ECLI:NL:RBROT:2017:9921

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2017
Publicatiedatum
18 december 2017
Zaaknummer
10/993065-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van controleverklaringen door accountant in zorgfraudezaak

Op 18 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een accountant die betrokken was bij zorgfraude. De verdachte, accountant van een zorginstelling, heeft jarenlang valse controleverklaringen afgegeven, waarmee hij de medeverdachte, bestuurder van de zorginstelling, heeft gefaciliteerd bij het verduisteren van bijna 1,9 miljoen euro. De medeverdachte heeft dit bedrag volledig privé uitgegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de onregelmatigheden en desondanks goedkeurende verklaringen heeft afgegeven, terwijl de jaarrekeningen geen getrouw beeld gaven van de financiële situatie van de zorginstelling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en het vertrouwen dat in het accountantsberoep gesteld moet worden. De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen de zorginstelling benadeeld, maar ook het vertrouwen in het accountants toezicht geschaad. De rechtbank heeft benadrukt dat dergelijke feiten niet worden geaccepteerd en dat hoge straffen dreigen voor degenen die zich schuldig maken aan het faciliteren van verduistering van gemeenschapsgelden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/993065-16
Datum uitspraak: 18 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. K.A. Krikke, advocaat te Amersfoort.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 15, 16, 17 en 20 november 2017 en
4 december 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. H.C. Vermaseren en C.A.M. van den Brand hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.

Waardering van het bewijs

1.
Inleiding
De medeverdachte [naam medeverdachte 1] is vanaf 1 juli 2011 formeel bestuurder van [naam zorginstelling] . Zorginstellingen, zoals [naam zorginstelling] , die zorg in natura willen aanbieden die op grond van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) voor vergoeding in aanmerking komt, hebben hiervoor een toelating van de Minister nodig in het kader van de Wet Toelating Zorginstellingen (hierna: WTZi) en worden vervolgens geregistreerd op de website www.wtzi.nl. [naam zorginstelling] staat als toegelaten zorginstelling op deze website geregistreerd.
Op grond van de WTZi moet [naam zorginstelling] elk jaar vóór 1 juni verantwoording afleggen over de manier waarop zij geld uit de Wlz en de Zorgverzekeringswet besteedt. Die verantwoording wordt afgelegd in de jaarverantwoording zorginstellingen. Een jaarverantwoording bestaat uit een jaarverslag, jaarrekening, een accountantsverklaring en de wettelijke verplichte bijlagen van het Jaardocument Maatschappelijke verantwoording. De jaarverantwoording van zorginstellingen moet worden gepubliceerd op de website www.jaarverslagenzorg.nl.
heeft over de jaren 2011 tot en met 2015 aan deze publicatieplicht voldaan.
Sinds 1 januari 2013 is één van de voorwaarden om een toelating op grond van de WTZi te behouden, dat de zorginstelling voldoet aan de Wet Normering Topinkomens (hierna: WNT). De WNT regelt de maximale bezoldiging van topfunctionarissen in de (semi)publieke sector. In de volksmond wordt dit ook wel de “Balkenende-norm” genoemd. Vóór 2013 volgde de maximale bezoldiging uit de afspraken met de zorgverzekeraar.
Op door [naam medeverdachte 1] in de jaren 2011 tot en met 2015 op www.jaarverslagenzorg.nl gepubliceerde jaarrekeningen van [naam zorginstelling] stond dat het inkomen van [naam medeverdachte 1] als bestuurder van [naam zorginstelling] binnen de norm van de maximale bezoldiging bleef. Dit is echter in werkelijkheid niet het geval geweest. Tussen 2010 en 2016 heeft [naam medeverdachte 1] zich veel meer geld toegeëigend dan hij op grond van de afspraken met de zorgverzekeraar en de Balkenende-norm mocht verdienen en dan de jaarrekeningen weergeven. [naam zorginstelling] was in zijn ogen zijn bedrijf, waaraan hij naar believen geld kon onttrekken. Om de schijn te wekken dat zijn bezoldiging bij [naam zorginstelling] onder de Balkenende-norm bleef en/of om het te doen voorkomen dat de door hem aan [naam zorginstelling] onttrokken geldbedragen een legitieme herkomst hadden, heeft [naam medeverdachte 1] diverse documenten, waaronder geldleningsovereenkomsten en facturen valselijk opgemaakt.
Rol van de verdachte
Op grond van artikel 2.4. van de Zorg Governance Code (ZGC) en artikel 13, derde lid, van de Statuten van [naam zorginstelling] was de Raad van Toezicht van [naam zorginstelling] verantwoordelijk voor de benoeming van een accountant. De ZGC schrijft voorts voor dat de Raad van Toezicht het bestuur over wettelijke verplichtingen moet adviseren en toezicht moet houden op de financiële verslaglegging van de stichting.
De verdachte was in de boekjaren 2011 tot en met 2015 accountant van [naam zorginstelling] . Hij heeft in deze jaren een goedkeurende controleverklaring afgegeven bij de desbetreffende jaarrekeningen. In de controleverklaringen staat dat de controle is uitgevoerd op de bedragen en de toelichting in de jaarrekening.
2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte op basis van de gegevens die hij had ten tijde van het afgeven van de goedkeurende verklaringen, ervan uit mocht gaan dat deze verklaringen correct waren. De verdachte heeft altijd voldaan aan de standaarden uit de
NV COS (Nadere voorschriften controle- en overige standaarden) en Verordening Gedrags- en Beroepsregels Accountants. Op grond van COS 580 wordt gewerkt met schriftelijke bevestigingen van het management en overige met
governancebelaste personen, in dit geval de Raad van Toezicht. Er was dan ook geen sprake van het creëren van een formele werkelijkheid, maar daarentegen juist van het naleven van regelgeving die er toe strekte om het toezicht te borgen. De verdachte had bij dit alles geen oogmerk op misleiding.
3.
Beoordeling
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de goedkeurende controleverklaringen valselijk heeft opgemaakt, nu hij wist dat de jaarrekeningen van [naam zorginstelling] geen getrouw beeld gaven van de samenstelling van het vermogen van [naam zorginstelling] en van het resultaat over de jaren 2011 tot en met 2015. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
Reeds op 7 oktober 2011, nauwelijks drie maanden na de aanstelling van [naam medeverdachte 1] als bestuurder van [naam zorginstelling] , stuurt [naam medewerker accountantskantoor] , een medewerker van het accountantskantoor van de verdachte, een e-mail aan [naam medeverdachte 1] met cc aan de verdachte, waarin hij zijn zorgen uit over de gang van zaken. De wederrechtelijkheid van het handelen van [naam medeverdachte 1] wordt daarin kernachtig samengevat: [naam medeverdachte 1] heeft in 2011 al € 291.250,- opgenomen zonder dat daar facturen tegenover staan. Er is geen contract waarin diens werkzaamheden en vergoeding wordt geregeld. [naam medeverdachte 1] kan ervan worden beticht dat hij [naam zorginstelling] financieel benadeelt; er is een verplichting om de bezoldiging in de jaarrekening te melden en daar kunnen vragen over komen. En dan:
Ook vragen wij ons af of de Raad van Toezicht van deze situatie op de hoogte is. Deze situatie maakt de Raad van Toezicht namelijk erg kwetsbaar. Zij zijn het controlerend orgaan en mogen deze situatie niet toelaten. Omdat er ook geen notulen van de Raad van Toezicht zijn, is er ook geen bewijs dat er vergaderd is, waardoor hun positie alleen maar kwetsbaarder wordt( Doc-021-04 , dossier,
pagina 2235, doorlopend genummerd).
In een
managementlettervan 2 december 2011 van het accountantskantoor van de verdachte aan [naam zorginstelling] wordt er vervolgens op gewezen dat rekening gehouden moet worden met de criteria van de Balkenende-norm, gelet op de hoogte van de in 2011 uitbetaalde vergoedingen aan de bestuurder. Daarnaast ontvangt de verdachte op 19 januari 2012 een e-mail van [naam medeverdachte 1] waarin deze aangeeft dat de uitbetaalde bestuurdersvergoeding van € 131.500,- terug gebracht moet worden naar € 90.000,- om onder de Balkenende-norm te blijven en dat het verschil van € 41.500,- zal worden omgezet in een lening. De verdachte was aldus op de hoogte van het feit dat [naam medeverdachte 1] meer aan bezoldiging uitbetaald kreeg dan volgens de Balkenende-norm toegestaan was. Uit de bovenaangehaalde door [naam medewerker accountantskantoor] op 7 oktober 2011 gestuurde e-mail met cc aan de verdachte, meer in het bijzonder uit “ook vragen wij ons af”, leidt de rechtbank af, dat ook de verdachte wist dat deze situatie ontoelaatbaar was.
Daar komt bij dat in het dossier een verslag is aangetroffen, gedateerd 2 december 2011,
van een gesprek dat de verdachte zou hebben gevoerd met [naam medeverdachte 1] en bij welk gesprek
de medeverdachte [naam medeverdachte 2] (destijds voorzitter van de Raad van Toezicht van [naam zorginstelling] ) telefonisch zou zijn aangeschoven. [naam medeverdachte 2] heeft ontkend dat dit gesprek heeft plaatsgevonden. [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij zich een dergelijk gesprek niet kan herinneren. Uiteindelijk heeft de verdachte ter zitting verklaard dat hij geen rechtstreeks contact heeft gehad met [naam medeverdachte 2] over de jaarrekeningen.
