ECLI:NL:RBROT:2018:10116

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
10/204940-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van omgebouwd gaspistool en munitie op openbare weg

Op 30 november 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 15 oktober 2018 te Rotterdam een omgebouwd gaspistool en bijbehorende munitie in zijn auto had. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De officier van justitie, mr. L.L. van Delft, eiste een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het bezit van een vuurwapen, maar kon niet vaststellen welke munitie in het wapen was aangetroffen, waardoor dit deel van de tenlastelegging niet bewezen kon worden.

De rechtbank overwoog dat het aanwezig hebben van een vuurwapen op de openbare weg een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt en dat vuurwapens vaak worden gebruikt in criminele activiteiten. De verdachte had geen verklaring kunnen geven voor het bezit van het wapen, wat vragen opriep over zijn intenties. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. Ondanks het verzoek van de verdediging om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen, besloot de rechtbank tot een gevangenisstraf van zes maanden, omdat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn handelen.

De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de gevangenisstraf op, met de bepaling dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/204940-18
Datum uitspraak: 30 november 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 november 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L. van Delft heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 15 oktober 2018 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1
van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van
die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Ekol
Tuna, kaliber 6.35 mm
en daarbij voor dat wapen geschikte munitie
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III.
Aangezien niet nader gespecificeerd is welke munitie in het wapen van de verdachte is aangetroffen, kan dit deel van de bewezenverklaring niet gekwalificeerd worden.
Er zijn overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een omgebouwd gaspistool met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Dit vuurwapen lag in zijn auto toen hij daarmee reed op de openbare weg. Hij had dus ook dit wapen voorhanden op de openbare weg en het wapen was gereed voor gebruik. De vraag waarom hij dit wapen aanwezig had heeft de verdachte niet kunnen of willen beantwoorden. Dat roept vragen op, omdat vuurwapens met name een rol spelen bij criminele activiteiten.
Het aanwezig hebben van een vuurwapen kan gemakkelijk leiden tot gebruik ervan en vormt daarom een onaanvaardbaar risico in de maatschappij. Vuurwapengebruik leidt regelmatig tot slachtoffers, ook tot slachtoffers die onverwacht en onwillekeurig met vuurwapengeweld worden geconfronteerd. Dat betekent dat de sfeer in de maatschappij kan veranderen door de aanwezigheid van vuurwapens en dat mensen zich meer en meer onzeker en onveilig voelen door de wetenschap dat willekeurige derden een vuurwapen onder handbereik kunnen hebben.
Daarom treedt de rechtbank streng op tegen dit soort feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 november 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit en andere strafbare feiten.
De verdediging heeft verzocht om een gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het voorarrest, onder meer omdat een langere detentie zal leiden tot de ondergang van verdachtes bedrijf en uithuiszetting van zijn gezin.
De rechtbank ziet voor een dergelijke straf geen aanleiding, gelet op de ernst van het feit, de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd en het feit dat de verdachte eerder voor het bezit van een wapen is veroordeeld. Daarnaast heeft de verdachte het bezit van het vuurwapen weliswaar bekend, maar overigens geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is geëist, is daarom passend.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen van 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en C.A. van Beuningen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.A.M. Elst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 oktober 2018 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1
van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van
die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Ekol
Tuna, kaliber 6.35 mm
en/of daarbij voor dat wapen geschikte munitie
voorhanden heeft gehad.