ECLI:NL:RBROT:2017:9688

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
8 december 2017
Zaaknummer
10/741385-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van buurman en opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs met bijzondere voorwaarden

Op 6 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 17 augustus 2017 zijn buurman heeft mishandeld en opzettelijk harddrugs in zijn bezit had. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, heeft de buurman meermalen met de vuist geslagen, wat leidde tot een ernstige schending van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook ongeveer 1,3 gram harddrugs, waaronder amfetamine, heroïne en MDMA, in zijn bezit had. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en medewerking aan een persoonlijkheidsonderzoek. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de straf gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verleden van geweldsdelicten en een hoge kans op recidive. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en moet zich houden aan verschillende bijzondere voorwaarden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van €750,- aan immateriële schadevergoeding aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/741385-17
Datum uitspraak: 6 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht.
Raadsman mr. R.F. Nelisse, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Westerhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, zich zal melden bij de reclassering, zijn medewerking zal verlenen aan persoonlijkheidsonderzoek en een eventueel daaruit voortvloeiende ambulante behandeling, en een inspanningsverplichting voor het verkrijgen en behouden van dagbesteding en onderdak;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende dat de verdachte zich houdt aan een contactverbod met [naam slachtoffer] voor de duur van drie jaar, waarbij voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis voor de duur van 1 week wordt toegepast;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken voor feit 2 wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs. Er bevindt zich in het dossier slechts een indicatieve test ten aanzien van de verdovende middelen en die geeft geen uitsluitsel over de werkelijke samenstelling van de onderzochte stoffen.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de materialen heeft gekocht als zijnde amfetamine, heroïne en MDMA. Uit de indicatieve test die de politie heeft uitgevoerd blijkt dat er amfetamine, heroïne en MDMA is aangetroffen bij de verdachte. Dit steunbewijs voor de verklaring van de verdachte is afdoende voor het oordeel dat sprake is van voldoende wettig bewijs. De rechtbank verwerpt op basis hiervan het verweer en komt tot een bewezenverklaring.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 17 augustus 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen met de vuist te slaan op/tegen het gezicht en het hoofd en de schouder;
2.
hij op 17 augustus 2017 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 0,4 gram amfetamine, 0,6 gram hero
ïne en 0,3 gram MDMA, zijnde amfetamine, hero
ïne en MDMA
, (telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.mishandeling;

2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn buurman, tevens werkzaam als wijkagent. Omdat de verdachte het gevoel had dat die buurman over hem roddelde en hem uitdaagde, heeft hij de aangever vanuit zijn volstrekt misplaatste ideeën thuis opgezocht. Hij heeft bij hem aangebeld en heeft hem daarna direct geslagen. De aangever was daar totaal door overdonderd. De aangever heeft geprobeerd zich te verweren tegen de aanval van de verdachte, maar de verdachte bleef doorgaan. Al vechtend belandden de verdachte en de aangever in de woonkamer van de aangever. Daar was op dat moment de nog zeer jonge minderjarige zoon van de aangever aanwezig, die er dus getuige van is geweest dat zijn vader door de verdachte werd mishandeld. In alle consternatie en paniek lukte het de zoon niet om de politie te bellen. Zowel de aangever als zijn zoon hebben zeer angstige momenten beleefd. Niet alleen heeft de verdachte zonder duidelijke aanleiding de aangever mishandeld en daarmee de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Het voorval heeft ook diepe indruk gemaakt op het gezin, hetgeen blijkt uit het feit dat het gezin zich genoodzaakt voelde om te verhuizen.
Ook heeft de verdachte opzettelijk harddrugs voorhanden gehad. Stoffen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid en die vaak in verband staan met vele andere vormen van criminaliteit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
3 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 oktober 2017. Daaruit blijkt dat de verdachte op geen enkel leefgebied stabiel is en een ernstig delict verleden heeft. Daardoor is er een hoge kans op recidive. De verdachte accepteert maar een bepaalde mate van begeleiding en ondersteuning en werkt niet mee aan het Pro Justitia onderzoek.
De psychiater en de psycholoog die de verdachte in het kader van het Pro Justitia onderzoek hebben bezocht, uiten hun zorgen over een eventueel gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Door de weigering van de verdachte om aan het onderzoek mee te werken, konden zij geen diagnose stellen. Zij adviseren beiden om de verdachte te laten observeren in het Pieter Baan Centrum.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding. Enerzijds vindt de rechtbank dat vanwege de ernst van de feiten in combinatie met het delict verleden van de verdachte, anderzijds omdat de verdachte dan op vrije voeten komt zonder dat enig hulpverleningstraject is gestart.
De verdachte heeft ter terechtzitting stellig verklaard dat hij geen medewerking zal verlenen aan een eventuele observatie in het Pieter Baan Centrum. Hij heeft verklaard wel bereid te zijn om na zijn detentie in het kader van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf zijn medewerking te verlenen aan persoonlijkheidsonderzoek. De rechtbank heeft er mede om die reden voor gekozen om geen observatie bij het Pieter Baan Centrum te gelasten. Wel acht zij het van belang dat er hulpverlening komt voor de verdachte om de mogelijke oorzaken voor zijn gedrag te achterhalen en om herhaling te voorkomen. De rechtbank volgt de officier van justitie in haar eis en zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen. De verdachte wordt onder de bijzondere voorwaarden verplicht om mee te werken aan persoonlijkheidsonderzoek. Tevens wordt hij verplicht om zijn medewerking te verlenen aan een ambulante behandeling die eventueel uit het onderzoek voortvloeit. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Het hulpverleningstraject kan op die manier aansluitend aan de detentie van de verdachte direct beginnen.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal aan de verdachte niet ook de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaren, inhoudende een contactverbod met de aangever, opgelegd worden. Omdat de aangever is verhuisd naar een voor de verdachte niet bekende locatie, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende aanleiding bestaat voor het opleggen van die vrijheidsbeperkende maatregel.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 750,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding is voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist en komt de rechtbank overigens redelijk en billijk voor. De vordering zal worden vastgesteld en toegewezen tot een bedrag van € 750,-.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 augustus 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zijn medewerking verlenen aan de totstandkoming van persoonlijkheidsonderzoek en zal zich, indien de resultaten van dat onderzoek daartoe nopen, onder ambulante behandeling stellen;
3. de veroordeelde zal zich inspannen om dagbesteding en onderdak te vinden;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 750,- (zegge: zevenhonderd vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 750,-(hoofdsom,
zegge: zevenhonderd vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 750,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
15 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. van Dijken, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 augustus 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen met de vuist te slaan/stompen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de schouder;
2.
hij op of omstreeks 17 augustus 2017 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 0,4 gram amfetamine, 0,6 gram heroine en/of 0,3 gram MDMA, zijnde amfetamine, heroine en MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.