De rechtbank leidt hier uit af dat de verdachte de suggestie heeft willen wekken dat hij met de Raad van Toezicht van [naam zorginstelling] heeft overlegd, terwijl dit niet het geval is geweest. Ook dit leidt tot het oordeel dat de verdacht wist dat [naam medeverdachte 1] geen recht had op de gelden die hij aan [naam zorginstelling] onttrok en dat hij willens en wetens heeft meegewerkt aan de verhulling daarvan.
Verder blijkt uit een opgenomen gesprek tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] op 6 december 2012 dat de verdachte op de hoogte is van de bedragen die aan [naam medeverdachte 1] zijn uitbetaald en dat de onderliggende facturen ontbreken. De verdachte adviseert [naam medeverdachte 1] om kritisch naar de opstelling van de bedragen te kijken en deze desnoods uit te splitsen. Dit is opmerkelijk, gezien het feit dat de bedragen reeds aan [naam medeverdachte 1] zijn uitbetaald en de juridische grondslag daarvan niet eenzijdig achteraf kan worden vastgesteld of gewijzigd.
Uit een opgenomen gesprek tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] op 11 februari 2013 leidt de rechtbank wederom af dat de verdachte zich realiseerde dat de formele beloning van [naam medeverdachte 1] rond de € 180.000,- à € 200.000,- bedroeg, maar dat [naam medeverdachte 1] feitelijk veel meer uitbetaald kreeg. De rechtbank ziet geen enkele steun voor de verklaring van de verdachte ter zitting dat zijn woorden in dit gesprek verkeerd worden geïnterpreteerd.
Op 13 mei 2014 vindt tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] een bespreking plaats over de afwikkeling van de jaarrekening van 2013. In het door de verdachte opgemaakte bespreekverslag staat dat hierbij gesproken is over facturen van [naam 1] . Om toch tot een voor [naam zorginstelling] positief resultaat over het lopende boekjaar te komen, is er blijkens dit verslag gesproken over het omzetten van de aan [naam 1] uitgekeerde bedragen in een lening.
De rechtbank heeft er geen enkele twijfel over dat de verdachte wist dat het aan [naam 1] (handelend onder de naam [naam medeverdachte 3] ) betaalde geld in werkelijkheid naar [naam medeverdachte 1] ging. Hierbij hecht de rechtbank waarde aan de specificatie in het accountantsdossier van 2014 (DOC 021-69, dossier pagina 2456, doorlopend genummerd) waarop de betalingen van [naam zorginstelling] aan [naam medeverdachte 3] in 2014 staan vermeld met als eindsaldo € 840.000 en waarop met de hand is geschreven ‘’ [naam 2] , Governance, 200 kk-640 kk’’. Dit is bezwaarlijk anders te verstaan dan dat de aan [naam medeverdachte 1] uitbetaalde bedragen met een saldo van € 840.000 in verband met de Balkenende norm (“governance”) moeten worden gesplitst in twee bedragen, te weten € 200.000,- en € 640.000,-. Dit is willens en wetens verhullen dat [naam medeverdachte 1] in werkelijkheid zich veel meer geld toeëigende dan waar hij recht op had.
Tot slot bevat het dossier een e-mailwisseling tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] met betrekking tot het accorderen van de jaarrekening 2015.
Op 14 juni 2016 heeft [naam medeverdachte 1] per e-mail een tekst voor notulen van een vergadering van de raad van toezicht aan de verdachte verzonden met de opmerking: ‘kun je je vinden in de formuleringen. En dekt dit voldoende de lading.’ De verdachte heeft vervolgens in zijn e-mail van 14 juni 2016 benoemd aan [naam medeverdachte 1] welke punten hij nog mist, in het bijzonder reacties van de Raad van Toezicht, die – zo begrijpt de rechtbank – de verdachte kennelijk niet heeft aangetroffen in de door [naam medeverdachte 1] gemailde tekst. De verdachte mailt in dat verband: ‘’benoem dat de RVT aandringt op zekerheden en concrete afspraken over aflossing van verschillende vorderingen en (..) doel is aan te tonen dat de RVT op de hoogte was van wat er gebeurt en zorgvuldig handelen afdwingt.’
[naam medeverdachte 1] mailt hierop aan de verdachte: ‘’zie bijlage voor aangepast concept. Bij akkoord rij ik morgen naar [naam medeverdachte 4] toe voor de handtekening. Voor de overige punten (…) Mijn voorstel voor een notulen zou dan zo zijn (…).’ In de bijlage zitten notulen van een vergadering van de raad van toezicht van een vergadering van 16 november 2015, die zouden zijn ondertekend op 21 december 2015. De verdachte stuurt deze notulen vervolgens door naar [naam medewerker accountantskantoor] : “Wil je deze ook nalezen?”.
De rechtbank leidt hieruit af dat [naam medeverdachte 1] notulen opstelt van een vergadering met de raad van toezicht die zeven maanden eerder zou moeten hebben plaatsgevonden en de ondertekening antedateert, om de suggestie te wekken dat hij met de raad van toezicht van [naam zorginstelling] over verschillende kwesties heeft overlegd. [naam medeverdachte 1] heeft ter zitting verklaard dat er op 16 november 2015 geen vergadering van de raad van toezicht is geweest, terwijl deze ook niet op 21 december 2015 is ondertekend. De rechtbank leidt uit de e-mailwisseling tussen [naam medeverdachte 1] en de verdachte af, dat ook de verdachte wist dat de notulen geen getrouw beeld gaven van de werkelijkheid, alleen al omdat zeven maanden na de zogenaamde vergadering, tussen [naam medeverdachte 1] en de verdachte wordt overlegd wat de uitkomst van de vergadering moet zijn geweest en de datum van ondertekening is vastgesteld op 21 december 2015, een half jaar eerder.
Door over de jaren 2012 tot en met 2016 controleverklaringen af te geven waarin staat vermeld dat de jaarrekeningen een getrouw beeld geven van het vermogen van [naam zorginstelling] en het resultaat over de bewuste jaren, heeft de verdachte, nu hij wist dat dit niet het geval was, zich schuldig gemaakt aan het opmaken van valse controleverklaringen.
4.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte bovenbedoelde controleverklaringen valselijk heeft opgemaakt.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, in de periode van 31 december 2011 tot en met 24 juni 2016, te Bunschoten en te Rotterdam,
een controle verklaring van de onafhankelijke account inzake [naam zorginstelling] gedateerd 31 mei 2012 (DOC-013-10), en
een controle verklaring van de onafhankelijke account inzake [naam zorginstelling] gedateerd 30 mei 2013 (DOC-013-11), en
een controle verklaring van de onafhankelijke account inzake [naam zorginstelling] gedateerd 28 mei 2014 (DOC-013-12), en
een controle verklaring van de onafhankelijke account inzake [naam zorginstelling] gedateerd 29 mei 2015 (DOC-013-13), en
en controle verklaring van de onafhankelijke account inzake [naam zorginstelling] gedateerd 17 juni 2016 (DOC-013-29),
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij, (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid,
opgenomen dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van [naam zorginstelling] en van het resultaat over de jaren 2011 en 2012 en 2013 en 2014 en 2015,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken /of door anderen te doen gebruiken;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft verscheidene jaren valse controleverklaringen afgegeven. Hij heeft daarmee [naam medeverdachte 1] jarenlang gefaciliteerd bij het plegen van strafbare feiten. Zonder de controleverklaringen van de verdachte had [naam medeverdachte 1] nooit op een dergelijke grote schaal wederrechtelijk gelden kunnen onttrekken aan [naam zorginstelling] . (Mede) als gevolg van die onttrekkingen is de stichting inmiddels in staat van faillissement is gesteld.
Met zijn handelen heeft de verdachte de bijzondere positie die hij als accountant inneemt misbruikt. Het vertrouwen in het accountantstoezicht is daarmee geschaad. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Daarbij houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met de omvang van de door [naam medeverdachte 1] verduisterde gemeenschapsgelden en de lengte van de periode waarin de feiten zijn gepleegd. Het is van groot belang om voor alle rechtsgenoten duidelijk te maken dat dit soort feiten niet wordt geaccepteerd en dat hoge straffen dreigen voor degenen die zich schuldig maken aan het faciliteren van verduistering van gemeenschapsgelden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Ten slotte zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaar. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 3 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. J.J. van den Berg en A. van Luijck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Koek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2017.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 december 2011 tot en met 24 juni 2016,
te Bunschoten en/of te Rotterdam, en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een controle verklaring van de onafhankelijke account inzake [naam zorginstelling] gedateerd 31 mei 2012 (DOC-013-10), en/of
een controle verklaring van de onafhankelijke account inzake [naam zorginstelling] gedateerd 30 mei 2013 (DOC-013-11), en/of
een controle verklaring van de onafhankelijke account inzake [naam zorginstelling] gedateerd 28 mei 2014 (DOC-013-12), en/of
een controle verklaring van de onafhankelijke account inzake [naam zorginstelling] gedateerd 29 mei 2015 (DOC-013-13), en/of
een controle verklaring van de onafhankelijke account inzake [naam zorginstelling] gedateerd 17 juni 2016 (DOC-013-29),
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of doen (laten) opmaken en/of doen (laten) vervalsen,
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s), (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid,
opgenomen en/of (doen) laten opnemen dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van [naam zorginstelling] en van h et resultaat over de jaren 2011 en/of 2012 en/of 2013 en/of 2014 en/of 2015,
zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht