ECLI:NL:RBROT:2018:10093

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
10/690040-18, 10/260910-17 (ttz gev), 10/692049-18 (ttz gev)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige voor dubbele moord en andere strafbare feiten

Op 10 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de moord op twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en van andere strafbare feiten, waaronder een poging tot overval op een Domino's Pizza en diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 20 december 2017, samen met medeverdachten, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] heeft vermoord, waarbij [slachtoffer 1] als onbedoeld slachtoffer viel. De verdachte had de liquidatie voorbereid en was in het bezit van een automatisch vuurwapen, een AK-47. De rechtbank achtte het opzet op de dood van beide slachtoffers bewezen, evenals de voorbedachte raad. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan schuldheling van een gestolen auto en aan de beroving van medewerkers van Domino's Pizza. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 25 jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en zwakbegaafdheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormt en dat er geen aanleiding was om het jeugdstrafrecht toe te passen. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de nabestaanden van de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/690040-18, 10/260910-17 (ttz gev) en 10/692049-18 (ttz gev)
Datum uitspraak: 10 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[Naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Grave, Muntlaan 1 in Grave.
Raadsman mr. P.M. Iwema, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 maart 2018, 15 mei 2018, 12 juli 2018, 9 oktober 2018, 8 november 2018, 15 november 2018 en 26 november 2018.
Op 8 november 2018 en 15 november 2018 is de zaak inhoudelijk behandeld.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd. De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
- vrijspraak van het onder 5 primair en 7 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet primair, 2 impliciet primair, 3, 4, 5 subsidiair, 6 en 7 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 primair en 7 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering moord/doodslag op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat er geen sprake is geweest van moord; niet op [slachtoffer 1] en niet op [slachtoffer 2] . De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er geen opdracht en plan was om [slachtoffer 1] te vermoorden. Er was geen voorbedachte rade aanwezig, geen moment van kalm beraad en ook niet de tijd of gelegenheid daartoe. Er was namelijk sprake van een persoonsverwisseling. De kogels die [slachtoffer 1] hebben getroffen, hebben bij toeval ook [slachtoffer 2] gedood. Dat was op dat moment niet het opzet van de verdachte. Hij had [slachtoffer 2] niet herkend en meende dat [slachtoffer 2] de bestuurder was. Er was op dat moment geen moment van kalm overleg en beraad. Er was sprake van een vergissing.
De rechtbank begrijpt de verdediging aldus dat vrijspraak is bepleit voor zover het betreft de (impliciet primair) onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde moord.
4.2.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 20 december 2017 om 18:57 uur werd op de [adres delict 1] vanuit een donkere Audi A4 station een geparkeerd staande witte Seat onder vuur genomen met een automatisch vuurwapen (een AK 47).
De verdachte zat met zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op dat moment in de Audi . De verdachte heeft vanaf de achterbank van de Audi op de Seat geschoten, [medeverdachte 1] was de bestuurder van de Audi en [medeverdachte 2] de bijrijder. [slachtoffer 2] was het doelwit en [slachtoffer 1] is onbedoeld mede het slachtoffer geworden van de liquidatie.
In de dagen voorafgaand aan de liquidatie hadden de verdachte en [medeverdachte 1] van de personen die opdracht hadden gegeven tot de liquidatie informatie gekregen over het doelwit [slachtoffer 2] ; waar hij woonde (in Rotterdam Beverwaard) en in welke auto hij reed (een witte Seat met de kentekenplaat voor de ruit). Ook hadden ze van de opdrachtgevers de Audi en de AK 47 gekregen.
Er hebben ook - in wisselende samenstellingen, maar telkens in elk geval door de verdachte en [medeverdachte 1] - en door [medeverdachte 2] op 18 december 2017- observaties plaatsgevonden. Op 18 december 2017 is de Audi elf keer op de plaats delict geweest en op 19 december 2017 vijf keer. Op 20 december 2017 hebben de verdachte en [medeverdachte 1] daadwerkelijk uitvoering gegeven aan het plan om [slachtoffer 2] te vermoorden.
Op 20 december 2017 parkeerde [slachtoffer 2] omstreeks 14.15 uur de Seat op de [adres delict 1] . Vanaf 15.25 uur heeft de Audi op de [adres delict 1] afwisselend geparkeerd gestaan en heen en weer gereden. Omstreeks 18.40 uur is [medeverdachte 2] in de Audi gestapt. Om 18.47 uur parkeerde de Audi vier plaatsen achter de Seat . Op dat moment was [medeverdachte 1] de bestuurder, [medeverdachte 2] de bijrijder en zat de verdachte op de achterbank met een AK 47 tussen zijn benen. Om 18.52 uur kwam [slachtoffer 1] aanrijden en parkeerde zijn bus op de [adres delict 1] op een parkeerplaats achter de Audi ter hoogte van de pinautomaat. Om 18.55 uur heeft [slachtoffer 1] bij de pinautomaat geld gepind en [slachtoffer 2] ontmoet. Vanaf de pinautomaat liepen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] samen naar de Seat . Ze liepen daarbij om 18.56 uur langs de Audi waar de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in zaten. Op het moment dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in de Seat stapten, ging de verlichting van de Audi aan. Om 18.57 uur ging het achterraam aan de bijrijderszijde van de Audi open en stuurde [medeverdachte 1] de Audi langzaam naar de Seat . Hij stopte even naast een auto die twee parkeerplaatsen achter de Seat stond en reed weer verder in de richting van de Seat . Naast de Seat aangekomen schoot de verdachte vanaf de passagiersplaats achterin de Audi door het geopende raampje van zeer korte afstand het magazijn van de AK 47 leeg in de richting van de chauffeur van de Seat . Er zijn minimaal 25 kogels afgevuurd.
[slachtoffer 1] zat op het moment van schieten op de bestuurdersstoel van de Seat en [slachtoffer 2] zat op de bijrijdersstoel. [slachtoffer 1] is getroffen door tenminste 10 inschoten, 6 doorschoten en enkele schampschoten en [slachtoffer 2] door 7 inschoten en 12 door- of schampschoten.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn ten gevolge van opgelopen schotverwondingen overleden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten moet worden gekwalificeerd. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Opzet
Uit de feiten en omstandigheden zoals hierboven is vermeld kan het zuivere opzet op de dood van [slachtoffer 2] worden bewezen. Het was de uitdrukkelijke bedoeling van de verdachte om hem dood te schieten: de verdachte heeft met geen ander doel dan [slachtoffer 2] te doden - toen [medeverdachte 1] de Audi in positie had gebracht - het vuur geopend. Dat de verdachte richtte op [slachtoffer 1] als bestuurder in de veronderstelling dat dit [slachtoffer 2] was, doet hieraan niet af.
Voorts kan uit de feiten en omstandigheden worden afgeleid dat er tevens sprake was van bij de verdachte bestaand opzet op de dood van [slachtoffer 1] , op zijn minst in voorwaardelijke zin. De verdachte heeft gezien dat er twee personen, het doelwit [slachtoffer 2] en een ander, zijnde [slachtoffer 1] , voorbij liepen en in de auto stapten. Desondanks heeft hij vanaf zeer korte afstand, gebruikmakend van een automatisch vuurwapen, het vuur geopend. De verdachte heeft een magazijn leeggeschoten in de richting van de chauffeur van de Seat , terwijl hij vrijwel langszij stond. De verdachten moeten hebben geweten dat het leegschieten van een magazijn van een AK 47 van zeer korte afstand op de wijze zoals dat in dit geval is gedaan voor eenieder die voor in de Seat zou hebben gezeten moet hebben betekend dat zijn overlevingskansen (vrijwel) nihil waren. Anders gezegd: dergelijk handelen is onmiskenbaar gericht op de dood. Daarmee heeft de verdachte welbewust het risico genomen dat ook [slachtoffer 1] zou worden getroffen door de kogels en zou komen te overlijden. De opzet op de dood van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] kan aldus worden bewezen.
Voorbedachte raad
De vraag die vervolgens aan de rechtbank ter beoordeling voorligt is of er sprake is van moord. Voor bewezenverklaring van moord is vereist dat voorbedachte raad bewezen kan worden. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte rade’ vast komen te staan dat een verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank overweegt als volgt. De verdachte heeft samen met de medeverdachten voorbereidingen getroffen voor de liquidatie van [slachtoffer 2] . Zij hadden daartoe opdracht gekregen van (nog) onbekend gebleven opdrachtgevers, die hen daarvoor een auto en een automatisch vuurwapen ter beschikking hebben gesteld. Vanaf 18 december 2017 hebben de verdachte en zijn medeverdachten observaties uitgevoerd en naar een geschikt moment van uitvoering gezocht. Er is dus onmiskenbaar sprake van voorbedachte raad, van voldoende tijd voor kalm beraad op het besluit om [slachtoffer 2] te doden. Er is dagen de tijd geweest om over de betekenis en de gevolgen van deze voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Die gelegenheid voor kalm beraad was er ook nog op 20 december 2017 om 18.56 uur, toen de verdachte en zijn medeverdachten [slachtoffer 2] in gezelschap van een andere man - [slachtoffer 1] - langs hun auto zagen lopen en in de Seat zagen stappen. Niet is gebleken van contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. Ook ten aanzien van [slachtoffer 1] kan op grond van het voorgaande voorbedachte raad worden aangenomen. Dat hij onbedoeld slachtoffer is geworden, doet daaraan niet af, dat is een kwestie die de opzetvraag betreft. Hiervoor is al overwogen dat van opzet (in voorwaardelijke zin) kan worden gesproken.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte schuldig is aan het medeplegen van de moord op [slachtoffer 2] en het medeplegen van de moord op [slachtoffer 1] .
4.3.
Bewijswaardering schuldheling [auto 3]
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, aangezien er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat er sprake is van heling.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan schuldheling. Zij overweegt daartoe het volgende. Uit de aangifte van de eigenaar van de [auto 3] blijkt dat de auto in de nacht van 18 op 19 november 2017 is weggenomen. De auto is op 29 november 2017 met een lekke voorband aangetroffen in de omgeving van het [school] te Ridderkerk. Uit onderzoek is gebleken dat DNA-sporen van zowel de verdachte als de medeverdachte [medeverdachte 1] zijn aangetroffen op goederen die zich in de auto bevonden en die niet in eigendom toebehoorden aan de eigenaar van de auto. [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij in de auto heeft gereden. Uit een door de politie onderzocht Facebookbericht op de telefoon van de toenmalige vriendin van de verdachte leidt de rechtbank af dat de verdachte op of omstreeks 23 november 2017 samen met [medeverdachte 1] in Ridderkerk was, waar hij ging slippen met een auto bij [school] en waarbij een band is “ontploft”.
Voornoemde omstandigheden, in combinatie bezien, moeten tot de conclusie leiden dat de auto waarover in het Facebookbericht wordt gesproken de voornoemde [auto 3] betreft. Op grond van de omstandigheid dat [medeverdachte 1] als bestuurder van de auto op dat moment nog geen achttien jaar was en dus niet over een rijbewijs beschikte, het kennelijk onvoorzichtige rijgedrag (slippen) en het achterlaten van de auto met een lekke band, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was.
4.4.
Poging overval Domino’s Pizza en overval medewerkers Domino’s Pizza
4.4.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, aangezien er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte dader 1 op de camerabeelden is.
4.4.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 21 april 2017 kwam er rond 23.10 uur een man de vestiging van Domino’s Pizza aan de [adres delict 2] in Rotterdam binnen die de medewerkers met een vuurwapen bedreigde. Hij vroeg om geld. Hij duwde een vuurwapen in de rug van aangeefster [aangever 1] en is met haar naar het kantoor waar de kluis staat gegaan. Aangevers [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] moesten op de grond gaan liggen of zitten. Op dat moment kwamen er twee andere overvallers binnen. De eerste overvaller werd geslagen door (een van) de twee andere overvallers en die twee andere overvallers bedreigden de aangevers [aangever 4] en [aangever 1] met een vuurwapen. Zij zijn er met het geld uit de kluis vandoor gegaan. Vervolgens heeft de eerste overvaller gevraagd of er nog meer geld was. Hij is er uiteindelijk vandoor gegaan met twee telefoons en een tas met inhoud van de medewerkers.
De verdachte is op de camerabeelden door een aantal verbalisanten herkend als de eerste overvaller.
Verbalisant [agent 1] , die werkzaam is als operationeel expert wijkagent in het gebied IJsselmonde en in die hoedanigheid meerdere malen contact heeft gehad met de verdachte, heeft de verdachte herkend aan de hand van zijn gezicht en postuur. Verbalisant [agent 1] heeft daarbij aangegeven dat hij de verdachte niet eerder had herkend op een foto/printscreen.
Verbalisant [agent 2] , die werkzaam is als wijkagent in de wijken Tuinenhoven en Groenehagen in IJsselmonde en de verdachte in het afgelopen jaar meerdere malen heeft gezien, gesproken en aangehouden, heeft de verdachte herkend aan zijn gehele gezicht en postuur. Verbalisant [agent 3] , die de verdachte vele malen heeft verhoord in de zaak [zaaknaam] , heeft verklaard dat zij de eerste overvaller erg vindt lijken op de verdachte.
