Over de locatie van het hek is in geschil wat partijen daaromtrent zijn overeengekomen. Daarbij heeft te gelden dat, blijkens het Haviltex-criterium, het bij de uitleg van een geschrift waarin de verhouding tussen partijen is geregeld niet enkel aankomt op een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen, maar tevens op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkanders verklaringen en gedragingen en aan de bepalingen van dat geschrift mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
De afspraken tussen partijen over de toegankelijkheid van het pad voor [eiser] vloeien voort uit het voorstel van [gedaagden] c.s. per e-mail van 29 juni 2017, dat door/namens [eiser] op 3 juli 2017 is aanvaard (zie 2.8. en 2.9.). Over de locatie van het hek is enkel vermeld dat [gedaagden] c.s. het hek naar achteren zal plaatsen, zodat [eiser] daar geen last en hinder van ondervindt. Een concrete locatie wordt in die mailcorrespondentie niet genoemd. Wel kan uit de e-mail van mr. Van den Ouden van 28 juli 2017 (zie 2.11.) – waartegen [eiser] niet meer heeft geprotesteerd – worden afgeleid dat het gedane voorstel van 29 juni 2017 ertoe strekte dat het hek aansluitend aan het gearceerde gedeelte zou worden geplaatst. Die locatie komt de voorzieningenrechter ook niet onbegrijpelijk voor, aangezien [eiser] het gedeelte van het pad dat voorbij het gearceerde gebied ligt, niet nodig heeft om zijn achtertuin te bereiken.
[eiser] heeft echter gesteld dat, kort na de aanvaarding van het voorstel, [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) zich bij hem meldde om namens [gedaagden] c.s. nadere afspraken te maken met [eiser] over de plaats waar het hek moest komen. Vervolgens hebben [eiser] en [persoon 1] afgesproken dat het hek zou komen te staan ter hoogte van de achterzijde van het perceel van [eiser] en heeft [gedaagden] c.s. de volgende dag een piketpaal op de afgesproken locatie geplaatst, aldus [eiser] . Daartegenover heeft [gedaagden] c.s., onder overlegging van een schriftelijke verklaring van [persoon 1] , betwist dat [persoon 1] namens hem mocht handelen. Vanwege de slechte verstandhouding tussen partijen had hij [persoon 1] enkel gestuurd om te bevestigen wat partijen hadden afgesproken. Nadat [eiser] aan [persoon 1] had medegedeeld dat hij het hek nog verder naar achteren wilde zien, heeft [gedaagden] c.s. onverplicht en uit eigen beweging besloten om het hek nog zo’n 5 à 6 meter verder naar achteren te plaatsen. Ook betwist [gedaagden] c.s. dat hij een piketpaal zou hebben geslagen op de plek waar [eiser] het hek had willen hebben.
Geoordeeld wordt dat, nu de stelling van [eiser] uitdrukkelijk en gemotiveerd door [gedaagden] c.s. is bestreden en niet nader door [eiser] is onderbouwd, vooralsnog niet van uit kan worden gegaan dat [persoon 1] [gedaagden] c.s. mocht vertegenwoordigen in deze, zodat geen sprake kan zijn van een nieuwe afspraak over de locatie van het hek.
Vaststaat dat het hek vóór de regeling tussen partijen aan de voorkant van het pad stond, waardoor [eiser] langs het hek moest om in zijn achtertuin te geraken en om die reden een sleutel van het hek nodig had. Na de regeling heeft [gedaagden] c.s. het hek zodanig naar achteren geplaatst dat [eiser] de vrije toegang heeft tot zijn achtertuin en in die zin geen last en hinder ondervindt van het hek.