ECLI:NL:RBROT:2017:9923

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2017
Publicatiedatum
18 december 2017
Zaaknummer
10/997392-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en valsheid in geschrift door bestuurder van zorginstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 december 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die als bestuurder van een zorginstelling betrokken was bij zorgfraude. De verdachte heeft in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 28 juni 2016 een bedrag van € 1.889.893,- verduisterd en dit geld volledig voor privédoeleinden gebruikt. Hij is veroordeeld voor valsheid in geschrift, het openbaar maken van onware balansen en winst- en verliesrekeningen, en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte valse documenten heeft opgemaakt, waaronder jaarrekeningen en facturen, om de onrechtmatige onttrekkingen te verhullen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 48 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de impact op de zorginstelling en de samenleving, en het gebrek aan inzicht van de verdachte in de strafwaardigheid van zijn gedrag meegewogen. De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen financiële schade toegebracht aan de zorginstelling, maar ook het vertrouwen in de juistheid van financiële documenten geschaad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/997392-15
Datum uitspraak: 18 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.E. Olthof, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 15, 16, 17 en 20 november 2017 en
4 december 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. H.C. Vermaseren en C.A.M. van den Brand hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en hij zich zal laten behandelen bij forensisch psychiatrische polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling. Als bijkomende straf vorderen zij ontzetting uit het recht tot het uitoefenen van enig beroep in de zorgverlening, financiële verantwoording van zorg daaronder begrepen, gedurende een periode van vijf jaar.

Waardering van het bewijs

Feit 1: valsheid in geschrift
1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe, kort gezegd, aangevoerd dat een deel van de geschriften niet vals is en dat de verdachte met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde stukken niet het oogmerk had tot misleiding. Ten aanzien van de aangifte inkomstenbelasting 2011 is aangevoerd dat deze niet bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, waarbij is verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 3 oktober 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2542).
2.
Beoordeling
De verdachte was vanaf 1 juli 2011 formeel bestuurder van [naam zorginstelling] .
Zorginstellingen, zoals [naam zorginstelling] , die zorg in natura willen aanbieden die op grond van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) voor vergoeding in aanmerking komt, hebben hiervoor een toelating van de Minister nodig in het kader van de Wet Toelating Zorginstellingen (hierna: WTZi) en worden vervolgens geregistreerd op de website www.wtzi.nl.
Vergoedingen op grond van de Wlz werden in het onderhavige geval via het zorgkantoor van [naam zorgverzekeraar] aan [naam zorginstelling] verstrekt.
[naam zorginstelling] stond als toegelaten zorginstelling op de hiervoor genoemde website geregistreerd.
Op grond van de WTZi moest [naam zorginstelling] elk jaar vóór 1 juni - onder meer jegens [naam zorgverzekeraar] - verantwoording afleggen over de manier waarop zij geld uit de Wlz en de Zorgverzekeringswet had besteed. Die jaarlijkse verantwoording werd afgelegd in de zogenoemde jaarverantwoording zorginstellingen. Een jaarverantwoording bestaat uit een jaarverslag, jaarrekening, een accountantsverklaring en de wettelijke verplichte bijlagen van het Jaardocument Maatschappelijke verantwoording. De jaarverantwoording van zorginstellingen moet worden gepubliceerd op de website www.jaarverslagenzorg.nl.
[naam zorginstelling] heeft over de jaren 2011 tot en met 2015 aan deze publicatieplicht voldaan.
Sinds 1 januari 2013 is één van de voorwaarden om een toelating op grond van de WTZi te behouden, dat de zorginstelling voldoet aan de Wet Normering Topinkomens (hierna: WNT). De WNT regelt de maximale bezoldiging van topfunctionarissen in de (semi)publieke sector, in de volksmond wordt dit ook wel de “Balkenende-norm” genoemd. Vóór 2013 volgde de maximale bezoldiging uit de afspraken met de zorgverzekeraar, in dit geval met [naam zorgverzekeraar] .
De verdachte heeft in de jaren 2011 tot en met 2015 zelf de jaarrekeningen van [naam zorginstelling] gepubliceerd op www.jaarverslagenzorg.nl. In die jaarrekeningen stond vermeld dat het inkomen van de verdachte als bestuurder van [naam zorginstelling] binnen de norm van de maximale bezoldiging was gebleven. In werkelijkheid echter was dit laatste niet het geval geweest. Tussen 2010 en 2016 had de verdachte aan [naam zorginstelling] veel meer geld onttrokken dan als bezoldiging volgens de Balkenende-norm was afgesproken respectievelijk toegelaten.
Om de schijn op te houden dat hij onder de Balkenende-norm bleef, heeft de verdachte de onder feit 1 genoemde stukken valselijk opgemaakt.
