In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2018, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. H.M. Hueting, en een gedaagde, die in persoon procedeerde. De eiser vorderde de verwijdering van een Italiaanse populier die op het perceel van de gedaagde staat, omdat deze volgens de eiser onrechtmatige hinder veroorzaakte. De procedure volgde op eerdere processtukken, waaronder een tussenvonnis van 3 augustus 2018. De eiser stelde dat hij door de boom last had van vallende takken en bladeren, wat schade veroorzaakte aan zijn eigendommen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde als eigenaar van de boom in beginsel het recht heeft om zijn perceel naar eigen goeddunken te gebruiken, maar dat dit recht begrensd wordt door de verplichting om geen onrechtmatige hinder aan anderen toe te brengen. De kantonrechter concludeerde dat de overlast die de eiser ondervond, in combinatie met de gevaren die de boom met zich meebracht, voldoende grond vormde voor de vordering tot verwijdering van de boom. De gedaagde werd veroordeeld om de boom te verwijderen en een dwangsom werd opgelegd voor het geval hij hier niet aan voldeed. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot schadevergoeding voor de schade die de eiser had geleden door de vallende takken. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde opgelegd.