het opleggen door de rechtbank van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel hoogstwaarschijnlijk onvermijdelijk zijn. Het is nu aan de verdachte om zijn leven een andere wending te geven zonder verdere delicten.
Alles afwegend wordt na te noemen maatregel passend en geboden geacht.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 13 april 2017 is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 mei 2017.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, gelet op haar eis tot voorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezenverklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Gelet op de in de hoofdzaak voorwaardelijk op te leggen ISD-maatregel wordt die last nu niet gegeven. De rechtbank wijst de vordering af.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 38p, 57, 285, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich voor behandeling, laten opnemen in een door de IFZ/DIZ te bepalen zorginstelling, zolang als de reclassering in overleg met die instelling noodzakelijk vindt, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, waaronder het eventueel innemen van medicijnen. Voor zover de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de veroordeelde zal zich, tot die plaatsing mogelijk is, ter overbrugging laten opnemen door een door de DIZ te bepalen zorginstelling;
3. de veroordeelde zal actief deelnemen aan een door de reclassering te bepalen gedragsinterventie “Leefstijltraining” of een andere gedragsinterventie gericht op verslaving en middelengebruik en houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
4. de veroordeelde zal zich, aansluitend op de klinische opname, zo nodig onder ambulante behandeling stellen van Antes of een soortgelijke instelling van ambulante (forensische) zorg, zolang als de reclassering in overleg met die instelling noodzakelijk vindt, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
de veroordeelde zal zich, indien geïndiceerd, klinisch laten opnemen in een zorginstelling voor een periode van maximaal zeven weken, of zoveel korter als de reclassering nodig acht;
5. de veroordeelde zal actief meewerken aan plaatsing in een instelling voor begeleid, dan wel beschermd wonen/maatschappelijke opvang, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat in overleg met de reclassering door de instelling is opgesteld;
draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van
30 november 2018;
wijst afde gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 13 april 2017 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. J. Fransen en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 3 augustus 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem
- bij de arm te pakken en/of in de arm te knijpen en/of te krabben en/of
- tegen het lichaam te duwen en/of te trekken ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer]
tegen een kast aan kwam;
2.
hij op of omstreeks 3 augustus 2018 te Rotterdam 4 doosjes/potjes crème (Biodermal) en/of 6 flessen shampoo (Garnier) en/of 2 flessen bodylotion (Garnier) en/of 6 pakken vochtige doekjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam winkel] (locatie [adres delict] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 3 augustus 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Wacht maar, ik ga jullie allemaal een voor een pakken" en/of vervolgens te wijzen naar die [naam slachtoffer] en de woorden toe te voegen "Wacht jij maar. Jou ga ik echt pakken" en/of "maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.