De rechtbank is van oordeel dat ACM in de aanloop naar het bestreden besluit onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de vraag of in de door eiseres genoemde gevallen sprake is van vergelijkbare gevallen en dat haar besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd. De algemene overweging in het bestreden besluit dat de feiten en omstandigheden in het geval van eiseres verschillen van de gevallen van de door eiseres genoemde bedrijven, is onvoldoende, nu hieruit niet blijkt wat de relevante verschillen dan zouden zijn.
De rechtbank stelt voorop dat ACM een toezichthoudende taak heeft. Het bestaan van klachten kan zeker een aanleiding zijn voor het doen van onderzoek naar een marktpartij, maar ACM heeft daarnaast een zelfstandige toezichthoudende taak om toe te zien op de naleving van wet- en regelgeving.
In het verweerschrift heeft ACM gewezen op het feit dat het onderzoek naar eiseres is gestart enkele jaren na de wetswijziging van 1 januari 2012. De rechtbank acht dit geen relevant feit, aangezien de wetswijzigingen van 1 januari 2012, zoals hiervoor onder 6.2 is overwogen, geen verandering heeft gebracht in de taken/verantwoordelijkheden die de netbeheerder ten aanzien van grootverbruikers had. Dat het eerdere onderzoek dateerde van vóór de wetswijziging betekent dus op dit punt niet dat het ongelijke gevallen betreft.
De rechtbank merkt op dat in de concept-bindende aanwijzingen gericht aan [netbeheerder 1] en [netbeheerder 2] expliciet is opgenomen dat het ter beschikking stellen van een gasmeter geen taak is van de netbeheerder en dat ACM voornemens was om aan deze partijen een bindende aanwijzing op te leggen die ertoe strekte dat zij zich met onmiddellijke ingang moesten onthouden van het aanbieden van gasmeters. Ter zitting is de rechtbank gebleken dat ACM vervolgens heeft afgezien van het opleggen van een bindende aanwijzing omdat de klacht over deze partijen werd ingetrokken. Ter zitting is verder komen vast te staan dat ACM in de periode na het opstellen van de concept-bindende aanwijzingen geen toezicht heeft gehouden op de partijen die destijds het onderwerp waren van het onderzoek. Door ACM is niet weersproken dat [netbeheerder 1] tot mei 2016 meetinrichtingen elektriciteit aan grootverbruikers buiten haar verzorgingsgebied ter beschikking stelde, en meetinrichtingen gas aan grootverbruikers binnen en buiten haar verzorgingsgebied.
ACM heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat zij geen (nader) onderzoek is gestart naar [netbeheerder 1] omdat er in vergelijking met eiseres minder klachten bij ACM zijn binnengekomen over de handelwijze van [netbeheerder 1] . Daaruit heeft ACM afgeleid dat [netbeheerder 1] kennelijk op minder grote schaal dan eiseres deze activiteiten verrichtte. ACM heeft er verder op gewezen dat [netbeheerder 1] in ieder geval op het moment dat ACM het onderzoek tegen eiseres aanving, deze activiteiten had overgedragen aan haar zelfstandige meetbedrijf, [naam meetbedrijf] , zodat volgens ACM om die reden geen sprake zou zijn van gelijke gevallen.
De rechtbank is van oordeel dat ACM onvoldoende overtuigend heeft gemotiveerd waarom, anders dan in het geval van [netbeheerder 1] , in het geval van eiseres niet volstaan kon worden met een minder vergaande maatregel dan het opleggen van een boete.
Uit het dossier maakt de rechtbank op dat de gedragingen die onder meer [netbeheerder 1] werden verweten in 2010, gelijksoortig zijn aan de gedragingen die eiseres thans worden verweten. Daarbij komt dat ACM niet heeft ontkend dat [netbeheerder 1] deze gedragingen tot in 2016 heeft voorgezet en dat ACM daarop niet heeft ingegrepen. Eiseres heeft verder terecht opgemerkt dat zij, net als [netbeheerder 1] , op enig moment haar activiteiten terzake het ter beschikking stellen van meters heeft overgedragen aan [naam B.V. 2] en daarmee de overtreding heeft beëindigd. Ook in dit opzicht zijn de gevallen niet zodanig anders dat dit het verschil in behandeling kan verklaren.