Zo heeft de verdachte op 1 november 2010 een geldleningsovereenkomst met [naam zorginstelling] opgesteld ten bedrage van € 118.433,-. In de overeenkomst is opgenomen dat jaarlijks een rente van 3 procent verschuldigd is en dat de lening in 7 jaarlijkse termijnen van € 16.914,- moet worden afgelost. De eerste rente was verschuldigd op 31 december 2011 en op voornoemde datum moest ook de eerste aflossing plaatsvinden.
Dat deze geldleningsovereenkomst vals is, blijkt uit de volgende feiten en omstandigheden.
In de eerste plaatsvolgt uit rechtsoverweging 4.11. van een in het dossier gevoegde uitspraak van de voorzieningenrechter te Arnhem van 3 maart 2010 (ECLI:NL:RBARN:2010:BL6932) dat de verdachte in die procedure schriftelijk heeft verklaard dat er geen lening bestond, maar dat hij geld ontving voor advieswerkzaamheden die hij voor [naam zorginstelling] had verricht.
In de tweede plaatsheeft de verdachte, tijdens een door hem zelf opgenomen gesprek op 30 mei 2013, tegen de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] gezegd dat hij, toen hij de stichting ( [naam zorginstelling] ) onder controle kreeg, ermee had ingestemd dat gelden die hij van [naam zorginstelling] uitbetaald had gekregen, vertaald zouden worden naar een lening. Hij heeft gezegd dat hij die lening moest inlossen, maar dat hij dat eigenlijk helemaal niet van plan was.
In de derde plaatsstaat vast dat de verdachte nadien ook nooit - ook niet door bijvoorbeeld verrekening - heeft afgelost op de lening en evenmin daarover rente heeft betaald.
De conclusie is dat het volstrekt onaannemelijk is dat de verdachte ooit de intentie heeft gehad om de lening terug te betalen. Van een daadwerkelijke lening is dan ook geen sprake geweest. De rechtbank schuift de andersluidende verklaring als volstrekt ongeloofwaardig terzijde.
Wat betreft de onder feit 1 genoemde facturen geldt dat op deze facturen werkzaamheden werden vermeld die niet waren verricht en uurtarieven die niet waren overeengekomen. Ook werd gefactureerd vanuit bedrijven die niet van de verdachte waren en waarvoor hij niet werkzaam was en onder vermelding van een bankrekening die niet aan dat bedrijf toebehoorde. Dit alleen al maakt de facturen vals.
Ten aanzien van de aangifte inkomstenbelasting over 2011 gaat het, anders dan in het door de raadsman genoemde arrest van de Hoge Raad van 3 oktober 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2542), in dit geval niet om een bezwaarschrift dat is ingediend bij de Belastingdienst, maar om een aangifteformulier Inkomstenbelasting dat door de verdachte is gebruikt om naar de heer [naam 1] toe te bewijzen dat hij deze belastingaangifte zou hebben gedaan en dat hij “dus” over voldoende financiële draagkracht beschikte om luxe onroerend goed te huren.
Ten aanzien van de overige onder feit 1 vermelde door verdachte valselijk opgemaakte geschriften en het opzet van verdachte om deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij dienaangaande hiervoor heeft overwogen, alsmede naar het als bijlage II bij dit vonnis gevoegde bewijsmiddelenoverzicht voor zover de daarin weergeven bewijsmiddelen betrekking hebben op het onder 1 tenlastegelegde.
3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan.
Feit 2 - Bedrog met gepubliceerde jaarrekeningen
1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van de jaren 2011 tot en met 2013 geen opzet heeft gehad om onjuiste jaarrekeningen te publiceren. Hij heeft slechts onderscheid gemaakt tussen zijn advies- en zijn bestuurswerkzaamheden en de vergoedingen die hij daarvoor kreeg. De jaarrekening over 2014 is niet vals.
Wat betreft het jaar 2015 is het grootste gedeelte van de betalingen aan de verdachte verricht door [naam bedrijf 1] en derhalve niet opgenomen in de jaarrekening, nu het geen geconsolideerde jaarrekening betreft. Ten aanzien van het verschil tussen het bedrag aan bestuurdersvergoeding dat vermeld is in de jaarrekening (€ 66.529,-) en wat daadwerkelijk naar de verdachte is overgemaakt in 2015 (€ 45.000,-) is geen sprake van opzet op valsheid.
2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat in 2014 en 2015 een deel van de aan de verdachte uitbetaalde bedragen via [naam bedrijf 1] liepen. Nu de jaarrekening van [naam zorginstelling] geen geconsolideerde jaarrekening betreft, zijn de bedragen die via [naam bedrijf 1] liepen daarin niet opgenomen. Feit blijft echter dat een onjuist bedrag aan bezoldiging aan de bestuurder is opgenomen in de jaarrekeningen van 2014 en 2015. Dat de in werkelijkheid aan [naam zorginstelling] onttrokken bedragen lager waren dan vermeld in de jaarrekening maakt deze niet correct, zeker niet nu deze verschillen steeds rechtstreeks hebben samengehangen met de door de verdachte verrichte wederrechtelijke onttrekkingen van gelden waarvan hij de herkomst probeerde te verhullen. In die zin is er steeds opzet op valsheid geweest.
De overige verweren van de raadsman vinden hun weerlegging in de bewijsoverwegingen bij feit 1 en in de bewijsmiddelen die met betrekking tot feit 2 zijn weergegeven in het als bijlage II bij dit vonnis gevoegde bewijsmiddelenoverzicht.
3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 – Gewoontewitwassen
1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat het gronddelict ontbreekt.
2.
Beoordeling
Zoals hiervoor reeds aan de orde gesteld bij feit 1 onder 2 heeft de verdachte een constructie opgezet om te verhullen dat hij gelden aan [naam zorginstelling] heeft onttrokken. Vast staat dat die onttrekkingen de afgesproken vergoedingen verre overstegen, terwijl daaraan overigens geen overeenkomst met [naam zorginstelling] ten grondslag lag, meer in het bijzonder heeft geen overeenkomst bestaan met betrekking tot advisering of andere werkzaamheden. Dit heeft meegebracht dat de verdachte de desbetreffende bedragen waar hij als bestuurder over kon beschikken, zich heeft toegeëigend, zonder dat hij daar recht op had. Dit is verduistering als bedoeld in artikel 321van het Wetboek van Strafrecht. Dat onduidelijk is gebleven of de verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met anderen de gelden heeft verkregen door het zorgkantoor op te lichten, kan aan de conclusie dat hij de gelden door misdrijf heeft verkregen niet afdoen. Immers, het brondelict is in dat geval oplichting als bedoeld in artikel 326 Sr.
In de ten laste gelegde periode heeft de verdachte de onttrokken geldbedragen steeds gebruikt voor privédoeleinden en zodoende het door misdrijf verkregen geld opnieuw de economie ingebracht. Hij heeft hierbij onder meer gebruikt gemaakt van creditcards die gekoppeld waren aan bankrekeningen van anderen, waardoor de herkomst van het geld niet meer direct herleidbaar is. Gelet op de omvang en intensiteit kan dit worden aangemerkt als gewoontewitwassen.
3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte
€ 1.889.893,- heeft witgewassen en van dat feit een gewoonte heeft gemaakt.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 28 juni 2016, te Rotterdam,
een geldleningsovereenkomst tussen [naam zorginstelling] en [naam verdachte] gedateerd 1 november 2010 (DOC-021-10), en
een aangifte inkomstenbelasting 2011 ondertekend d.d. 28 maart 2012 ten name van [naam verdachte] (DOC-025-02), en
facturen afkomstig van [naam bedrijf 2] handelend onder de naam [naam medeverdachte 3] gericht aan [naam zorginstelling] (DOC-019-04 en DOC-019-05 en DOC-19-06), en
een factuur afkomstig van [naam bedrijf 3] handelend onder de naam [naam medeverdachte 3] gericht aan [naam zorginstelling] (DOC-034-03 en DOC-035-16), en
en geldleningsovereenkomst tussen [naam zorginstelling] en [naam bedrijf 3] gedateerd 30 oktober 2013 (DOC-019-07), en
een overeenkomst van geldlening tussen [naam zorginstelling] en [naam verdachte] gedateerd 4 mei 2015 (DOC-003-30), en
facturen afkomstig van [naam verdachte] , gericht aan [naam zorginstelling] (DOC-003-05 t/m DOC-003-08), en
een overeenkomst van borgtocht tussen [naam 2] en [naam zorginstelling] gedateerd 16 juni 2016 (DOC-021-01),
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij , (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid,
ad a en e en f) opgenomen dat een geldbedrag is geleend, terwijl er in werkelijkheid geen sprake was van een lening en/of het geschrift geantedateerd, en
ad b) een aangifte inkomstenbelasting over 2011 opgemaakt ten aanzien van [naam verdachte] en opgenomen dat hij, verdachte, inkomsten uit dienstbetrekking bij [naam bedrijf 2] had, terwijl daar in werkelijkheid geen sprake van was, en
ad c en d) op deze facturen opgenomen dat er werkzaamheden en diensten vanuit [naam bedrijf 2] of [naam bedrijf 3] hebben plaatsgevonden, terwijl daar in werkelijkheid geen sprake van was, en
ad g) op de factuur gedateerd 31-12-2011 een bedrag aan managementfee gedeclareerd over het jaar 2011 en op de factuur gedateerd 31-12-2012 een bedrag aan managementfee gedeclareerd over het jaar 2012 en op de factuur gedateerd 31-12-2013 een bedrag aan managementfee gedeclareerd over het jaar 2013 en op de factuur gedateerd 31-12-2014 een bedrag aan managementfee gedeclareerd over het jaar 2014, terwijl dit in werkelijkheid niet op die factuurdatum is gedeclareerd en het bedrag dat wordt gefactureerd onjuist is, en
ad h) vermeld dat er een overeenkomst tot borgtocht is aangegaan tussen partijen ten bedrage van een miljoen euro, terwijl deze overeenkomst in werkelijkheid niet tot stand is gekomen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en hij, in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 28 juni 2016, te Rotterdam en/of Bunschoten, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
dievalse geschriften, te weten
een geldleningsovereenkomst tussen [naam zorginstelling] en [naam verdachte] gedateerd 1 november 2010 (DOC-021-10), en
een aangifte inkomstenbelasting 2011 ondertekend d.d. 28 maart 2012 ten name van [naam verdachte] (DOC-025-02), en
facturen afkomstig van [naam bedrijf 2] handelend onder de naam [naam medeverdachte 3] gericht aan [naam zorginstelling] (DOC-019-04 en DOC-019-05 en DOC-19-06), en
een factuur afkomstig van [naam bedrijf 3] handelend onder de naam [naam medeverdachte 3] gericht aan [naam zorginstelling] (DOC-034-03 ), en
en geldleningsovereenkomst tussen [naam zorginstelling] en [naam bedrijf 3] gedateerd 30 oktober 2013 (DOC-019-07), en
een overeenkomst van geldlening tussen [naam zorginstelling] en [naam verdachte] gedateerd 4 mei 2015 (DOC-003-30), en
facturen afkomstig van [naam verdachte] , gericht aan [naam zorginstelling] (DOC-003-05 t/m DOC-003-08), en
een overeenkomst van borgtocht tussen [naam 2] en [naam zorginstelling] gedateerd 16 juni 2016 (DOC-021-01),
als ware die geschriftenecht en onvervalst,
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
bestaande dat gebruikmaken telkens hierin dat verdachte ,
ad a en c ene en h) deze geschriften heeft verstrekt aan [naam accountantkantoor] en/of [naam medeverdachte 4] , en
ad b) voornoemde aangifte per e-mail (DOC-025-01) heeft verzonden aan [naam makelaar] , en
ad d) voornoemde factuur per e-mail (DOC-035-15) heeft verzonden aan [naam bedrijf 4] , en
ad f) dit geschrift heeft doen verstrekken aan de Belastingdienst bij het indienen van bezwaar op de aanslagen loonheffing 2011 tot en met 2014 (DOC-003-30), en
ad g) deze geschriften heeft doen verstrekken aan de Belastingdienst in het kader van de boekencontrole,
en voornoemde geschriften voorhanden heeft gehad, terwijl hij, (telkens) wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst;
2.
hij,
in de periode van 31 mei 2012 tot en met 24 juni 2016,
als bestuurder van [naam zorginstelling] ,
te Rotterdam en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
(telkens) opzettelijk,
onware balansen en onware winst- en verliesrekeningen en toelichtingen op die stukken,
te weten:
een rapport inzake de jaarrekening 2011 van [naam zorginstelling] (DOC-013-06), en
een rapport inzake de jaarrekening 2012 van [naam zorginstelling] (DOC-013-07), en
een rapport inzake de jaarrekening 2013 van [naam zorginstelling] (DOC-013-08), en
een rapport inzake de jaarrekening 2014 van [naam zorginstelling] (DOC-013-09), en
en rapport inzake de jaarrekening 2015 van [naam zorginstelling] (DOC-013-28)
openbaar heeft gemaakt ,
bestaande die onwaarheden (telkens) hierin dat:
ad a) in het rapport inzake de jaarrekening van [naam zorginstelling] over het jaar 2011 (DOC-013-06) bij toelichting op de resultatenrekening (p. 23) bij het bruto-inkomen van [naam verdachte] een onjuist bedrag is opgenomen, en
ad b) in het rapport inzake de jaarrekening van [naam zorginstelling] over het jaar 2012 (DOC-013-07) bij toelichting op de resultatenrekening (DOC-013-07, p. 23) bij vergoeding middels managementfee van [naam verdachte] een onjuist bedrag is opgenomen, en
ad c) in het rapport inzake de jaarrekening van [naam zorginstelling] over het jaar 2013 (DOC-013-08) bij toelichting op de resultatenrekening (p. 22) bij vergoeding middels managementfee van [naam verdachte] een onjuist bedrag is opgenomen, en
ad d) in het rapport inzake de jaarrekening van [naam zorginstelling] over het jaar 2014 (DOC-013-09) bij toelichting op de resultatenrekening (p. 22) bij beloning van [naam verdachte] een onjuist bedrag is opgenomen, en
ad e) in het rapport inzake de jaarrekening van [naam zorginstelling] over het jaar 2015 (DOC-013-28) bij toelichting op de resultatenrekening (p. 22) bij beloning van [naam verdachte] een onjuist bedrag is opgenomen, en
bestaande dat openbaar maken (telkens) hierin dat voornoemde rapporten inzake de
jaarrekeningen over de jaren 2011 en 2012 en 2013 en 2014 en 2015 van [naam zorginstelling] zijn geplaatst op de website www.jaarverslagenzorg.nl;
3.
hij,
in de periode van 1 november 2010 tot en met 28 juni 2016,
te Rotterdam en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen,
(telkens) van voorwerpen, te weten van geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 1.889.893 euro,
de werkelijke aard heeft verhuld , en
heeft omgezet, en/of van genoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte wist dat
dievoorwerpen
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feiten

De rechtbank stelt vast dat de onder 1 bewezenverklaarde valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift een voortgezette handeling opleveren, nu sprake is van gelijksoortigheid van elkaar in tijd opvolgende handelingen, waaraan één ongeoorloofd wilsbesluit ten grondslag ligt. De verdachte heeft immers teneinde te verhullen dat hij veel meer geld toe-eigende uit [naam zorginstelling] dan waar hij recht op had, meerdere stukken vervalst, derhalve kan hem daarvan in wezen één verwijt worden gemaakt.
De bewezen feiten leveren op:
1.
de voortgezette handeling van:

valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,

en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
2.
medeplegen van het door de bestuurder opzettelijk openbaar maken van een onware balans en onware winst- en verliesrekening en toelichting op die stukken, meermalen gepleegd;
3.
medeplegen van gewoontewitwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in zijn hoedanigheid van bestuurder van [naam zorginstelling] gedurende een periode van meerdere jaren stelselmatig en op geraffineerde wijze aanzienlijke geldbedragen onttrokken aan de stichting. Het onttrekken van die geldbedragen heeft de verdachte onder meer verborgen door het opstellen van valse facturen, leningsovereenkomsten en jaarrekeningen.
De verdachte heeft door zijn handelen [naam zorginstelling] dermate zwaar benadeeld, dat de stichting inmiddels in staat van faillissement is gesteld. Geld dat bedoeld was voor de zorg voor jongeren met een licht verstandelijke beperking is door de verdachte voor eigen gewin gebruikt. Daarmee heeft hij niet alleen financiële schade toegebracht aan de stichting, maar er ook voor gezorgd dat het personeel van de stichting op zoek moest naar een andere baan en de cliënten aan wie zorg werd verleend, op zoek moesten naar een nieuwe zorgverlener.
Met het valselijk opmaken van de jaarrekeningen van [naam zorginstelling] heeft de verdachte ook het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften, zoals de voornoemde jaarrekeningen, moet kunnen worden gesteld, geschaad. Door zijn handelswijze heeft de verdachte voorts de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast.
Het witwassen van de crimineel verkregen geldbedragen vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
20 oktober 2017. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank rekent de verdachte zijn egoïstisch gedrag zeer zwaar aan. Hij had alles en toch was dat niet genoeg. Jarenlang heeft hij de [naam zorginstelling] gezien als een verdienmodel, als een bedrijf waar hij naar believen geld aan kon onttrekken. Hij heeft riant geleefd van al het verduisterde geld, dat was bestemd voor de zwakkeren in deze samenleving. Hij is er niet voor terug gedeinsd om vele honderdenduizenden euro’s gemeenschapsgeld te verspillen aan huur voor een woning waar hij niet wilde wonen. Om een van de medeverdachten te parafraseren, hij is gevallen voor de afgod van het geld.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De verdachte zal, om te beginnen, de samenleving genoegdoening moeten leveren voor de schade die hij haar heeft berokkend. De gevangenisstraf zal hem er bovendien van moeten weerhouden in de toekomst opnieuw dit soort strafbare feiten te plegen, terwijl ook overigens naar de rechtsgenoten duidelijk zal zijn, dat dit soort gedrag niet wordt getolereerd.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de omvang van het bedrag dat de verdachte heeft verduisterd, de periode waarin hij zichzelf ten koste van anderen heeft verrijkt en de houding van de verdachte op de zitting. De verdachte heeft de rechtbank niet kunnen overtuigen dat hij werkelijk inzicht heeft in de strafwaardigheid van zijn gedrag.
De officieren van justitie hebben gevorderd een beroepsverbod op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat het beroepsverbod niet zal leiden tot een beperking van het recidivegevaar. Overigens leent de aard van de werkzaamheden zich ook niet voor een verbod en zou een verbod onvoldoende nauwkeurig omschreven kunnen worden. Een beroepsverbod zou de verdachte daarnaast beletten in zijn resocialisatie in de maatschappij. De rechtbank zal derhalve geen beroepsverbod opleggen.
De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen, nu er, behalve het veroordelende vonnis ook gronden zijn, in het bijzonder sinds gebleken is dat de verdachte heeft geprobeerd zijn activiteiten met [naam bedrijf 1] voort te zetten. Daarin acht de rechtbank gevaar voor herhaling van de onderhavige misdrijven gelegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 47, 56, 57, 225, 336 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. J.J. van den Berg en A. van Luijck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Koek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2017.
Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot en met 28 juni 2016,
te Rotterdam en/of te Bunschoten en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een geldleningsovereenkomst tussen [naam zorginstelling] en [naam verdachte] gedateerd 1 november 2010 (DOC-021-10), en/of
een aangifte inkomstenbelasting 2011 ondertekend d.d. 28 maart 2012 ten name van [naam verdachte] (DOC-025-02), en/of
een of meer facturen afkomstig van [naam bedrijf 2] handelend onder de naam [naam medeverdachte 3] gericht aan [naam zorginstelling] (DOC-019-04 en/of DOC-019-05 en/of DOC-19-06), en/of
een factuur afkomstig van [naam bedrijf 3] handelend onder de naam [naam medeverdachte 3] gericht aan [naam zorginstelling] (DOC-034-03 en/of DOC-035-16), en/of
een geldleningsovereenkomst tussen [naam zorginstelling] en [naam bedrijf 3] gedateerd 30 oktober 2013 (DOC-019-07), en/of
een overeenkomst van geldlening tussen [naam zorginstelling] en [naam verdachte] gedateerd 4 mei 2015 (DOC-003-30), en/of
een of meer facturen afkomstig van [naam verdachte] , gericht aan [naam zorginstelling] (DOC-003-05 t/m DOC-003-08), en/of
een overeenkomst van borgtocht tussen [naam 2] en [naam zorginstelling] gedateerd 16 juni 2016 (DOC-021-01),
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of doen (laten)
opmaken en/of doen (laten) vervalsen,
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s), (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid,
ad a en/of e en/of f) opgenomen en/of (doen) laten opnemen dat een geldbedrag is geleend, terwijl er in werkelijkheid geen sprake was van een lening en/of het geschrift heeft geantedateerd, en/of
ad b) een aangifte inkomstenbelasting over 2011 opgemaakt ten aanzien van [naam verdachte] , terwijl in werkelijkheid deze aangifte niet is ingediend bij de Belastingdienst, en/of opgenomen dat hij, verdachte, inkomsten uit dienstbetrekking bij [naam bedrijf 2] had, terwijl daar in werkelijkheid geen sprake van was, en/of
ad c en d) op deze facturen opgenomen en/of (doen) laten opnemen dat er werkzaamheden en/of diensten vanuit [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] hebben plaatsgevonden, terwijl daar in werkelijkheid geen sprake van was, en/of
ad g) op de factuur gedateerd 31-12-2011 een bedrag aan management fee gedeclareerd over het jaar 2011 en/of op de factuur gedateerd 31-12-2012 een bedrag aan management fee gedeclareerd over het jaar 2012 en/of op de factuur gedateerd 31-12-2013 een bedrag aan management fee gedeclareerd over het jaar 2013 en/of op de factuur gedateerd 31-12-2014 een bedrag aan management fee gedeclareerd over het jaar 2014, terwijl dit in werkelijkheid niet op die factuurdatum is gedeclareerd en/of het bedrag dat wordt gefactureerd onjuist is, en/of
ad h) vermeld dat er een overeenkomst tot borgtocht is aangegaan tussen partijen ten bedrage van een miljoen euro, terwijl deze overeenkomst in werkelijkheid niet tot stand is gekomen,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
art. 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot en met 28 juni 2016,
te Rotterdam en/of Bunschoten en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt en/of doen maken van (een) vals(e)
geschrift(en), te weten
een geldleningsovereenkomst tussen [naam zorginstelling] (verder te noemen: [naam zorginstelling] ) en [naam verdachte] gedateerd 1 november 2010 (DOC-021-10), en/of
een aangifte inkomstenbelasting 2011 ondertekend d.d. 28 maart 2012 ten name van [naam verdachte] (DOC-025-02), en/of
een of meer facturen afkomstig van [naam bedrijf 2] handelend onder de naam [naam medeverdachte 3] gericht aan [naam zorginstelling] (DOC-019-04 en/of DOC-019-05 en/of DOC-19-06), en/of
een factuur afkomstig van [naam bedrijf 3] handelend onder de naam [naam medeverdachte 3] gericht aan [naam zorginstelling] (DOC-034-03), en/of
en geldleningsovereenkomst tussen [naam zorginstelling] en [naam bedrijf 3] gedateerd 30 oktober 2013 (DOC-019-07), en/of
een overeenkomst van geldlening tussen [naam zorginstelling] en [naam verdachte] gedateerd 4 mei 2015 (DOC-003-30), en/of
een of meer facturen afkomstig van [naam verdachte] , gericht aan [naam zorginstelling] (DOC-003-05 t/m DOC-003-08), en/of
een overeenkomst van borgtocht tussen [naam 2] en [naam zorginstelling] gedateerd 16 juni 2016 (DOC-021-01),
als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst,
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat, (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid,
ad a en/of e en/of f) opgenomen en/of (doen) laten opnemen dat een geldbedrag is geleend, terwijl er in werkelijkheid geen sprake was van een lening en/of het geschrift heeft geantedateerd, en/of
ad b) een aangifte inkomstenbelasting over 2011 opgemaakt ten aanzien van [naam verdachte] , terwijl in werkelijkheid deze aangifte niet is ingediend bij de Belastingdienst, en/of opgenomen dat hij, verdachte, inkomsten uit dienstbetrekking bij [naam bedrijf 2] had, terwijl daar in werkelijkheid geen sprake van was, en/of
ad c en d) op deze facturen is opgenomen dat er werkzaamheden en/of diensten vanuit [naam bedrijf 2]
en/of [naam bedrijf 3] hebben plaatsgevonden, terwijl daar in werkelijkheid geen sprake van was, en/of
ad g) op de factuur gedateerd 31-12-2011 een bedrag aan management fee is gedeclareerd over het jaar 2011 en/of op de factuur gedateerd 31-12-2012 een bedrag aan management fee is gedeclareerd over het jaar 2012 en/of op de factuur gedateerd 31-12-2013 een bedrag aan
management fee is gedeclareerd over het jaar 2013 en/of op de factuur gedateerd 31-12-2014 een bedrag aan management fee is gedeclareerd over het jaar 2014, terwijl dit in werkelijkheid niet op die factuurdatum is gedeclareerd en/of het bedrag dat wordt gefactureerd onjuist is, en/of
ad h) is vermeld dat er een overeenkomst tot borgtocht is aangegaan tussen partijen ten bedrage van een miljoen euro, terwijl deze overeenkomst in werkelijkheid niet tot stand is gekomen,
bestaande dat (doen) gebruikmaken telkens hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s),
ad a en/of c en/of e en/of h) dit/deze geschrift(en) heeft/hebben (doen) verstrekt/verstrekken aan [naam accountantkantoor] en/of [naam medeverdachte 4] , en/of
ad b) voornoemde aangifte per e-mail (DOC-025-01) heeft verzonden aan [naam makelaar] en/of heeft doen verzenden aan [naam 1] , en/of
ad d) voornoemde factuur per e-mail (DOC-035-15) heeft verzonden aan [naam bedrijf 4] , en/of
ad f) dit geschrift heeft doen verstrekken aan de Belastingdienst bij het indienen van bezwaar op de aanslagen loonheffing 2011 tot en met 2014 (DOC-003-30), en/of
ad g) dit/deze geschrift(en) heeft doen verstrekken aan de Belastingdienst in het kader van de boekencontrole,
en/of voornoemd(e) geschrift(en) voorhanden hebben/heeft gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die geschrift(en) bestemd waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst;
art. 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair:
hij,
op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 31 mei 2012 tot en met 24 juni 2016,
als bestuurder van [naam zorginstelling] ,
te Rotterdam en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) of meer (rechts)perso(o)n(en) en/of met een of meer ander(en),
(telkens) opzettelijk,
één of meer onware balans(en) en/of één of meer onware winst- en verliesrekening(en) en/of één of meer toelichting(en) op een van die stukken,
te weten:
een rapport inzake de jaarrekening 2011 van [naam zorginstelling] (DOC-013-06), en/of
een rapport inzake de jaarrekening 2012 van [naam zorginstelling] (DOC-013-07), en/of
een rapport inzake de jaarrekening 2013 van [naam zorginstelling] (DOC-013-08), en/of
een rapport inzake de jaarrekening 2014 van [naam zorginstelling] (DOC-013-09), en/of
een rapport inzake de jaarrekening 2015 van [naam zorginstelling] (DOC-013-28)
openbaar heeft/hebben gemaakt en/of heeft/hebben doen openbaar maken en/of zodanige
openbaarmaking opzettelijk heeft/hebben toegelaten,
bestaande die onwaarheden (telkens) hierin dat:
ad a) in het rapport inzake de jaarrekening van [naam zorginstelling] over het jaar 2011 (DOC-013-06) bij toelichting op de resultatenrekening (p. 23) bij het bruto-inkomen en/of het totaal inkomen van [naam verdachte] een te laag bedrag, althans een onjuist bedrag is opgenomen, en/of
ad b) in het rapport inzake de jaarrekening van [naam zorginstelling] over het jaar 2012 (DOC-013-07) bij toelichting op de resultatenrekening (DOC-013-07, p. 23) bij vergoeding middels management fee en/of het totaal inkomen van [naam verdachte] een te laag bedrag, althans een onjuist bedrag is opgenomen, en/of
ad c) in het rapport inzake de jaarrekening van [naam zorginstelling] over het jaar 2013 (DOC-013-08) bij toelichting op de resultatenrekening (p. 22) bij vergoeding middels management fee en/of het totaal inkomen van [naam verdachte] een te laag bedrag, althans een onjuist bedrag is opgenomen, en/of
ad d) in het rapport inzake de jaarrekening van [naam zorginstelling] over het jaar 2014 (DOC-013-09) bij toelichting op de resultatenrekening (p. 22) bij beloning en/of bij totaal bezoldiging van [naam verdachte] een te laag bedrag, althans een onjuist bedrag is opgenomen, en/of
ad e) in het rapport inzake de jaarrekening van [naam zorginstelling] over het jaar 2015 (DOC-013-28) bij toelichting op de resultatenrekening (p. 22) bij beloning en/of bij totaal bezoldiging van [naam verdachte] een te laag bedrag, althans een onjuist bedrag is opgenomen, en/of
bestaande dat openbaar maken (telkens) hierin dat voornoemd(e) rapport(en) inzake de
jaarrekening(en) over het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013 en/of 2014 en/of 2015 van [naam zorginstelling] is/zijn geplaatst op de website www.jaarverslagenzorg.nl;
Art. 336 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 december 2011 tot en met 24 juni 2016,
te Rotterdam en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt en/of doen maken van (een) vals(e) geschrift(en), te weten:
een rapport inzake de jaarrekening 2011 van [naam zorginstelling] (DOC-013-06), en/of
een rapport inzake de jaarrekening 2012 van [naam zorginstelling] (DOC-013-07), en/of
een rapport inzake de jaarrekening 2013 van [naam zorginstelling] (DOC-013-08), en/of
een rapport inzake de jaarrekening 2014 van [naam zorginstelling] (DOC-013-09), en/of
en rapport inzake de jaarrekening 2015 van [naam zorginstelling] (DOC-013-28),
als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst,
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
bestaande dat (doen) gebruik maken (telkens) hierin dat voornoemd(e) geschrift(en) zijn geplaatst op de site www.jaarverslagenzorg.nl,
bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat:
ad a) bij de 'toelichting op de resultatenrekening' (DOC-013-06, p. 22) over 2011 bij het bruto-inkomen en/of het totaal inkomen van [naam verdachte] een te laag bedrag, althans een onjuist bedrag staat vermeld, en/of
ad b) bij de 'toelichting op de resultatenrekening' (DOC-013-07, p. 23) over 2012 bij vergoeding middels management fee en/of het totaal inkomen van [naam verdachte] , een te laag bedrag, althans een onjuist bedrag staat vermeld, en/of
ad c) bij de 'toelichting op de resultatenrekening' (DOC-013-08, p. 22) over 2013 bij vergoeding middels management fee en/of het totaal inkomen van [naam verdachte] een te laag bedrag, althans een onjuist bedrag staat vermeld, en/of
ad d) bij de 'toelichting op de resultatenrekening' (DOC-013-09, p. 22) over 2014 bij beloning en/of bij totaal bezoldiging van [naam verdachte] een te laag bedrag, althans een onjuist bedrag staat vermeld, en/of
ad e) bij de 'toelichting op de resultatenrekening' (DOC-013-28, p. 22) over 2015 bij beloning en/of bij totaal bezoldiging van [naam verdachte] een te laag bedrag, althans een onjuist bedrag staat vermeld,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst;
art. 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij,
op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2010 tot en met 28 juni 2016,
te Rotterdam en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten (van) een of meer geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (circa) 1.889.893 euro, althans enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en)/geldbedrag(en) was, en/of
heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte
heeft/hebben gemaakt;
art. 420bis jo. 420ter Wetboek van Strafrecht