ECLI:NL:RBROT:2017:9693

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
8 december 2017
Zaaknummer
10/691096-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en mishandeling met een kettingslot

Op 6 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en mishandeling. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte] in [woonplaats verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie, mr. J. Westerhof, eiste een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, waarbij de verdachte op 26 juni 2017 in Rotterdam met een kettingslot twee mannen had aangevallen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij handelde uit noodweer, omdat er geen feiten waren die een noodweersituatie konden onderbouwen. De rechtbank achtte de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar vanwege psychische problematiek, maar vond de ernst van de feiten zodanig dat een gevangenisstraf noodzakelijk was.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 210 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan de voorwaarden van reclasseringstoezicht en behandeling. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële en immateriële schade had geleden door de feiten. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar was, en de verdachte moest een totaalbedrag van € 503,18 betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/691096-17
Datum uitspraak: 6 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Middelburg.
Raadsman R. Kuijer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Westerhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van beide cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, zich zal melden bij de reclassering, zijn medewerking zal verlenen aan een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling, en een inspanningsverplichting voor het verkrijgen en behouden van werk;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
De rechtbank stelt vast dat er voldoende bewijs voorhanden is voor de tenlastegelegde feiten. De feiten zijn begaan met de ketting van een kettingslot. Naar het oordeel van de rechtbank kan het slaan met zo’n ketting in iemands gezicht (in dit geval op het jukbeen) zwaar lichamelijk letsel opleveren. Een klap met zo’n voorwerp kan heel hard aankomen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 juni 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [naam slachtoffer 1] met een ketting tegen het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid en [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem met een ketting op de pols en de duim te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

