In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met zware mishandeling tegen twee medewerkers van een zorginstelling. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T. Gümüs. De officier van justitie, mr. M.L. Goudzwaard, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en ontslag van alle rechtsvervolging, omdat de verdachte niet strafbaar zou zijn. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzitting van 24 november 2017.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 augustus 2017 in Poortugaal de medewerkers heeft bedreigd met zware mishandeling. De bedreigingen werden gedaan in de vorm van dreigende uitspraken. De rechtbank heeft de inhoud van de bewijsmiddelen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. Echter, op basis van psychologische rapporten van deskundigen, werd vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, waardoor hij niet strafbaar werd geacht.
De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en hem geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, in overeenstemming met artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het opleggen van deze maatregel. De beslissing is genomen in het belang van de verdachte en de maatschappij, gezien het risico dat de verdachte zou kunnen vormen voor anderen.