ECLI:NL:RBROT:2017:9692

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
8 december 2017
Zaaknummer
10/680320-17 / TUL: 10/681071-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit een bedrijf met vreemdelingen-ISD maatregel

Op 6 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal uit een bedrijf. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van de zitting gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam. De officier van justitie, mr. J. Westerhof, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een ISD-maatregel van twee jaar. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een vormverzuim in het proces-verbaal, maar de rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal, omdat hij op 11 mei 2017 in 's-Gravendeel 620 euro had weggenomen, toebehorende aan [naam slachtoffer]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank legde de ISD-maatregel op, waarbij de ernst van het feit en de recidive van de verdachte zwaar wogen. De rechtbank benadrukte dat de verdachte geen respect had voor andermans eigendom en dat zijn criminele gedrag een bedreiging vormde voor de samenleving. De ISD-maatregel werd opgelegd voor de duur van twee jaar, met de mogelijkheid van behandeling gericht op gedragsverandering. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/680320-17
Parketnummer TUL: 10/681071-14
Datum uitspraak: 6 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam.
Raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Westerhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het proces-verbaal van bevindingen op pagina’s 18 en 19 van het dossier een vormverzuim bevat. De verbalisanten die de verdachte hebben aangehouden, hebben het belang van de verdachte bij een eerlijk proces doelbewust geschaad door zijn verklaringen niet op te nemen in het proces-verbaal. Dat maakt het proces-verbaal tendentieus en dat levert een inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde op. Omdat dat vormverzuim onherstelbaar is, zou dat moeten betekenen dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank deelt het standpunt van de raadsman niet waar hij stelt dat er een tendentieuze weergave in het proces-verbaal is opgenomen. De verbalisanten hebben vastgelegd wat hen op het moment van aantreffen van verdachte door de aanhoudende personen werd verteld. Er zijn geen vormen verzuimd.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het oogmerk bij de verdachte om zich het geld wederrechtelijk toe te eigenen ontbrak. Daarom kan niet bewezen worden dat de verdachte het geld heeft gestolen en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
5.1.2.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is het aan de verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte bevond zich in een ruimte van een bedrijf waar hij niet had mogen zijn en heeft daar geld gepakt dat niet van hem was en in zijn zak gestopt. Daarna heeft hij het gebouw verlaten en is hij weggefietst. Dat de verdachte zich het geld niet heeft willen toe-eigenen is niet aannemelijk geworden. Door het geld buiten de beschikkingsmacht van de eigenaar te brengen is de diefstal voltooid.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 mei 2017 te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 620 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering maatregel

8.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich op een brutale wijze schuldig gemaakt aan diefstal door op klaarlichte dag een bedrijfspand binnen te lopen en daar de dagopbrengst van één van de medewerkers weg te nemen. Daarmee heeft de verdachte schade toegebracht aan de bedrijfseigenaar en veroorzaakt hij gevoelens van onveiligheid bij de medewerkers van het bedrijf en in de maatschappij. De verdachte heeft aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendom. De rechtbank weegt mee dat de verdachte - zoals blijkt uit zijn strafblad - veelvuldig veroordeeld is wegens vermogensmisdrijven. Ondanks het feit dat hij mede daardoor zijn verblijfsstatus verloren heeft gaat hij toch door met stelen.
8.3.
Rapportage
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 juni 2017. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
In 2015 is de verblijfsvergunning van de verdachte ingetrokken als gevolg van zijn justitiële voorgeschiedenis. De verdachte heeft daarom de status van ongewenst vreemdeling. Door die status kan er geen sprake meer zijn van een geslaagde resocialisatie in de Nederlandse samenleving. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De verdachte is bekend met verslavingsproblematiek en hij verkeert in een penibele sociaal-maatschappelijke positie. Door de status van de verdachte is het niet mogelijk om een plan van aanpak ter voorkoming van recidive op te stellen. Geadviseerd wordt om een ISD-maatregel op te leggen. Die maatregel zal enerzijds het doel hebben van vrijheidsbeneming teneinde recidive te voorkomen en anderzijds het bevorderen van een succesvolle terugkeer naar het land van herkomst.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 november 2017 in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Deze vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen en maatregelen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. De rechtbank onderschrijft de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een ISD-maatregel in het onderhavige geval passend is, ondanks dat de verdachte niet meer beschikt over een rechtsgeldige verblijfstitel en bovendien een inreisverbod heeft. De ISD-maatregel is er immers in de eerste plaats op gericht het criminele gedrag van meerderjarige stelselmatige daders feitelijk onmogelijk te maken door middel van langdurige vrijheidsbeneming. Daarbij staat de beveiliging van de maatschappij tegen dergelijke stelselmatige daders centraal. Deze vrijheidsbeneming, die als maatregel wordt opgelegd, maakt het mogelijk een stelselmatige dader maximaal twee jaar van zijn vrijheid te beroven door plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
In de tweede plaats biedt langdurige vrijheidsbeneming de mogelijkheid om programma’s aan te bieden gericht op gedragsverandering en zo nodig door te plaatsen naar de geestelijke gezondheidszorg. Het feit dat de verdachte geen rechtsgeldige verblijfstitel heeft, levert wellicht een andere invulling van de maatregel op, maar uit het advies van de reclassering en de op de terechtzitting door de officier van justitie verstrekte informatie over ISD-maatregel bij illegale vreemdelingen, maakt de rechtbank op dat er nog steeds behandelmogelijkheden worden gezien, al dan niet gericht op vertrek uit Nederland.
De verdachte past naar het oordeel van de rechtbank binnen de categorie delinquenten waarvoor de ISD-maatregel is ingevoerd. De verdachte blijft strafbare feiten plegen, hij heeft op de terechtzitting laten blijken geen respect te hebben voor andermans eigendom. Ondanks dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld, ziet hij niet in dat zijn handelen buitengewoon veel overlast en financiële schade oplevert voor de samenleving en de direct betrokkenen. Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat het de verdachte onmogelijk wordt gemaakt zijn criminele gedrag voort te zetten.
Kortom: de verdachte voldoet aan alle criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel. De rechtbank ziet niet in waarom de illegaliteit van de verdachte daaraan in de weg zou staan. In dat geval zou de verdachte als een illegaal verblijvende vreemdeling in een gunstiger positie komen te verkeren dan een legaal verblijvende vreemdeling of een Nederlander aan wie onder deze omstandigheden ook een ISD-maatregel zou worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de ISD-maatregel passender is dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij haar beslissing meegewogen dat de ISD-maatregel op bevel van de minister zal worden beëindigd, zodra de verdachte kan worden uitgezet. De ISD-maatregel staat dan ook niet in de weg aan uitzetting van de verdachte uit Nederland.
Gelet op het bovenstaande zal de maatregel worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 28 februari 2014 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van
diefstalveroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 33 dagen, waarvan een gedeelte groot 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 3 juni 2015.
9.2.
Standpunt officier van justitie / Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. De verdediging heeft zich hierbij aangesloten.
9.3.
Beoordeling
De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf is bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van 29 december 2016 voor strafzaken in deze rechtbank reeds gelast. Daarom zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot tenuitvoerlegging.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk ten aanzien van de gevorderde tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. van Dijken, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 mei 2017 te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 620 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.