Met betrekking tot de hierboven beschreven herkenningen van verdachte door de verbalisanten [agent 1] , [agent 2] en [agent 3] overweegt de rechtbank als volgt. Deze verbalisanten hebben de verdachte niet alleen herkend, maar zij hebben ook verklaard dat en waarom zij hem goed kennen. De rechtbank kan slechts beoordelen of een dergelijke herkenning in redelijkheid heeft kunnen plaatsvinden. Voor dit oordeel heeft de rechtbank gelet op de mate van duidelijkheid en helderheid van de camerabeelden. De rechtbank heeft de camerabeelden ter zitting bekeken en op basis daarvan acht de rechtbank het mogelijk dat iemand die de eerste overvaller (goed) kent, hem van deze beelden herkent. Dit maakt dat de rechtbank waarde hecht aan de inhoud van de verklaringen van de verbalisanten [agent 1] , [agent 2] en [agent 3] . Dat verbalisant [agent 1] in een eerder stadium de verdachte niet heeft herkend aan de hand van stilstaande beelden, doet aan de waardering van zijn verklaring niet af, met name omdat de camerabeelden beter en uitgebreider zijn dan de stilstaande beelden. Dat andere verbalisanten geen zekerheid kunnen geven over de herkenning van de verdachte doet evenmin af aan de herkenning door [agent 1] en [agent 2] .
Voorts overweegt de rechtbank dat de verdachte past in het door de aangevers opgegeven signalement van de eerste dader. In het bijzonder is passend met het opgegeven signalement dat hij een gouden tand heeft aan de linkerzijde van zijn bovengebit, hetgeen ook door de rechtbank ter zitting is geconstateerd. Daarbij komt dat de verdachte op de dag voor de overval is gezien op een zelfde scooter als de scooter die bij de overval is gebruikt.
Gelet op het bovenstaande, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de eerste overvaller is geweest en heeft gepoogd de vestiging van Domino’s Pizza aan de [adres delict 2] te overvallen en dat hij de medewerkers van deze vestiging heeft beroofd.
4.4.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de beroving van de medewerkers van Domino’s Pizza en aan een poging om de vestiging van Domino’s Pizza aan de [adres delict 2] te overvallen.
4.4
Bewijswaardering feiten 3 en 4
Het ten laste gelegde zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, nu op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
4.5
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair, 2 impliciet primair, 3, 4, 5 subsidiair, 6 en 7 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 20 december 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op voornoemde [slachtoffer 2] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
2.
hij op 20 december 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op voornoemde [slachtoffer 1] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
3.
hij in de periode van
17december 2017 tot en met 23 januari 2018, te Rotterdam tezamen en in vereniging met ) anderen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen (merk: AK-47) in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, met een daarbij behorend patroonmagazijn en daarbij behorende munitie, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 30 december 2017 te Barendrecht flessen whiskey (merk: Johnny Walker) en een fles cognac (merk: Baron Otard), die een ander dan aan verdachte toebehoorde
n, te weten aan [winkel] (vestiging [adres delict 3] ), heeft weggenomen met het oogmerk om zich
die flessenwederrechtelijk toe te eigenen;
5.
Subsidiair
hij in de periode van 18 november 2017 tot en met 29 november 2017 te Ridderkerk, een goed, te weten een personenauto ( [auto 3] ), voorhanden
heeftgehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.
hij op 21 april 2017 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen mobiele telefoons en/ sigaretten en een tas (o.a. inhoudende portemonnees en
eengeldbedrag en passen/kaarten en verzorgingprodu
cten, toebehorende aan [aangever 1] of [aangever 4] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en/ bedreiging met geweld tegen genoemde [aangever 1] en [aangever 4] en [aangever 2] en [aangever 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het (meermalen)
- richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [aangever 1] en [aangever 4] en met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp), af lopen op die [aangever 1] en
- duwen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de rug van die [aangever 1] en
- duwen tegen de rug, van die [aangever 1] en
- het plaatsen van een hand in de nek van die [aangever 3] en
- zeggen tegen die [aangever 1] en/of [aangever 4] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] :
* "Dit is geen spelletje!" en
* "Maak die deur/kluis open!" en
* "Opschieten of ik schiet!" en
* "Ga op de grond liggen/zitten!" en
* "Geld!",
7.
Subsidiair
hij op 21 april 2017 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] en [aangever 4] en [aangever 2] en [aangever 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorend aan Domino's Pizza en/of [eigenaar] ,
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningweg te nemen een geldbedrag, toebehorende aan Domino's Pizza en/of [eigenaar] , en deze diefstal te doen voorafgaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] en [aangever 4] en [aangever 2] en [aangever 3] , één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden heeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte,
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [aangever 1] en [aangever 4] heeft/gericht en
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [aangever 1] is afgelopen en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de rug van die [aangever 1] heeft/geduwd en
- tegen de rug, van die [aangever 1] heeft geduwd en
- een hand in de nek van die [aangever 3] heeft geplaatst en
- tegen die [aangever 1] en/of [aangever 4] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] '' heeft gezegd
. * "Dit is geen spelletje!" en '
* "Maak die deur/kluis open!" en
• * "Opschieten of ik schiet!" en
* "Ga op de grond liggen/zitten!" en
* "Geld!"
terwijl de uitvoering van die voorgenomen misdrijven niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. impliciet primair
medeplegen van moord
2. impliciet primair
medeplegen van moord
3.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
4.
diefstal
5. subsidiair
schuldheling
6.
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
7.
poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of
poging tot afpersing.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] vermoord. Voorts heeft de verdachte het wapen dat gebruikt is bij de liquidatie samen met zijn medeverdachten voorhanden gehad.
Moord behoort tot de zwaarste categorie strafbare feiten die de wet kent. De wetgever heeft voor moord als maximumstraf een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste 30 jaar vastgesteld. Voor feiten als deze zijn binnen de rechtspraak geen landelijke oriëntatiepunten. De rechtbank heeft gekeken naar uitspraken die in ons land in soortgelijke zaken zijn gedaan. Daarbij is gebleken dat het bewezen verklaarde feit zich moeilijk laat vergelijken met soortgelijke zaken, omdat elke moord een aantal specifieke elementen in zich draagt.
Uit de aard en de ernst van alleen al de dubbele moord volgt dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft de rechtbank met het volgende rekening gehouden. De moord betreft een geplande koelbloedige liquidatie, een zogenaamde huurmoord. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de omgeving dagenlang in de gaten gehouden op zoek naar hun doelwit, om een goed moment uit te kiezen om toe te slaan. Op 20 december 2017 even voor zeven uur in de avond was het moment daar. De nietsvermoedende slachtoffers zaten nauwelijks in hun auto toen zij door de verdachte onder vuur werden genomen. De verdachte heeft het magazijn van de AK 47 volledig op hen leeggeschoten. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben voor deze moord betaald gekregen.
Hoewel het onderliggende motief van de huurmoord op [slachtoffer 2] ongewis is gebleven en verdachte geen duidelijkheid heeft verschaft over zijn beweegredenen om deel te nemen aan deze huurmoord noch over de aan hem toekomende geldelijke opbrengst, is voor de rechtbank komen vast te staan dat de verdachte het leven van [slachtoffer 2] welbewust heeft opgeofferd uit geldelijk gewin. Het is onvoorstelbaar dat hij daarbij de dood van [slachtoffer 1] op de koop toe heeft genomen. De rechtbank rekent het verdachte buitengewoon ernstig aan dat hij op deze wijze heeft gehandeld.
De verdachte heeft nog verklaard dat hij zich door de opdrachtgevers bedreigd heeft gevoeld. Voor zover de verdachte heeft willen betogen dat hij tot zijn daad is gekomen onder druk van bedreigingen door de opdrachtgevers gaat de rechtbank hieraan voorbij. Vooropgesteld moet worden dat de gestelde bedreigingen niet zijn komen vast te staan, nu de verdachte over de opdrachtgevers geen openheid heeft willen geven en zijn beweringen op dit punt dus niet nader onderzocht konden worden. Daarnaast geldt dat, zelfs als de beweringen van de verdachte juist zouden zijn, moet worden geoordeeld dat hij zelf, door in te gaan op het voorstel om mee te werken aan het liquidatieplan, zich in een afhankelijke positie ten opzichte van de opdrachtgevers heeft gebracht. Dat maakt zijn daad echter niet minder ernstig.
Door dit gewelddadige en nietsontziende handelen van de verdachte en zijn medeverdachten hebben zij de slachtoffers het leven ontnomen en de partners, de jonge kinderen, familieleden en vrienden van de slachtoffers een immens en onherstelbaar leed aangedaan dat zij voor de rest van hun leven zullen dragen. Blijkens de ter terechtzitting voorgedragen schriftelijke verklaringen van de achtergebleven partners en familieleden van de slachtoffers heeft het verlies hun leven ernstig ontwricht. Het wegvallen van de slachtoffers heeft voor een onherstelbaar gemis in het leven van de nabestaanden gezorgd. Voorts kampen zij met fysieke en psychologische problemen.
De omstandigheid dat de verdachte geen duidelijkheid heeft verschaft over de opdrachtgevers maakt het onbegrip voor de moord des te groter.
Op het moment van de moord was het druk op straat. Er liepen ouders met kinderen die net terugkwamen van een kerstdiner op school. Eén van de kogels is aangetroffen op de deurmat binnen de woning waarvoor de Seat geparkeerd stond. Het mag een wonder heten dat er niet nog meer slachtoffers zijn gevallen.
Een dergelijk ernstig delict schokt de rechtsorde zeer en veroorzaakt in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot een overval op een filiaal van Domino’s Pizza en een beroving van de medewerkers van dat filiaal. De verdachte is het filiaal van Domino’s tegen sluitingstijd binnengegaan en heeft daarbij het aanwezige personeel bedreigd met een vuurwapen en geweld tegen hen gebruikt. De overval op het filiaal is mislukt omdat de verdachte plotseling werd overlopen door twee andere overvallers. Zij hebben uiteindelijk het geld uit de kassa meegenomen, maar de verdachte heeft de telefoons en een tas met inhoud van de medewerkers meegenomen.
Personeel van fastfoodketens is vaker slachtoffer van (pogingen tot) gewapende overvallen en berovingen. Los van de angst die het dreigen met geweld teweeg brengt, is het vooral beangstigend dat slachtoffers na zo'n beroving steeds terug moeten keren naar de plek waar het geweld op hen is uitgeoefend; het restaurant is immers hun werkplek waarmee zijn in hun levensonderhoud voorzien. Dit maakt de gevolgen voor slachtoffers extra groot.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij alleen heeft gedacht aan zijn eigen geldelijke gewin en zich geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen voor de slachtoffers.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een auto en daarmee bijgedragen aan de instandhouding van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van flessen sterke drank. Dergelijke vermogensdelicten zorgen voor veel overlast. Het bezorgt de winkelier handenvol extra werk en het levert de middenstand jaarlijks een meer dan forse schadepost op.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte al meerdere keren is veroordeeld voor geweldsdelicten en vermogensdelicten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psycholoog J. Stolk en psychiater D. Matser en hebben rapportages over de verdachte opgemaakt gedateerd 6 april 2018 en 20 april 2018. Deze deskundigen hebben geadviseerd om de verdachte klinisch te laten observeren in het Forensisch Consortium Adolescenten (hierna: ForCA) Teylingereind, gelet op het door hen geconstateerde depressieve toestandsbeeld van de verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
GZ psycholoog T. Smits en kinder- en jeugdpsychiater B.G.J. Gunnewijk hebben een ForCA rapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 september 2018. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
In het multidisciplinaire observatieonderzoek is bij de verdachte vastgesteld dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline en enige narcistische kenmerken en zwakbegaafdheid.
Onderzoekers zien de antisociale persoonlijkheidsstoornis naar voren komen in een gebrek aan moreel besef, omgang met antisociale personen met daarbij herhaalde justitiële veroordelingen gepleegd vanaf zijn twaalfde jaar voor diefstal, heling, agressief gedrag, weerspannigheid en drugshandel.
Daarnaast worden enkele narcistische kenmerken gezien in de zin van een gebrek aan empathie en grootspraak.
Tevens heeft de verdachte borderline persoonlijkheidskenmerken in de vorm van impulsiviteit, gevoelens van leegte en verwardheid, paranoïde reacties met intense gevoelens van woede en frustratie.
De ernst van de stemmingsontregeling is bij de verdachte in de onderzoeksfase niet goed vast te stellen. Gezien wordt dat deze al langer bestaat (als onderdeel van de persoonlijkheidsproblematiek), met aanwijzingen dat deze in de huidige situatie versterkt naar voren komt. De verdachte voelt zich somber en gestrest en ervaart gevoelens van uitzichtloosheid omdat hij vreest voor een langdurige gevangenisstraf. Het is voorstelbaar dat hij intrusieve traumatische herinneringsbeelden heeft aan de hem ten laste gelegde liquidaties, zoals hij zelf stelt. Het is echter zeker niet ondenkbeeldig dat hij vanuit zijn procespositie een negatieve stemming, stressgevoelens en traumatische herinneringen aanzet om zijn slachtofferschap te illustreren en te benadrukken. Hier dient bij opgemerkt te worden dat de voorgeschreven antidepressieve, rustgevende en slaap bevorderende medicatie er aan bijgedragen kan hebben dat hij geleidelijk tijdens de onderzoeksperiode iets toegankelijker werd en beter in staat was woorden te geven aan zijn gevoelens van frustratie en woede. Er kan echter niet uitgesloten worden dat zijn stemming verbeterde door andere factoren.
