Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 december 2018 in de zaak tussen
[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4],
[eiser 5],
[eiser 6],
[eiser 7],
[eiser 8],
[eiser 9],
[eiser 10],
[eiser 11],
[eiser 12],
[eiser 13],
[eiser 14],
[eiser 15],
[eiser 16],
[eiser 17]en
[eiser 18], te [woonplaats] , eisers,
de burgemeester van de gemeente Vlaardingen, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Ten slotte stellen eisers dat het bestreden besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het bestreden besluit is volgens eisers namelijk onvoldoende gemotiveerd en niet zorgvuldig tot stand gekomen, terwijl niet alle relevante feiten en af te wegen belangen inzichtelijk zijn gemaakt. Eisers stellen dat sprake is van strijd met het vertrouwensbeginsel, omdat zij er op zouden mogen vertrouwen dat verweerder overeenkomstig zijn beleid, waaronder de Horecanota 2010, niet zou overgaan tot het faciliteren van een horeca-inrichting in de woonwijk.
Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Planregels is het betreffende perceel bestemd voor een café met parkeervoorzieningen, uitsluitend op de begane grond. In de planvoorschriften is geen verfijning van verschillende categorieën horeca opgenomen. Het gehele perceel is bestemd voor horeca, zodat de horeca-inrichting, inclusief terras, in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Dat in de voorschriften is opgenomen dat het betreffende perceel is bestemd voor een café met parkeervoorzieningen, maakt dit niet anders. Het bestemmingsplan stelt regels over toegelaten vormen van gebruik van gronden, maar verplicht niet tot het gebruiken van gronden voor een van die toegelaten vormen van gebruik. Dat er geen parkeervoorzieningen zijn op het perceel betekent dus niet dat de horeca-inrichting in strijd is met het bestemmingsplan. Voor zover eisers stellen dat er op de locatie van de horeca-inrichting geen café gevestigd zou moeten zijn, kan dat hier niet ter beoordeling staan. De bestemming is vastgesteld in het bestemmingsplan. Dat één van de naburige panden van de horeca-inrichting een woonbestemming heeft gekregen en dat de afstand tot een ander naburig pand is verkleind door de aanwezigheid van het terras, leidt er evenmin toe dat de horeca-inrichting in strijd is met het bestemmingsplan. De bewoners van die panden hebben bovendien geen beroep ingesteld, zodat het in artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) opgenomen relativiteitsbeginsel zich zou verzetten tegen vernietiging van het bestreden besluit op deze grond. Gelet hierop bestond voor verweerder geen grond om de exploitatievergunning op grond van artikel 2.39, eerste lid, aanhef en onder a, van de APV te weigeren.