ECLI:NL:RBROT:2018:10115

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
10/209255-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging woninginbraak door onvoldoende bewijs en onduidelijke camerabeelden

In de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot woninginbraak, heeft de rechtbank Rotterdam op 30 november 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken omdat de camerabeelden die als bewijs dienden, te onduidelijk waren om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De feiten wezen op een poging inbraak op 22 oktober 2018 in Capelle aan den IJssel, waarbij de verdachte en een medeverdachte in een Audi A3 werden aangetroffen. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een gevangenisstraf van drie maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft de camerabeelden bekeken, maar deze waren niet duidelijk genoeg om de identiteit van de mannen die op de beelden te zien waren vast te stellen. Er was geen overtuigend bewijs dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de poging tot inbraak. De rechtbank benadrukte dat, hoewel de verdachte geen aannemelijke verklaring had gegeven voor zijn aanwezigheid in de auto, dit niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte vrij.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en dat de onduidelijkheid van bewijsmateriaal kan leiden tot vrijspraak, zelfs als er andere aanwijzingen zijn die de betrokkenheid van de verdachte suggereren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/209255-18
Datum uitspraak: 30 november 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. L.M. Verkuil, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 november 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L. van Delft heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Vrijspraak

Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 22 oktober 2018 omstreeks 03:21 uur heeft er een poging inbraak plaatsgevonden bij de woning gelegen aan de [adres delict] te Capelle aan den IJssel. Er was een zwarte torx schroef in de cilinder van het deurslot gedraaid. De kop van de torx-bit was afgebroken en die was achtergebleven in de schroef. De camerabeelden zijn uitgekeken en daarop zijn twee mannen te zien, één man staat op de uitkijk en de andere man morrelt aan een slot. Even later wordt door een buurtbewoonster gezien dat er een donkere Audi, type A3, de wijk uitrijdt. Omstreeks 03:30 uur worden de verdachte en de medeverdachte aangehouden in een Audi, type A3, op de Oostzeedijk. In de auto wordt onder andere een schroevendraaier met bithouder aangetroffen.
Standpunt officier van justitie
Het feit kan wettig en overtuigend worden bewezen. De lijn tussen de verschillende bewijsmiddelen is het proces-verbaal van bevindingen waarin de kleding van de verdachten wordt beschreven. De politie heeft beschreven welke kleding de personen op de camerabeelden aan hebben en wat de verdachten droegen tijdens hun arrestatie. Deze beschrijvingen komen overeen. De verdachte had schoenen met reflecterende onderdelen aan en op de stills van de camerabeelden is te zien dat een persoon schoenen aan had met reflecterende onderdelen. Ook is het van belang dat de verdachten geen verifieerbare verklaringen hebben afgelegd terwijl dit wel van hen kon worden verlangd.
Beoordeling
De vraag is, of de verdachten degenen zijn die de poging tot woninginbraak hebben gepleegd.
Om die vraag te beantwoorden heeft de rechtbank gekeken naar de stills van de camerabeelden. Deze stills zijn niet duidelijk. De politie refereert aan reflecterende onderdelen van de schoenen van één van de mannen op de stills. Deze schoenen met reflecterende onderdelen zijn niet goed waar te nemen. Ook is niet vast te stellen of de zwarte jas met horizontale banen dezelfde jas is als de zwarte jas die de verdachte aan had op het moment dat hij werd aangehouden. Dat de verdachte op de camerabeelden is te zien, kan daarom niet worden vastgesteld. De beelden zijn ook te onduidelijk om vast te kunnen stellen of de medeverdachte daarop te zien is. Uit het technisch sporenonderzoek naar de schroevendraaier met bithouder en de aangetroffen torx bit en het DNA-onderzoek blijkt evenmin van betrokkenheid van de verdachten bij de poging woninginbraak.
De verdachten hebben inderdaad geen aannemelijke alternatieve verklaring gegeven voor hun aanwezigheid in de auto. Echter alleen als het dossier daarom ‘schreeuwt’, zal een verdachte een plausibele, min of meer verifieerbare verklaring moeten geven. In deze zaak doet die situatie zich niet voor.
Gelet op het voorgaande kan niet worden bewezen dat het de verdachten zijn geweest die de poging woninginbraak hebben gepleegd.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en C.A. van Beuningen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.A.M. Elst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel
om (ongeveer) 03:21 uur, in elk geval gedurende de voor de
nachtrust bestemde tijd
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
geld en/of goed(eren), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
weg te nemen, in/uit een woning (gelegen aan de [adres delict]
)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun
bereik te brengen door middel van door middel van braak
en/of verbreking, met één of meer van zijn mededader(s),
althans alleen, naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of
(vervolgens) een schroef in het slot van de voordeur van
voornoemde woning heeft/hebben gedraaid en/of geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid.