ECLI:NL:RBROT:2018:10320

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
6751308
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgend werkgeverschap en transitievergoeding in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster, vertegenwoordigd door mw. F. Slinkert, en de besloten vennootschap Sensor Bedrijfsdiensten B.V., vertegenwoordigd door mr. R.D. Ouwerling. De zaak betreft de vraag of er sprake is van opvolgend werkgeverschap en de toewijsbaarheid van een transitievergoeding, een vergoeding voor onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, en een billijke vergoeding. De verzoekster heeft gesteld dat zij bij Cleaning Partners International en Cleaning Partners Nederland dezelfde werkzaamheden heeft verricht en dat de wijziging van werkgever slechts een administratieve verandering was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster het bewijs heeft geleverd dat er sprake was van opvolgend werkgeverschap, en heeft de transitievergoeding van € 14.395,06 toegewezen. Daarnaast is een vergoeding van € 7.719,48 voor onregelmatige opzegging toegewezen, evenals een billijke vergoeding van € 15.000,00. De kantonrechter heeft ook rente toegewezen over de toe te wijzen bedragen, met inachtneming van de wettelijke bepalingen. De zaak is verder gecompliceerd door een eisvermeerdering van de verzoekster met betrekking tot een nabetaling van salaris, die door de verweerster is erkend, maar nog niet definitief is afgehandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6751308 VZ VERZ 18-6081
uitspraak: 2 november 2018
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[Naam verzoekster],
wonende te Delft,
verzoekster,
gemachtigde: mw. F. Slinkert (DAS) te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Sensor Bedrijfsdiensten B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. R.D. Ouwerling te Rotterdam,
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [verzoekster] ’ en ‘Sensor’.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • De beschikking d.d. 27 juli 2018 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • De akte naar aanleiding van tussenvonnis en akte vermeerdering van eis van [verzoekster] ;
  • De antwoordakte naar aanleiding van tussenvonnis en vermeerdering van eis van Sensor met producties.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van de beschikking bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 27 juli 2018 is [verzoekster] in de gelegenheid gesteld met alle middelen rechtens te bewijzen dat
  • zij bij Cleaning Partners International en Cleaning Partners Nederland dezelfde werkzaamheden uitvoerde (het schoonmaken van de panden van thans Merin en daarvoor Uni-Invest) en de wijziging van werkgevers slechts een administratieve verandering is geweest;
  • Zij tot op heden zonder succes heeft gesolliciteerd;
  • Sensor zich ten aanzien van de proeftijd, de bedrijfsbus, de telefoon en het salaris, het ophalen van een collega en zich in het ontslaggesprek niet op correcte wijze naar [verzoekster] heeft opgesteld.
2.2.
[verzoekster] heeft vervolgens een akte met producties genomen waarna [verzoekster] desgevraagd heeft laten weten niet over te willen gaan tot het doen horen van getuigen. Beoordeeld dient dan ook te worden of met wat in deze akte is gesteld het vereiste bewijs geleverd is. Het volgende wordt daarover overwogen.
Transitievergoeding
2.3.
Om het bewijs te leveren van de stelling dat [verzoekster] bij Cleaning Partners International en Cleaning Partners Nederland dezelfde werkzaamheden uitvoerde (het schoonmaken van de panden van thans Merin en daarvoor Uni-Invest) en de wijziging van werkgevers slechts een administratieve verandering is geweest, heeft [verzoekster] een e-mail van Cleaning Partners International overgelegd. Hierin wordt verklaard dat [verzoekster] exact dezelfde werkzaamheden bij dezelfde gebouwen van Uni-Invest deed en dat door een werkverdeling Cleaning Partners Nederland de werkzaamheden voor Uni-Invest heeft voortgezet en daarom [verzoekster] intern van werkgever is veranderd. Daarnaast is er een verklaring van Cleaning Partners Nederland waarin wordt bevestigd dat de overgang van [verzoekster] van Cleaning Partners International naar Cleaning Partners Nederland een administratieve wijziging is geweest, er aan haar werkzaamheden niks veranderde en de afspraken met Cleaning Partners International door Cleaning Partners Nederland voor de volle 100% werden overgenomen.
2.4.
Sensor heeft de juistheid van deze verklaringen niet betwist, zodat daarvan kan worden uitgegaan. De kantonrechter is van oordeel dat daarmee is bewezen dat er voor [verzoekster] niets veranderde aan haar werkzaamheden na deze administratieve wijziging en dat er sprake is geweest van opvolgend werkgeverschap. Hieraan kan het door Sensor gestelde geen afbreuk aan doen omdat [verzoekster] niet heeft hoeven bewijzen dat zij al die jaren precies dezelfde werkzaamheden in precies dezelfde gebouwen heeft uitgevoerd met precies dezelfde functieomschrijving. Het gaat om het moment waarop de arbeidsovereenkomst van Cleaning Partners International door Cleaning Partners Nederland werd overgenomen en of er op dat moment wijzigingen waren. Zowel Cleaning Partners International als Cleaning Partners Nederland verklaren dat van wijzigingen, met uitzondering van de naam van de werkgever, geen sprake was.