Bij de verdachte is vastgesteld dat zijn cognitieve capaciteiten beperkt zijn in de zin van zwakbegaafdheid met vooral lage performale vaardigheden en een lage verwerkingssnelheid. Hij heeft daardoor moeite stressvolle complexe situaties goed te overzien en kan in emotionele zin sneller ontregeld raken.
Uit het strafdossier en de verklaringen van de verdachte maken de onderzoekers op dat de tenlastegelegde feiten geen impulsieve actie betroffen, ze waren voorbereid en kunnen gezien worden als instrumenteel ingezette agressie. Er worden geen aanwijzingen gezien dat de in het onderzoek naar voren komende borderline persoonlijkheidsproblematiek in de voorbereiding en uitvoering van het ten laste gelegde een mede bepalende factor is geweest. De verdachte had geen relatie met de slachtoffers; het ten laste gelegde werd niet gedreven door deze pathologie.
Geconcludeerd wordt dat er geen aanwijzingen gezien of vastgesteld worden om te veronderstellen dat de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens hem ten tijde van het ten laste gelegde zijn wilsvrijheid heeft ingeperkt. Het is wel zo dat zijn gebrekkige gewetensvorming, zijn onverschilligheid en gebrek aan empathie het hem gemakkelijker maken om te besluiten deel te nemen aan de uitvoering van de hem ten laste gelegde feiten, maar dit neemt geenszins weg dat hij - ondanks zijn cognitieve beperkingen - niet in staat zou zijn geweest of verminderd in staat zou zijn geweest het ontoelaatbare van zijn handelen zelf te kunnen beoordelen en af te wegen om er aan deel te nemen dan wel er vanaf te zien.
Onderzoekers zien dan ook geen aanwijzingen hem de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate of niet toe te rekenen.
Er wordt geconcludeerd dat er een verhoogd risico is op hernieuwde criminele en gewelddadige handelingen, zowel op basis van de voorgeschiedenis, de pathologie van de verdachte als de geringe vatbaarheid voor behandeling. Vanuit de stoornis zijn de meest relevante factoren zijn gebrekkige gewetensontwikkeling, gebrek aan empathie, zijn lage frustratietolerantie en vatbaarheid voor het criminele milieu. Deze problematiek wordt geassocieerd met crimineel gedrag. Zijn borderlinepersoonlijkheidsproblematiek wordt niet duidelijk in verband gebracht met dit, meer planmatige, gewelddadige gedrag. Op basis van deze taxatie is de kans groot dat de verdachte opnieuw tot criminele en dergelijke agressieve keuzes komt.
De onderzoekers zien geen argumenten om het strafrecht voor jeugdige personen toe te passen. De problematiek van de verdachte is inmiddels uitgekristalliseerd in een ernstige persoonlijkheidsstoornis. Diverse gesloten plaatsingen binnen de jeugdzorg konden destijds de antisociale ontwikkeling niet keren. Een indicatie voor het toepassen van het strafrecht voor jeugdige personen kan gevonden worden in de zwakbegaafdheid van de verdachte en de daar bijhorende beperkte handelingsvaardigheden (zoals het overzien van complexe oorzaak-gevolgrelaties). De verdachte behoeft echter geen pedagogische bejegening en laat zich ook onvoldoende aansturen. Hij neemt geen deel aan het thuismilieu, waardoor systemische interventies niet noodzakelijk zijn. Voorts zijn alle contra-indicaties voor toepassing van het strafrecht voor jeugdige personen aanwezig, te weten het gegeven dat de verdachte een uitgebreide justitiële voorgeschiedenis heeft en de ernst in delicten toeneemt, hij een duidelijke antisociale persoonlijkheidsstoornis ontwikkeld heeft, kiest voor een criminele leefstijl en zich pedagogisch niet laat beïnvloeden.
Daar er geen doorwerking van de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte in de ten laste gelegde feiten is vastgesteld wordt er geen aanleiding gezien te adviseren tot het opleggen van een gedwongen justitieel behandelkader, ondanks het hoge risico op toekomstig gewelddadig gedrag.
GZ psycholoog T. Smits en kinder- en jeugdpsychiater B.G.J. Gunnewijk hebben een aanvullende ForCA rapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 november 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
Aangezien de verdachte ten tijde van het feit van de gewapende roofoverval van 21 april 2017 minderjarig was, komt hij voor dit feit in beginsel in aanmerking voor het strafrecht voor jeugdige personen. Op dit moment is hij echter 19 jaar oud. Een pedagogische bejegening wordt gezien zijn forse antisociale attitude niet zinvol geacht, een dergelijk klimaat kan hem niet meer bereiken. Dit proces is retrospectief al sinds de kindertijd gaande waarbij voorspelbaar was dat deze problematiek ten tijde van dit feit en ook ten tijde van het feit van 18-19 november 2017, al aanwezig en verankerd was.
Onderzoekers adviseren vanwege bovenstaande bij de verdachte voor de beide gevoegde ten laste gelegde feiten het strafrecht voor volwassenen toe te passen, zoals ook voor de feiten van 20 december 2017 is geadviseerd.
Daar er, voor zover onderzoek heeft kunnen plaatsvinden in verband met de ontkennende opstelling van de verdachte, geen doorwerking van de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de ten laste gelegde feiten is vastgesteld, wordt er geen aanleiding gezien te adviseren tot het opleggen van een gedwongen justitieel behandelkader, ondanks het hoge risico op toekomstig gewelddadig gedrag.
Reclassering Nederland heeft rapportages over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 april 2018 en 30 oktober 2018. Deze rapportages houden het volgende in.
De verdachte komt vanaf 2011 geregeld in contact met justitie vanwege vermogens-, gewelds- en drugsdelicten. Hierdoor kan gesteld worden dat er sprake is van een delictpatroon. Hij pleegt deze delicten samen, maar ook alleen, om bijvoorbeeld extra inkomen te verwerven. Van 2009 tot eind 2017 had betrokkene contact met de jeugdhulpverlening en reclassering. Er is sprake van een belast verleden, pedagogisch effect van opvoeders ontbreekt en er zijn vanaf 2010, vanwege gedragsproblemen, moeizaam verlopende plaatsingen in (gesloten) jeugdinrichtingen.
