In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De moeder, vader en pleegouders zijn betrokken bij de procedure, waarbij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) een belangrijke rol speelt. De minderjarige verblijft momenteel in een pleegzorgvoorziening en is onder toezicht gesteld tot 28 augustus 2019. De kinderrechter heeft eerder een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 27 november 2018, maar de GI heeft verzocht om verlenging van deze machtiging vanwege wachtlijstproblematiek in de jeugdhulp en de noodzaak voor een perspectiefzoekend onderzoek door het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD). Tijdens de zitting is verweer gevoerd door de moeder en vader, waarbij de moeder haar medewerking aan het KSCD-onderzoek heeft toegezegd en de vader heeft aangegeven dat hij een zelfstandige woonruimte heeft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in het huidige pleeggezin een positieve ontwikkeling doormaakt, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de mogelijkheden van de moeder om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 1 april 2019, met de nadrukkelijke verzoek aan de GI om zorg te dragen voor het KSCD-onderzoek. De behandeling van het verzoek voor het resterende deel is aangehouden.