2.5.
Nu [verzoekster] het vereiste bewijs op dit punt heeft geleverd, zal ook de duur van het dienstverband bij Cleaning Partners International in aanmerking worden genomen bij de berekening van de transitievergoeding. Dit betekent dat moet worden uitgegaan van een dienstverband van 4 december 2000 tot en met 26 januari 2018.
[verzoekster] heeft gesteld dat deze transitievergoeding € 14.395,06 bruto bedraagt. De hoogte hiervan is door Sensor niet betwist, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
Vergoeding onregelmatige opzegging
2.6.
Op grond van artikel 7:672 lid 10 heeft te gelden dat een partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, een vergoeding verschuldigd is van een bedrag gelijk aan het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
[verzoekster] heeft gesteld dat nu het dienstverband meer dan 15 jaar heeft geduurd, de opzegtermijn op grond van de CAO vier maanden bedraagt, zodat eerst per 1 juni 2018 opgezegd had kunnen worden en [verzoekster] recht heeft op een vergoeding van € 7.719,48 bruto.
2.7.
Sensor heeft voor het geval het dienstverband langer was dan 15 jaar niet betwist dat de opzegtermijn vier maanden was een daarbij een vergoeding van € 7.719,48 hoort, zodat daarvan moet worden uitgegaan. Voor een matiging van dit bedrag is gelet op artikel 7:672 lid 11 BW geen ruimte. Het bedrag van € 7.719,48 zal dus worden toegewezen.
Billijke vergoeding
2.8.
Ten aanzien van het vaststellen van de hoogte van de billijke vergoeding wordt allereerst verwezen naar wat in de tussen beschikking van 27 juli 2018 onder 2.16 tot en met 2.21 is overwogen. In dat kader is [verzoekster] in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat zij tot op heden zonder succes heeft gesolliciteerd en dat Sensor zich ten aanzien van de proeftijd, de bedrijfsbus, de telefoon en het salaris, het ophalen van een collega en zich in het ontslaggesprek niet op correcte wijze naar [verzoekster] heeft opgesteld.
Teneinde het vereiste bewijs te leveren heeft [verzoekster] een akte genomen en heeft zij desgevraagd via haar gemachtigde laten weten dat zij niet tot het horen van getuigen wenst over te gaan.
2.9.
Uit de akte is gebleken dat het [verzoekster] is gelukt ander werk te vinden, maar wel tegen een minder hoog salaris, minder uren en tegen minder gunstige arbeidsvoorwaarden. Sensor heeft daarop gesteld dat er geen schade is van [verzoekster] die in het kader van een billijke vergoeding kan worden meegenomen. [verzoekster] heeft niet aangetoond veelvuldig te hebben gesolliciteerd en heeft ook geen gebruik gemaakt van het werk aanbod dat Sensor en ook Cleaning Partners Nederland heeft gedaan.
Ten aanzien hiervan overweegt de kantonrechter dat nu [verzoekster] inmiddels ander werk heeft gevonden daarmee rekening zal worden gehouden bij het vaststellen bij de hoogte van de billijke vergoeding nu zij daarmee in een betere financiële positie is komen te verkeren dan in het geval zij nog geheel werkloos zou zijn en het daarmee ook aannemelijk is dat zij ook in de toekomst nog inkomen kan verwerven. Voor het aannemen van in het geheel geen enkel financieel nadeel, dan wel dat dit nadeel voor eigen rekening van [verzoekster] dient te komen, zoals Sensor voorstaat, ziet de kantonrechter echter geen aanleiding. Nog afgezien van het feit dat door [verzoekster] is betwist dat dergelijke aanbiedingen aan haar zijn gedaan, is gesteld noch gebleken dat er door Sensor en/of Cleaning Partners Nederland aanbiedingen zijn gedaan die qua salaris, arbeidsduur en arbeidsvoorwaarden hetzelfde waren als bij Sensor, zodat in ieder geval een terugval in inkomsten en onzekerheid daarover door het ontslag is veroorzaakt. Van enig financieel nadeel, ook voor toekomst, zal dan ook moeten worden uitgegaan.
2.10.
Ten aanzien van het bewijs dat Sensor zich ten aanzien van de proeftijd, de bedrijfsbus, de telefoon en het salaris, het ophalen van een collega en zich in het ontslaggesprek niet op correcte wijze naar [verzoekster] heeft opgesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het bewijs niet is geleverd. [verzoekster] heeft slechts haar stellingen, die reeds door Sensor waren betwist, herhaald en dit is wederom betwist. Hieruit kan het bewijs dan ook niet volgen en met deze omstandigheden kan dan ook geen rekening worden gehouden.
2.11.
Met het vaststellen van de hoogte van de billijke vergoeding wordt dan ook rekening gehouden met de volgende omstandigheden. Het feit dat Sensor de arbeidsovereenkomst na een lang dienstverband in strijd met de wettelijke voorschriften per direct beëindigd heeft waardoor [verzoekster] per direct zonder werk en zonder inkomsten kwam te zitten en dit een grote impact op [verzoekster] heeft gehad, wat aan Sensor toe te rekenen valt. [verzoekster] er financieel en qua arbeidsvoorwaarden enigszins op achteruit is gegaan en zij er op dit vlak waarschijnlijk ook in de toekomst nog op achteruit zal gaan. Het beëindigen van de arbeidsovereenkomst op een rechtmatige wijze niet op een dergelijk korte termijn had kunnen geschieden. Gelet op de lange voorgeschiedenis van [verzoekster] bij de opdrachtgever Uni-Invest/Merin, die zich tevreden over haar had getoond en had gevraagd of zij kon blijven, had Sensor bij ontevredenheid over het functioneren van [verzoekster] dit namelijk met haar dienen te bespreken en haar de kans moeten geven haar functioneren aan de verwachtingen van Sensor aan te passen, waarna, indien dat niet tot het gewenste resultaat had geleid, pas een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst had kunnen worden gedaan. Hier was vanaf het moment dat Sensor haar ontevredenheid kenbaar maakte op 26 januari 2018 nog zeker een flink aantal maanden overheen gegaan. Daar staat tegenover dat ook rekening wordt gehouden met het feit dat Sensor reeds een transitievergoeding verschuldigd is over een lang dienstverband en Sensor vergoeding over een lange opzegtermijn verschuldigd is in verband met de onregelmatige opzegging. Al deze omstandigheden bij elkaar genomen brengt de kantonrechter tot het oordeel dat een billijke vergoeding van € 15.000,00 bruto op zijn plaats is.
rente
2.12.
[verzoekster] heeft over de toe te wijzen bedragen van € 15.000,00 aan billijke vergoeding, € 14.395,06 aan transitievergoeding en € 7.719,48 aan vergoeding in verband met de onregelmatig opzegging gevorderd rente toe te wijzen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van betaling.
Sensor heeft niet betwist rente verschuldigd te zijn, behalve dat zij heeft gesteld dat er geen wettelijke rente over het bedrag van € 7.719,48 is aangezegd zodat deze niet verschuldigd kan zijn vanaf 23 februari 2018.
2.13.
Artikel 7:686a BW bepaalt dat over het bedrag van de vergoeding, bedoeld in de artikelen 672, lid 10, de wettelijke rente verschuldigd, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Derhalve zal de rente worden toegewezen vanaf 26 januari 2018. Ingevolge ditzelfde artikel is over het bedrag van de transitievergoeding de wettelijke rente verschuldigd, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. De rente over de transitievergoeding zal dan ook worden toegewezen vanaf 27 februari 2018.
De rente over de billijke vergoeding is pas toewijsbaar vanaf veertien dagen na de uitspraak, omdat het hier gaat om een constitutieve beslissing en de kantonrechter een betalingstermijn van veertien dagen redelijk acht, zodat in die zin zal worden beslist.
eisvermeerdering
2.14.
[verzoekster] heeft bij haar laatste akte haar eis vermeerderd en gevorderd dat Sensor wordt veroordeeld om aan [verzoekster] een bedrag van € 291,18 bruto te betalen onder verstrekking van een deugdelijke specificatie. [verzoekster] heeft daartoe gesteld dat Sensor te weinig salaris heeft uitbetaald omdat is uitgegaan van een bruto uurloon van € 12,01 terwijl een bedrag van € 14,16 bruto per uur was overeengekomen (een verschil van € 2,15).
Het gaat volgens [verzoekster] om 114 uur aan gewerkte uren en 11,4 vakantie uren, dus 125,4 uur x € 2,15 = € 269,61. Hierover is nog 8% vakantietoeslag verschuldigd wat het nog uit te betalen bedrag op € 291,18 brengt. [verzoekster] wenst hiervan ook een deugdelijke specificatie te ontvangen.
2.15.
Sensor heeft in haar antwoordakte erkend dat er inderdaad enkele fouten in de eindafrekening zijn geslopen, zodat zij een nieuwe eindafrekening heeft opgesteld. De herberekening heeft geleid tot, naar de kantonrechter aanneemt, een nabetaling van € 12,02. Hierbij wordt door Sensor verwezen naar de correspondentie met haar accountant.
Hierop heeft [verzoekster] nog niet kunnen reageren, zodat zij hiertoe nog in de gelegenheid wordt gesteld.
2.16.
In afwachting hiervan worden alle overige beslissingen aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
stelt [verzoekster] in de gelegenheid een akte te nemen als bedoeld onder 2.15.;
bepaalt dat bovengenoemde akte uiterlijk op
vrijdag 16 november 2018door Sensor en de kantonrechter ontvangen dient te zijn;
houdt iedere verdere beslissing aan;
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Verkerk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
680