5.1.
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren op:
poging tot zware mishandeling
en
mishandeling.
5.2.
Strafbaarheid
5.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat de verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent. Hij is weliswaar boos op de aangevers afgestapt met een ketting, maar hij heeft zich na het zien van de schrikreactie van de aangevers teruggetrokken. De aangevers hebben hem vervolgens aangevallen. De verdachte heeft zich daartegen moeten verdedigen. Daarbij heeft hij uit schrik gezwaaid met de ketting om een klap van de aangever met een ‘
life hammer’af te weren.
5.2.2.
Beoordeling
De rechtbank verstaat dat de verdediging zich op noodweer heeft willen beroepen en zal het verweer als zodanig beoordelen.
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op noodweer kan worden gehonoreerd indien aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden voor de noodzakelijke verdediging van verdachtes of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden waaruit kan worden afgeleid dat er een dergelijke noodweersituatie bestond voor de verdachte. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de aan wettige bewijsmiddelen ontleende feiten en omstandigheden. Daaruit blijkt dat de verdachte op de aangevers is afgerend met de ketting in zijn hand. Vervolgens heeft hij daarmee gezwaaid in de richting van de aangevers, waarbij hij de aangevers ook heeft geraakt. Als één van de aangevers de ketting weet te pakken, rent de verdachte weg en wordt de politie gebeld. Het is niet aannemelijk geworden dat één van de aangevers een life hammer in zijn handen heeft gehad.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Het verweer wordt verworpen.
5.2.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft twee mannen aangevallen met een ketting op de openbare weg zonder dat daar aanleiding voor was. Daarmee heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangevers. Geweldsuitbarstingen zoals deze, in het openbaar vergroten gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangever [naam slachtoffer 1] blijkt dat het feit hem nog altijd achtervolgt. Hij gaat niet meer onbevangen over straat na het incident. Hij vertrouwt mensen niet meer zoals hij dat vroeger deed, en bij het geluid van een kettingslot schrikt hij nog altijd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 september 2017. Dit rapport houdt – onder meer, en voor zover van belang – het volgende in.
Er is bij de verdachte in de afgelopen jaren in toenemende mate sprake van maatschappelijke stilstand dan wel maatschappelijk afglijden. Hij verblijft al enige jaren in de daklozenopvang, heeft maar af en toe werk of eigen woonruimte, en slaagt er niet in om een stabiele basis op te bouwen. Er zijn problemen/zorgen op het gebied van psychische gesteldheid, werk, inkomen en huisvesting. Door diverse personen en instanties worden zorgen geuit over het psychisch functioneren van de verdachte en de mogelijke risico's voor zichzelf en/of anderen ten gevolge van conflicten waarin hij met enige regelmaat verzeild raakt. De verdachte herkent zich niet in het beeld over zijn persoon dat door zijn directe omgeving wordt geschetst waarin sprake zou zijn van psychoses en vreemd, onnavolgbaar gedrag. Hij vindt behandeling/begeleiding niet nodig.
De reclassering schat het recidiverisico op gemiddeld. Door het onvoorspelbare gedrag van de verdachte schat de reclassering in dat er risico op letselschade voor willekeurige personen bestaat.
Psychiaters V.B. de Groof en W.V. Sewbalak hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 oktober 2017. Dit rapport houdt – onder meer, en voor zover van belang – het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van schizoïde persoonlijkheidsproblematiek, en antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken. Met name de persoonlijkheidsproblematiek (basale achterdocht, paranoïde ideeën, gestoorde agressieregulatie) heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de ten laste gelegde feiten. Geadviseerd wordt om de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De kans op recidiveren wordt op middellange termijn als matig tot hoog ingeschat.
Het is van belang dat de verdachte ziektebesef en –inzicht krijgt. Geadviseerd wordt om reclasseringstoezicht en psychiatrische behandeling op te leggen binnen het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf. De adviezen zullen moeilijk realiseerbaar zijn omdat de verdachte geen behandeling wenst. Ze zijn echter niet onmogelijk. Er zou gewerkt kunnen worden aan zijn bereidheid voor behandeling door het bieden van hulp bij huisvesting, schulden, inkomsten en dagbesteding.
Psycholoog W.J.L. Lander heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 26 oktober 2017. Dit rapport houdt – onder meer, en voor zover van belang – het volgende in.
Op basis van de achterdochtige ideeën had de verdachte agressieve gevoelens; op basis van de oordeels- en kritiekstoornissen was de verdachte niet in staat om de situatie juist in te schatten en ook niet de invloed van zijn gedrag op de aangevers juist in te schatten. Hij heeft zijn wil en gedrag niet in vrijheid kunnen bepalen en daarom wordt geadviseerd het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen. Het risico op gewelddadig gedrag bij de verdachte is hoog. Een psychiatrische behandeling is het meest passend, maar niet haalbaar, omdat de verdachte een psychiatrische behandeling pertinent afwijst. Toezicht door de reclassering zou wel haalbaar moeten zijn. De problematische leefomstandigheden en de neiging om zich aan toezicht en hulpverlening te onttrekken, dienen hierbij in ogenschouw te worden genomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit persoonlijkheidsproblematiek in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheid dat de verdachte zonder enige aanleiding tot de feiten is gekomen bestaat daarvoor geen aanleiding.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De rechtbank volgt de officier van justitie in haar eis zodat de verdachte aansluitend aan zijn detentie behandeld kan worden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 103,18 aan materiële schade en een vergoeding van € 400,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Als de vordering wel wordt toegewezen, dan zou het bedrag voor de immateriële schadevergoeding gematigd moeten worden.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen. De vordering voor de immateriële schade is onvoldoende gemotiveerd betwist en toewijzing daarvan acht de rechtbank ook overigens redelijk en billijk.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 juli 2017.
Omdat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 503,18 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 210 (tweehonderd tien) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
40 (veertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke forensische instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal zich inspannen om werk te verkrijgen en behouden;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 503,18 (zegge: vijfhonderd drie euro en achttien eurocent), bestaande uit € 103,18 aan materiële schade en € 400,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 503,18(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd drie euro en achttien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 503,18 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. P. van Dijken en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 juni 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [naam slachtoffer 1] met een kettingslot tegen het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
[naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem met een kettingslot op/tegen de pols en/of de duim te slaan.