ECLI:NL:RBROT:2017:9972

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
10/159915-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het in vereniging dealen van speed, XTC en ketamine en fietsendiefstal met veroordeling tot deels voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 8 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was. De verdachte werd beschuldigd van het in vereniging dealen van speed, XTC en ketamine, alsook van fietsendiefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 1 oktober 2016 en 17 augustus 2017 in Gorinchem meermalen opzettelijk amfetamine, MDMA en ketamine heeft verkocht en afgeleverd. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting verklaard dat hij op verzoek van klanten ketamine verkocht en dat hij vanaf oktober 2016 amfetamine/speed heeft geleverd. De rechtbank achtte de handel in ketamine wettig en overtuigend bewezen, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de handel in hennep, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De verdachte heeft een strafblad en heeft eerder vermogensdelicten gepleegd. De rechtbank heeft besloten om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met bijzondere voorwaarden, om de verdachte te bewegen zich aan de voorwaarden te houden en recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-159915-17
Datum uitspraak: 8 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. A.C. Bosch, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M.L. Goudzwaard
,heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering is geadviseerd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1 (handel in ketamine en periode)
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit.
Hiertoe is aangevoerd dat de handel in ketamine niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat uitsluitend de eigen verklaring van de verdachte hiervoor niet voldoende is.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de handel in amfetamine en MDMA alleen kan worden bewezen vanaf het begin van 2017 en niet vanaf 1 januari 2016 zoals is ten laste gelegd. Weliswaar heeft de verdachte naar zijn zeggen weleens op verzoek eerder speed verkocht aan getuige [naam getuige 1] , maar de verdachte ging pas echt dealen vanaf het begin van 2017, zoals hij eveneens heeft verklaard.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij op verzoek van klanten ketamine verkocht en dat hij vanaf oktober 2016 amfetamine/speed heeft geleverd aan
[naam getuige 1] . Op grond hiervan acht de rechtbank bewezen dat de verdachte vanaf
1 oktober 2016 heeft gedeald, waarbij - gelet op de aard van de stof ketamine (versnijdingsmiddel), in combinatie met de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij in diezelfde periode in ketamine heeft gehandeld - moet worden aangenomen dat de verdachte in dezelfde periode ook handelde in die stof. Het ten laste gelegde wordt derhalve wettig en overtuigend bewezen geacht in die zin, dat de verdachte naast amfetamine en MDMA ook in ketamine heeft gehandeld, maar dit laatste (ook) pas vanaf 1 oktober 2016.
Voor een bewezenverklaring van dealen over een langere periode acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in amfetamine, MDMA en ketamine heeft gehandeld, gedurende de periode 1 oktober 2016 tot en met 17 augustus 2017.
4.2.
Vrijspraak feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de handel in hennep wettig en overtuigend bewezen kan worden, op basis van de eigen verklaring van de verdachte en de getuigenverklaring van de heer [naam getuige 2] . Die getuige heeft verklaard dat hij de verdachte weleens buiten met een joint zag. Soms was die joint aan en soms niet. Dan liep de verdachte heel sneaky met de joint verstopt in zijn hand naar binnen, aldus de getuige.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat naast de eigen verklaring van de verdachte niet voldoende wettig bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Hetgeen de voornoemde getuige heeft verklaard is daartoe onvoldoende concreet en ook de overige inhoud van het dossier biedt daarvoor onvoldoende houvast.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering ten aanzien van feiten 3 en 4
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij in de periode van
1 oktober 2016tot en met 17 augustus 2017 te Gorinchem, tezamen en in vereniging met een ander meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en MD(M)A en ketamine, zijnde amfetamine (speed) en MD(M)A (XTC) en ketamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 17 augustus 2017 te Gorinchem tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 341,5 gram van een materiaal bevattende amfetamine en 4,7 gram van een materiaal bevattende MDA, zijnde amfetamine en MD(M)A telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij in de periode 1 augustus
2017tot en met 14 augustus 2017 te Gorinchem
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Haibike), geheel toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.
3.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.
4.
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het dealen van speed, XTC en ketamine vanuit de woning van de medeverdachte gedurende een periode van circa 10,5 maand en hij heeft een forse hoeveelheid speed en een aantal XTC-pillen voorhanden gehad.
Deze drugs zijn gevaarlijk voor de gezondheid van personen. Bovendien lijdt de maatschappij schade doordat drugsgebruikers vaak overgaan tot het plegen van strafbare feiten om in hun verslaving te kunnen voorzien. De verdachte heeft zich hieraan niets gelegen laten liggen en zich kennelijk enkel laten leiden door eigen financieel gewin.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een fietsendiefstal. Fietsendiefstallen zijn ergerlijke feiten, omdat ze naast hinder en materiële schade voor de betrokken eigenaren ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweegbrengen. Hierom heeft verdachte zich echter niet bekommerd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
1 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
7.3.2.
Rapportage
Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 november 2017. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte vertelt vanaf maart 2017 van de verkoop van drugs te hebben geleefd, omdat
hij zijn woonruimte was verloren, geen inkomen en werk had en schulden had.
De verdachte heeft geen (beroeps-)diploma’s en is vanaf zijn 16e jaar gaan werken. Zijn schulden zijn onder andere ontstaan doordat hij als ZZP-er een periode geen werk en inkomsten had.
De verdachte gebruikt sinds tien jaar dagelijks cannabis. In het weekend gebruikt hij ook speed. Sinds hij gedetineerd is, gebruikt hij geen drugs meer.
De reclassering heeft niet de indruk dat er bij betrokkene sprake is van ernstige gedragsproblemen zoals impulsiviteit of agressiviteit, of van ernstige vaardigheidstekorten en heeft voorts de indruk dat de verdachte voor de gemakkelijke weg heeft gekozen door middels het dealen van drugs zijn praktische en financiële problemen op te lossen.
De reclassering acht de kans op recidive gemiddeld, zolang de verdachte zijn praktische zaken en middelengebruik niet op orde heeft. Geadviseerd wordt om bij een bewezenverklaring een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden die hierna in het dictum worden genoemd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten en het relevante strafblad van verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank komt evenwel tot een kortere (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf dan normaliter in soortgelijke zaken wordt opgelegd, gelet op de overwegingen van de reclassering zoals hiervoor beschreven in 7.3, alsmede de positieve proceshouding van de verdachte die naar voren komt uit diens (grotendeels bekennende) verklaringen bij de politie en ter terechtzitting.
De rechtbank is anderzijds evenwel van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de bewezenverklaarde feiten en de ernst daarvan, mede bezien in het licht van het relevante strafblad van de verdachte. Hoewel de rechtbank het, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, niet wenselijk oordeelt om hem een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, acht zij naast oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wel oplegging van een werkstraf aangewezen, mede met het doel een gestructureerde dagbesteding te doen ontstaan bij de verdachte.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe om de verdachte te bewegen zich aan de gestelde voorwaarden te houden en tevens om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd en gerekwireerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de verdachte een alcoholverbod op te leggen als bijzondere voorwaarde.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 2 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat noodzakelijk vindt; de veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen door een passende instelling voor verslavingszorg. De veroordeelde zal meewerken aan observatie of diagnostiek, indien deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde zal meewerken aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding van minstens 24 uur, zo lang de reclassering noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde zal geen drugs gebruiken en zal deelnemen aan urinecontroles, zo lang de reclassering noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde zal worden opgenomen in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. De veroordeelde wordt verplicht om te verblijven in een passende woonvoorziening en/of mee te werken aan ambulante woonbegeleiding, zulks ter beoordeling aan de reclassering, en zal zich houden aan het (dag-)programma dat de woonvoorziening en of woonbegeleiding in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. R. Brand en T.M.J. Smits, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 17 augustus 2017 te Gorinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MD(M)A en/of ketamine,
zijnde amfetamine (speed) en/of MD(M)A (XTC) en/of ketamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 17 augustus 2017 te Gorinchem, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 17 augustus 2017 te Gorinchem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 341,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 4,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA, zijnde amfetamine en/of MD(M)A (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in of omstreeks de periode 1 augustus tot en met 14 augustus 2017 te Gorinchem
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets/mountainbike (merk Haibike), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.