Op zowel praktisch, als psychosociaal gebied worden ernstige problemen en beperkingen geconstateerd. Daarnaast wordt een pro criminele houding gezien. Deze houding, in combinatie met het problematisch sociaal netwerk van de verdachte, worden als criminogene factoren beschouwd. Uit het gedragsdeskundig onderzoek blijkt dat er geen verband is tussen de gestelde diagnose en het delictgedrag. Daarnaast blijkt dat de verdachte gering vatbaar is voor behandeling. Concluderend wordt, ondanks het hoge recidiverisico, geen behandeling geadviseerd. Dit leidt tot de conclusie dat een onvoorwaardelijke straf het meest passend lijkt.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Geadviseerd wordt het strafrecht voor volwassenen toe te passen. Gezien de leeftijd van de verdachte is in het kader van het adolescentenstrafrecht overwogen in hoeverre het jeugd- of strafrecht voor volwassenen van toepassing is. De vragen omtrent de pedagogische (on)mogelijkheden leveren een contra-indicatie op ten aanzien van het jeugdstrafrecht, aangezien de verdachte niet actief deelneemt aan het gezin van herkomst en niet ontvankelijk lijkt voor beïnvloeding door ouders.
Geadviseerd wordt een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Toepassing van het volwassenstrafrecht ten aanzien van de feiten 6 en 7
Bij gelijktijdige berechting voor feiten gepleegd vóór en na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, zoals in dit geding het geval is, geldt als hoofdregel dat berechtiging voor alle feiten geschiedt volgens het sanctiestelsel voor volwassenen. Op grond van artikel 495, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter rechtdoen op basis van het sanctiestelsel voor jeugdige personen, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan geen aanleiding om van de hoofdregel af te wijken. De rechtbank heeft hierbij gelet op het advies van de deskundigen, opgenomen in de hiervoor weergegeven ForCa-rapportages.
Geen toepassing jeugdstrafrecht voor de overige feiten
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan het strafrecht voor jeugdigen ex art. 77c van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal hieraan voorbij gaan nu de persoonlijkheid van de verdachte, zoals blijkt uit de ForCa-rapportages, en de omstandigheden waaronder de feiten 1 tot en met 5 zijn begaan, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken, daartoe onvoldoende aanknopingspunten bieden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op met name de ernst van de feiten 1, 2, 6 en 7 en de hiervoor genoemde omstandigheden de eis van de officier van justitie in beginsel passend is, maar dat daarin onvoldoende rekening is gehouden met de persoon en de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder met name de dubbele moord is begaan.
De rechtbank houdt meer dan de officier van justitie rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte en zijn zwakbegaafdheid, alsmede met het scenario dat een paar jonge jongens zich voor het karretje hebben laten spannen om de liquidatie uit te voeren tegen betaling van een - naar hun maatstaven - enorm geldbedrag, terwijl de opdrachtgevers uit beeld blijven. De openlijke wijze van de uitvoering van de liquidatie en het handelen van de verdachte nadien waren dermate amateuristisch dat de opsporing van de daders van de liquidatie door justitie kinderlijk eenvoudig is geweest. Anders gezegd: uit de door de verdachte in vereniging gepleegde dubbele moord volgt zoals hierboven is aangegeven enerzijds een ernstige mate van gewetenloosheid en opportunisme, maar anderzijds is de verdachte als gevolg van zijn leeftijd en persoonlijkheid naar het zich laat aanzien een gemakkelijk instrument gebleken voor de opdrachtgevers van de liquidatie en is hij in die zin geen professionele huurmoordenaar. De rechtbank weegt die omstandigheid mee in die zin dat die een enigszins lagere straf rechtvaardigt dan die door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 25 jaren passend en geboden. Oplegging van deze straf is aangewezen, zowel uit oogpunt van vergelding als uit oogpunt van beveiliging van de maatschappij.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen wapens en munitie, zoals vermeld op de beslaglijst, te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen wapens en munitie, zoals vermeld op de beslaglijst, zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.

9.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
[benadeelde 1] ,ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 11.207,93 aan materiële schade (kosten lijkbezorging) en een bedrag van
€ 25.500,- aan immateriële schade (shockschade) vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tevens wordt gevorderd de verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de vordering.
[benadeelde 2], ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 25.500,- aan immateriële schade (shockschade) vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tevens wordt gevorderd de verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de vordering.
[benadeelde 3], ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 25.500,- aan immateriële schade (shockschade) vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tevens wordt gevorderd de verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de vordering.
[benadeelde 4] ,ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 20.000,- aan shockschade, subsidiair een bedrag van € 5.000,- en meer subsidiair een naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen bedrag, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 5]ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 4.884,25 aan kosten die nauw samenhangen met de lijkbezorging, zijnde kosten van een gedenksteen, kosten plaatsingsrecht en kosten onderhoud, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 6]ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 20.000,- aan shockschade, subsidiair een bedrag van € 5.000,- en meer subsidiair een naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen bedrag, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 7]ter zake van het onder 5 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 8.800,- aan materiële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en [benadeelde 6] volledig toewijsbaar en heeft verzocht de vorderingen toe te wijzen.
De officier van justitie acht de vordering van [benadeelde 7] niet-ontvankelijk nu de benadeelde de auto terug heeft gehad en de reparatiekosten niet zijn onderbouwd.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht het huidige recht toe te passen wat betreft de beperkingen voor affectieschade en shockschade in Nederland, waaronder het vereiste van het vaststellen van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld en de onmogelijkheid om te anticiperen op komende wetgeving die uiteindelijk evenmin met terugwerkende kracht kan worden toegepast.
9.3.
Beoordeling
Vordering [benadeelde 1]
Kosten lijkbezorging
Artikel 6:108 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft een regeling voor kosten die nabestaanden kunnen vorderen als gevolg van het overlijden van iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is. Degene die de kosten voor lijkbezorging heeft gedragen kan deze kosten van de aansprakelijke vorderen. De schadepost ten aanzien van de kosten voor de uitvaart van [slachtoffer 2] is door de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) weersproken en zal worden toegewezen.
Shockschade
Wat betreft de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van shockschade sluit de rechtbank aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 22 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356, NJ 2002/240 (Taxibus arrest) en HR 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8583, NJ 2010/387). Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door (i) het waarnemen van het tenlastegelegde, of (ii) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden en het slachtoffer bij het tenlastegelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zal zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De hoogte van de geleden shockschade dient te worden vastgesteld met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van de benadeelde partij. Voorts dient bij de begroting van die schade, indien mogelijk, te worden gelet op vergelijkbare gevallen.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij, zoals zij heeft gesteld en onderbouwd, als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade in de vorm van shockschade heeft geleden. Daarbij is van belang dat van de zijde van de verdachte op zichzelf niet gemotiveerd is betwist dat door de benadeelde partij ten gevolge van het bewezen geachte feit dergelijke schade is geleden. De rechtbank zal de omvang van de shockschade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar billijkheid schatten op € 25.500,-. Hierbij is in het bijzonder gelet op de volgende omstandigheden:
- De benadeelde partij werd direct geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het misdrijf en met de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde heeft plaatsgevonden. Zij is nadat zij schoten had gehoord naar buiten gegaan en heeft haar partner urenlang levenloos in een auto zien liggen die dicht bij hun huis in de straat heeft gestaan. Voorts is zij een week later geconfronteerd met zijn door de schotwonden en sectie aangetaste lichaam. Hiermee is voldaan aan het confrontatievereiste zoals bedoeld in het Taxibus arrest.
- Voldoende aannemelijk is dat dit bij de benadeelde partij een hevige schok teweeg heeft gebracht, mede getuige het feit dat zij met een posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) en een depressieve stoornis is gediagnosticeerd, waarvoor zij zich onder psychologische behandeling heeft moeten stellen. Er is dus bij haar als gevolg van het bewezen verklaarde sprake van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente over € 11.207,93 vanaf 10 december 2018 en over € 25.500,- vanaf 20 december 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vorderingen [benadeelde 2] en [benadeelde 3]
Shockschade
Hoewel het verlies van hun vader(figuur) ongetwijfeld buitengewoon veel verdriet bij de kinderen heeft veroorzaakt, biedt de wet geen ruimte voor vergoeding van affectieschade. Zoals hierboven bij de vordering van [benadeelde 1] is overwogen, kan slechts immateriële schade in de vorm van geestelijk letsel door waarneming of directe confrontatie voor vergoeding in aanmerking komen. Naar het oordeel van de rechtbank is bij [benadeelde 2] en [benadeelde 3] onvoldoende gebleken van een directe confrontatie met de ernstige gevolgen van de moord die een in de psychiatrie erkend ziektebeeld tot gevolg heeft gehad. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partijen direct zicht hebben gehad op het lichaam van [slachtoffer 2] in de auto. De benadeelde partijen zijn weliswaar onder behandeling van een psycholoog, maar niet is gebleken van een bij hen gediagnosticeerde psychiatrische ziekte. Nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partijen zullen in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Vordering [benadeelde 4]
Shockschade
Voor de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van shockschade verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierover heeft overwogen bij de bespreking van de vordering van [benadeelde 1] . Naar het oordeel van de rechtbank is bij [benadeelde 4] gebleken van een directe confrontatie met de ernstige gevolgen van de moord, nu zij op de plaats delict geconfronteerd is met het door de schotwonden gehavende lichaam van haar partner. De rechtbank acht aannemelijk dat dit een grote schok bij de benadeelde partij teweeg heeft gebracht. Onvoldoende is echter gebleken van geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld als gevolg van deze directe confrontatie. De vordering is op dit punt niet voldoende onderbouwd. Nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Vordering [benadeelde 5]
Kosten lijkbezorging
Zoals hierboven is overwogen, geeft artikel 6:108 BW een regeling voor kosten die nabestaanden kunnen vorderen als gevolg van het overlijden van iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is. De rechtbank stelt vast dat de posten die worden gevorderd aan de uitvaart te relateren zijn en aldus vallen onder de kosten van lijkbezorging. Degene die de kosten voor lijkbezorging heeft gedragen kan deze kosten van de aansprakelijke vorderen. De schadeposten ten aanzien van het graf van [slachtoffer 1] zijn door de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) weersproken en zullen worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 december 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering [benadeelde 6]
Shockschade
Voor de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van shockschade verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierover heeft overwogen bij de bespreking van de vordering van [benadeelde 1] . Vast is komen te staan dat de benadeelde partij, zoals hij heeft gesteld en onderbouwd, als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade in de vorm van shockschade heeft geleden. Daarbij is van belang dat van de zijde van de verdachte op zichzelf niet gemotiveerd is betwist dat door de benadeelde partij ten gevolge van het bewezen geachte feit dergelijke schade is geleden. De rechtbank zal de omvang van de shockschade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar billijkheid schatten op € 20.000,-. Hierbij is in het bijzonder gelet op de omstandigheden:
- De benadeelde partij werd direct geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het misdrijf en met de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde heeft plaatsgevonden. Hij heeft immers het lichaam van zijn zoon moeten identificeren en is geconfronteerd met zijn door de schotwonden aangetaste lichaam. Hiermee is voldaan aan het confrontatievereiste zoals bedoeld in het Taxibus arrest.
- Voldoende aannemelijk is dat dit bij hem een hevige schok teweeg heeft gebracht, mede getuige het feit dat hij met een depressie is gediagnosticeerd door de huisarts. Er is dus bij hem als gevolg van het bewezen verklaarde sprake van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 december 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering [benadeelde 7]
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu thans onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 5 subsidiair bewezen verklaarde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde 1] hoofdelijk een schadevergoeding betalen van € 36.707, 93.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde 5] hoofdelijk een schadevergoeding betalen van € 4.884,25.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde 6] hoofdelijk een schadevergoeding betalen van € 20.000,-.
