In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en haar huurder, aangeduid als [gedaagde]. Havensteder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van [gedaagde] vanwege aanhoudende overlast. De procedure begon met een dagvaarding op 8 september 2017, gevolgd door een conclusie van antwoord van [gedaagde] en een comparitie van partijen op 25 januari 2018. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] sinds 2009 huurder is van een woning van Havensteder en dat zijn goederen onder bewind staan van de bewindvoerder, Van den Bergh en Partners Bewindvoering B.V.
De rechter heeft overwogen dat [gedaagde] zich niet als goed huurder gedraagt, zoals vereist door artikel 7:213 BW. Er zijn meerdere meldingen van overlast door omwonenden, waaronder geluidsoverlast, drugsgebruik en zelfs een gewapende overval. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de overlast ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden. De vordering van Havensteder is toegewezen, maar de kantonrechter heeft Havensteder niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tegen [gedaagde] persoonlijk, omdat de bewindvoerder de formele wederpartij is. De bewindvoerder is veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis.
De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de bewindvoerder opgelegd, terwijl Havensteder niet in de kosten van [gedaagde] werd veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de bewindvoerder onmiddellijk moet voldoen aan de veroordelingen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.