In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarigen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.C. Tijsterman, verzocht om toestemming om met de minderjarigen te verhuizen naar de gemeente Haarlemmermeer. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.J.A. van der Burg, voerde gemotiveerd verweer tegen dit verzoek. De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een objectieve (dringende) noodzaak voor de verhuizing. De rechtbank benadrukte dat de belangen van de minderjarigen voorop staan en dat de minderjarigen geworteld zijn in Ridderkerk, waar zij naar school gaan en sociale contacten hebben. De rechtbank concludeerde dat de verhuizing niet in het belang van de minderjarigen zou zijn en wees het verzoek van de vrouw af. Tevens werd de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de man bepaald, aangezien de vrouw had aangegeven te willen verhuizen, ongeacht de uitkomst van de procedure. De rechtbank stelde ook een zorgregeling vast, waarbij de minderjarigen om de andere week bij de vrouw en de man verblijven. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.