Tevens wordt ten aanzien van deze vorderingen oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
In deze procedure wordt over de schadevergoeding voor [benadeelde 2] en [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 7] geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 63, 77b, 310, 312, 317, 289 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 5 primair en 7 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet primair, 2 impliciet primair, 3, 4,
5 subsidiair, 6 en 7 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf van 25 (vijfentwintig) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Geweer
AK-47 MODEL sin AALF3761NL
G5542141, serienummer A-184345, 7,62x39mm
2 1.00 STK Magazijn
CZ58 sin AALF37E5NL
G5542221, kal 7.62x39mm
3 1.00 STK Geluidsdemper K1:zwart
GELUIDSDEMPER sin AAJF2219NL
05523209, svo 21 uit kelderbox [adres delict 1]
4 1.00 STK Pistool Kl:meerkleurg
FEG/PA-63 sin AALG31S1NL
05523526, serienr AC3076, kal 9 mm kort
5. 5.00 STK Munitie
DIVERS KOGEL patronen sin AALG3152NL
- G5523562, 9 mm kort 4x geco 1 x S&B
6. 1.00 STK Pistool Kl:zwart
SMITH & WESSON 59 sin AALG3148NL
G5523524, serienr A177888, kal 9 mm
7. 13.00 STK Munitie
DIVERS KOGEL patronen sin AALG31SONL
G5523538, kal 9 x 19 mm
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde 1], te betalen een bedrag van € 36.707,93 (zegge: zesendertigduizendzevenhonderdzeven euro en drieënnegentig cent), bestaande uit
€ 11.207,93 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, en een bedrag van € 25.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 36.707,93 (zegge: zesendertigduizendzevenhonderdzeven euro en drieënnegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over € 11.207,93 vanaf 10 december 2018 en over € 25.500,- vanaf 20 december 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 36.707,93 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 200 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 2]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 3]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 4]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde 5] ,te betalen een bedrag van
€ 4.884,25 (zegge: vierduizendachthonderdvierentachtig euro en vijfentwintig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 4.884,25 (zegge: vierduizendachthonderdvierentachtig euro en vijfentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 4.884,25 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde 6], te betalen een bedrag van
€ 20.000,- (zegge: twintigduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 20.000,- (zegge: twintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 20.000,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 125 dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 7]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, voorzitter,
mr. F. Aukema-Hartog en mr. E.J. Stalenberg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.E.M. Broeders, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 december 2018.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/690040-18
1.
hij op of omstreeks 20 december 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, (meermalen) met een vuurwapen op voornoemde [slachtoffer 2] geschoten,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 december 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, (meermalen) met een vuurwapen op voornoemde [slachtoffer 1] geschoten,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2017 tot en met 23 januari 2018, te Rotterdam
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 29 van de Wet wapens en munitie-, te weten een vuurwapen (merk: AK-47) in de zin van artikel 1, onder 39 van die wet, geschikt om automatisch te vuren, met een daarbij behorend patroonmagazijn en/of daarbij behorende munitie, voorhanden heeft gehad;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
10/260910-17
4.
hij op of omstreeks 30 december 2017 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meerdere fles(sen) whiskey (merk: Johnny Walker) en/of een fles cognac (merk: Baron Otard), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [winkel] (vestiging [adres delict 3] ), heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
10/692049-18
5.
hij op of omstreeks 18 november 2017 en/of 19 november 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto ( [auto 3] ), geparkeerd aan de [adres delict 4] , in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen personenauto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel, te weten
- een sleutel waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet de rechtmatige eigena(a)r(en) en/of gebruiker(s) was/waren en/of
- ( een) voorwerp(en) waarmee de/het autoportier(en) kon(den) worden geopend en/of de auto kon worden gestart;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 18 november 2017 tot en met 29 november 2017 te Rotterdam en/of Ridderkerk, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een personenauto ( [auto 3] ) heeft verworven, voorhanden
gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
6. ( ter berechting gevoegd 10.702054/18)
hij op of omstreeks 21 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) mobiele telefoon(s) en/of sigaretten en/of een tas (oa inhoudende (een) portemonnee(s) en/of geldbedrag en/of pas(sen)/kaart(en) en/of verzorgingsprodukt(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [aangever 1] en/of [aangever 4] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (meermalen)
- tonen en/of richten van (een) (vuur)wapen(s), althans (een) op (een)
(vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan/op die [aangever 1] en/of [aangever 4] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of
-met (een) (vuur)wapen(s), althans (een) op (een) (vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), af lopen op die [aangever 1] en/of [aangever 4] en/of
- plaatsen/duwen van een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, tegen de rug van die [aangever 1] en/of
- ( met kracht) duwen tegen de rug, althans het lichaam, van die [aangever 1] en/of
- het plaatsen van een hand in de nek en/of het naar de grond duwen van die [aangever 3] en/of
- zeggen tegen/roepen naar die [aangever 1] en/of [aangever 4] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] :
* "Dit is geen spelletje!" en/of
* "Maak die deur/kluis open!" en/of
* "Opschieten of ik schiet!" en/of
* "Ga op de grond liggen/zitten!" en/of
* "Geld!",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking en/of
- slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [aangever 4] ;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 21 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) geldbedrag (totaal E 514,24), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Domino's Pizza en/of [eigenaar] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [aangever 1] en/of [aangever 4] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (meermalen)
- tonen en/of richten van (een) (vuur)wapen(s), althans (een) op (een)
(vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan/op die [aangever 1] en/of [aangever 4] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of
- met (een) (vuur)wapen(s), althans (een) op (een) (vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), af lopen op die [aangever 1] en/of [aangever 4] en/of
- plaatsen/duwen van een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, tegen de rug van die [aangever 1] en/of
- ( met kracht) duwen tegen de rug, althans het lichaam, van die [aangever 1] en/of
- het plaatsen van een hand in de nek en/of het naar de grond duwen van die [aangever 3] en/of
- zeggen tegen/roepen naar die [aangever 1] en/of [aangever 4] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] :
* "Dit is geen spelletje!" en/of '
*"Maak die deur/kluis open!" en/of
* "Opschieten of ik schiet!" en/of
* "Ga op de grond liggen/zitten!" en/of
* "Geld!"
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking en/of
- slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [aangever 4] ;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 april 2017 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het/de door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf/misdrijven om
met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [aangever 1] en/of [aangever 4] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag,
geheel of ten den dele toebehorend aan Domino's Pizza en/of [eigenaar] , in elk geval aan (een) ander (en) dan verdachte en/of zijn mededader (s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een geldbedrag, geheel of te dele toebehorende aan Domino's Pizza en/of [eigenaar] , in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s), en deze diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] en/of [aangever 4] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] ,
één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
heeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte, en/of (een) mededader(s)
- ( een) (vuur)wapen(s), althans (een) op (een) (vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan/op die [aangever 1] en/of [aangever 4] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] heeft/hebben getoond en/of gericht en/of
- met (een) (vuur)wapen(s), althans (een) op (een) (vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op die [aangever 1] en/of [aangever 4] is/zijn afgelopen en/of
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, tegen de mg van die [aangever 1] heeft/hebbben geplaatst/geduwd van en/of
- ( met kracht) tegen de rug, althans het lichaam, van die [aangever 1] heeft/hebben geduwd en/of
- een hand in de nek van die [aangever 3] heeft/hebben geplaatst en/of die [aangever 3] naar de grond heeft/hebben geduwd en/of
- tegen/naar die [aangever 1] en/of [aangever 4] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] '' heeft/hebben gezegd/geroepen:
. * "Dit is geen spelletje!" en/of '
* "Maak die deur/kluis open!" en/of
• * "Opschieten of ik schiet!" en/of
* "Ga op de grond liggen/zitten!" en/of
* "Geld!"
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking en/of
- tegen het hoofd van die [aangever 4] heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht