ECLI:NL:RBROT:2017:9639

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
10/680159-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor (poging tot) diefstallen uit woningen met gevangenisstraf en schadevergoeding aan benadeelden

Op 5 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere (pogingen tot) diefstallen uit woningen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en heeft hem verplicht tot schadevergoeding aan de benadeelden. De zaak kwam aan het licht na een reeks inbraken in Zwijndrecht, waarbij waardevolle goederen werden gestolen. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. Tijdens de zittingen op 6 en 7 november en 5 december 2017 zijn de bewijsstukken en verklaringen van medeverdachten besproken. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 21 maanden geëist, maar de rechtbank kwam tot een lagere straf, rekening houdend met de bewezen feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid waardevolle goederen had gestolen en dat dit een ernstige inbreuk op het eigendomsrecht van de slachtoffers vormde. De rechtbank legde ook een contactverbod op met medeverdachten en bepaalde dat de verdachte zich moest onthouden van contact met hen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680159-17
Datum uitspraak: 5 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] op [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting De IJssel, Van der Hoopstraat 100 te Krimpen aan den IJssel.
Raadsman mr. M.E. Pennings, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6 en 7 november 2017 en 5 december 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6, 7 en (met uitzondering van het tenlastegelegde geweld) 8 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod voor de maximale duur van 2 jaar met [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] ; 2 weken vervangende hechtenis per overtreding van de maatregel; alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.

4.De verdediging

De raadsman heeft bewijsverweren gevoerd, tot algehele vrijspraak geconcludeerd en een strafmaatverweer gevoerd.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.2.
Bewijswaardering algemeen
5.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] moeten worden uitgesloten voor het bewijs, omdat die onbetrouwbaar zijn. [naam medeverdachte 1] zou in strijd met de waarheid belastend over de betrokkenheid van de verdachte bij diverse tenlastegelegde feiten hebben verklaard vanwege (kort samengevat) boosheid of wrok.
5.2.2.
Beoordeling
Vooropgesteld dient te worden dat de enkele omstandigheid dat een medeverdachte wrok koestert tegen een verdachte, niet zonder meer betekent dat daarmee de verklaringen van die medeverdachte over de verdachte onjuist en onbetrouwbaar zijn.
Het betoog van de raadsman dat de wrok van [naam medeverdachte 1] is gevoed doordat hij bij de politie werd geconfronteerd met de omvang van de buit, terwijl hij daar zelf niets van had gekregen, wijst naar het oordeel van de rechtbank juist op de betrokkenheid van de verdachte bij de betreffende strafbare feiten. Wrok koesteren tegen een persoon die niet bij de bewuste feiten is betrokken, zou onlogisch en onverklaarbaar zijn.
[naam medeverdachte 1] heeft in zijn bekennende verklaringen niet alleen verklaard betrokken te zijn geweest bij diverse feiten, maar hij heeft daarin tevens verklaard over zijn eigen specifieke handelingen en zijn uitvoerende rol. Hij heeft onder meer verklaard dat hij in woningen is binnendrongen, dat hij daar spullen heeft weggenomen en dat hij daarvoor geld heeft ontvangen. Hiermee heeft hij ook zichzelf zwaar belast. Er is derhalve geen sprake van dat [naam medeverdachte 1] zijn aandeel in de feiten heeft gemarginaliseerd of geminimaliseerd.
Tot slot bevatten de verklaringen van [naam medeverdachte 1] specifieke daderinformatie en worden deze op belangrijke punten ondersteund door andere bewijsmiddelen. Voor zover noodzakelijk zal de rechtbank hierna per feit nader ingaan op de betreffende verklaring van [naam medeverdachte 1] en het ondersteunde bewijs.
Gezien het voorgaande heeft de rechtbank geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam medeverdachte 1] . De rechtbank verwerpt het verweer.
5.2.3.
Conclusie
Dit betekent dat de verklaringen van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] zullen worden gebruikt voor het bewijs.
5.3.
Bewijswaardering
5.3.1.
Feit 3 subsidiair en feit 4 ( [naam dossier 7] , Zwijndrecht; zaaksdossier 11)
In haar aangifte en verklaring verklaart [naam slachtoffer 1] dat er in haar woning is ingebroken tussen 24 en 30 juni 2016, waarbij een bankpas met bijbehorende pincode is weggenomen. Uit een tweetal processen-verbaal bevindingen van de politie blijkt dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] op 30 juni 2016 (omstreeks 19.37 uur) met voornoemde gestolen bankpas € 500
,-heeft gepind bij een geldautomaat. [naam medeverdachte 1] heeft dit feit bekend. Daarnaast heeft [naam medeverdachte 1] verklaard dat hij op 30 juni 2016 is gebeld door [naam medeverdachte 2] met de mededeling dat de verdachte hem nodig had en dat hij toen naar de verdachte is gegaan. Volgens [naam medeverdachte 1] heeft hij van de verdachte de betreffende bankpas met de bijbehorende pincode ontvangen, heeft de verdachte hem gevraagd om daarmee te pinnen en heeft hij vervolgens het gepinde geldbedrag aan de verdachte gegeven. [naam medeverdachte 1] zou daarvoor € 50,- van de verdachte hebben gekregen.
De directe betrokkenheid van de verdachte bij voornoemd feitencomplex blijkt slechts uit de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
Het proces-verbaal van de politie (dossierpagina’s 11.85-11.86) biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steunbewijs aan de verklaring van [naam medeverdachte 1] om de betrokkenheid van de verdachte vast te kunnen stellen. De rechtbank heeft daarbij met name gelet op het feit dat uit het proces-verbaal blijkt dat [naam medeverdachte 2] [naam medeverdachte 1] heeft gebeld om 17:58 uur en dat [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in de buurt was en gelijk naar de verdachte is toegegaan en heeft gepind. [naam medeverdachte 1] heeft echter pas omstreeks 19:37 uur - dus ruim anderhalf uur later - met de gestolen bankpas gepind.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van feit 3 subsidiair en feit 4.
5.3.2.
Feit 5 ( [naam dossier 6] , Zwijndrecht; zaaksdossier 17)
De directe betrokkenheid van de verdachte bij dit feitencomplex blijkt slechts uit de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Deze verklaring wordt op geen enkele wijze bevestigd of ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
De rechtbank heeft dan ook niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het feit heeft gepleegd en zal hem daarvan vrijspreken.
5.3.3.
Feit 1 ( [naam dossier 1] , Zwijndrecht; zaaksdossier 2)
Feit 2 ( [naam dossier 5] , Zwijndrecht; zaaksdossier 3)
Gelet op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte, [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] als medeplegers betrokken zijn bij deze feiten.
Medeverdachte [naam medeverdachte 3] heeft in zijn verklaring bij de politie van 28 augustus 2016 bekend beide feiten te hebben gepleegd met ‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 2] ’. Hij heeft daarin ontkend de feiten te hebben gepleegd met verdachte, [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] . Op 15 augustus 2016 is echter een telefoongesprek van [naam medeverdachte 3] afgeluisterd, waarin [naam medeverdachte 3] vertelt dat hij beide feiten heeft gepleegd met [bijnaam medeverdachte 2] , [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte 1] . Uit de stukken is gebleken dat de verdachte, [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] meermalen door anderen worden genoemd als respectievelijk [bijnaam verdachte] , [bijnaam medeverdachte 2] en [bijnaam medeverdachte 1] . Geconfronteerd met voornoemd telefoongesprek heeft [naam medeverdachte 3] verklaard dat hij de namen in het telefoongesprek heeft genoemd uit stoerdoenerij.
Op grond van de verklaringen van [naam medeverdachte 1] van 2 februari 2017 en 7 februari 2017 en het afgeluisterde telefoongesprek van [naam medeverdachte 3] van 15 augustus 2016, acht de rechtbank de verklaring van [naam medeverdachte 3] dat hij de feiten heeft gepleegd met ‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 2] ’ en dat hij de namen van verdachte, [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] uit stoerdoenerij heeft genoemd, niet aannemelijk.
Uit de processen-verbaal van bevindingen (dossierpagina’s 2.175-2.176 en 2.197-2.201) blijkt dat de verdachte, [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] rondom het tijdstip van de tenlastegelegde feiten (meermalen) onderling telefonisch contact hebben. De verdachte heeft enige betrokkenheid bij de feiten ontkend en heeft verklaard dat hij rond het betreffende tijdstip op straat werd aangesproken door iemand die hijgde en die hem vroeg om [naam medeverdachte 3] te bellen met de vraag of [naam medeverdachte 3] die persoon wilde bellen. Vervolgens heeft de verdachte meerdere keren het nummer van [naam medeverdachte 3] gebeld. Ter terechtzitting heeft verdachte de naam van de betreffende persoon niet willen noemen.
Op grond van de verklaringen van [naam medeverdachte 1] van 2 februari 2017 en 7 februari 2017 en het afgeluisterde telefoongesprek van [naam medeverdachte 3] van 15 augustus 2016, acht de rechtbank deze verklaring van de verdachte volstrekt ongeloofwaardig.
5.3.4.
Feit 1 ( [naam dossier 1] , Zwijndrecht; zaaksdossier 2)
Feit 6 ( [naam dossier 2] , Zwijndrecht; zaaksdossier 19)
Feit 7 ( [naam dossier 3] , Zwijndrecht; zaaksdossier 21)
Bij deze feiten heeft de officier van justitie er telkens voor gekozen om het strafverzwarende bestanddeel ‘braak, verbreking en/of inklimming’ in combinatie met het bestanddeel ‘onder bereik brengen’ ten laste te leggen. De officier van justitie heeft het bestanddeel ‘braak, verbreking en/of inklimming’ niet ten laste gelegd in combinatie met het andere bestanddeel van artikel 311, eerste lid onder 5°, van het Wetboek van Strafrecht, ‘toegang verschaffen tot de plaats van het misdrijf’.
Uit de bewijsmiddelen blijkt telkens dat de verdachten de betreffende woning zijn binnengedrongen met behulp van braak en/of inklimming. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat de verdachten terwijl zij in de woning waren binnengedrongen aldaar goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, inklimming en/of verbreking.
Dit betekent dat de verdachte telkens zal worden vrijgesproken voor de tenlastegelegde bestanddelen ‘onder bereik brengen’ en ‘braak, verbreking en inklimming’.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
(zaak: [naam dossier 1] , Zwijndrecht; zaaksdossier 2)
hij op 03 augustus 2016 te Zwijndrecht in een woning, gelegen aan
het [adres delict 3] , tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen fotoapparatuur en een spelcomputer en
eentelevisie en
laptops en tablets en horloges en sieraden en 75 euro, toebehorende
aan [naam slachtoffer 2] ;
2
(zaak: [naam dossier 5] , Zwijndrecht; zaaksdossier 3)
hij op 03 augustus 2016 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning, gelegen aan het [adres delict 4] weg te nemen een of meer goederen en/of geld,
toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te
brengen door middel van braak, heeft/hebben getracht een raam van voornoemde woning te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6
(zaak: [naam dossier 2] , Zwijndrecht; zaaksdossier 19)
Hij op 16 juli 2016 te Zwijndrecht in een woning, gelegen aan de
[adres delict 5] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen kleding en schoenen en sieraden, toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , ;
7
(zaak: [naam dossier 3] , Zwijndrecht; zaaksdossier 21)
hij op 16 juli 2016 te Zwijndrecht in een woning, gelegen aan de
[adres delict 6] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
sieraden en een televisie (merk: Samsung) en tablet en 150 euro,
toebehorende aan [naam slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
8
(zaak: [naam dossier 4] ; zaaksdossier 22)
hij op 02 december 2015 te Maasdam, gemeente Binnenmaas,
op de openbare weg, de [plaats delict 2]
en de [plaats delict 1],
tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
twee horloges en een geldbedrag toebehorende aan [naam slachtoffer 6] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
2 POGING TOT DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN/OF HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK;
6 DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
7 DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
8 DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf en maatregel

8.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen uit drie woningen een grote hoeveelheid waardevolle goederen gestolen en heeft een keer een poging daartoe gedaan. De verdachten zijn daarbij grof en respectloos tewerk gegaan. De betreffende woningen zijn volledig doorzocht en overhoop gehaald. De buit bestond onder meer uit sieraden die (door de mededaders) werden verkocht. Verder heeft de verdachte zich samen met medeverdachte [naam medeverdachte 2] schuldig gemaakt aan diefstal van geld en twee nephorloges.
De feiten zijn ernstig. Voor alle bewezen verklaarde feiten geldt dat een grove inbreuk is gemaakt op het eigendomsrecht van anderen. Dergelijke feiten hebben ook tot gevolg dat mensen goederen met soms emotionele waarde zijn verloren en dat zij zich niet meer veilig voelen in hun eigen huis of op straat. De verdachte heeft niet laten zien dat hij zich realiseert hoe groot de gevolgen voor de slachtoffers zijn.
8.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte d.d. 9 oktober 2017 blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
De reclassering heeft op 31 maart 2017 een rapport uitgebracht over de verdachte. In dit rapport adviseert de reclassering aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van onder meer een meldplicht, een contactverbod met de medeverdachten en een locatiegebod. De reclassering geeft in het rapport ook aan dat de verdachte zich in het verleden niet heeft gehouden aan afspraken met de reclassering, omdat hij toen vond dat hij onschuldig was. De rechtbank ziet hierin aanleiding om af te zien van de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel. Begeleiding van de verdachte zal kunnen plaatsvinden in het kader van de vervroegde invrijheidstelling, terwijl ook zal worden overgegaan tot de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
8.4
Maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ter voorkoming van strafbare feiten de oplegging van voornoemde maatregel passend en geboden is. Op straffe van twee weken hechtenis per overtreding zal het de verdachte worden verboden direct of indirect contact te hebben met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . Daarvoor is redengevend dat de verdachte en de medeverdachten zich in korte tijd schuldig hebben gemaakt aan het gezamenlijk plegen van vele delicten. Dit negatieve sociale netwerk dient naar oordeel van de rechtbank te worden doorbroken.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen, zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
8.5
Conclusie
Gelet op de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Daarbij kan niet worden volstaan met een straf die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis, zoals door de verdediging is betoogd. Ook het opleggen van een taakstraf is niet aan de orde.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 21 maanden geëist. De rechtbank acht echter minder feiten bewezen. Dat de rechtbank ten aanzien van de feiten 1, 6 en 7 tot een andere kwalificatie is gekomen, heeft geen invloed op de strafmaat nu vast staat dat de betreffende woningen zijn binnengedrongen met behulp van braak en/of inklimming. Alles afwegend komt de rechtbank tot de slotsom dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden dient te worden opgelegd.

9.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

Ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd:
[naam benadeelde 1]. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.923,11 aan materiële schade, met aftrek van het door de verzekering uit te keren bedrag.
Ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd:
[naam benadeelde 2]. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 41,47 aan materiële schade en een vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade.
Ter zake van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd:
[naam benadeelde 3]. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 500,00 aan materiële schade.
Ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd:
[naam benadeelde 4]. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 13.257,58 aan materiële schade.
Ter zake van het onder 8 ten laste gelegde feit heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd:
[naam benadeelde 5] .Namens de benadeelde partij is ter zitting verklaard dat hij een vergoeding van € 111,00 aan materiële schade (3 horloges) en € 550,00 aan immateriële schade vordert.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vorderingen van [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] en tot toewijzing van de vordering van [naam benadeelde 1] , met aftrek van het inmiddels door de verzekering uitgekeerde bedrag (€ 6.109,00).
Ten aanzien van de vordering van [naam benadeelde 2] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot volledige toewijzing van het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade en tot gedeeltelijke toewijzing van het deel van de vordering dat ziet op de immateriële schade.
Ten aanzien van de vordering van [naam benadeelde 5] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van het deel van de vordering dat ziet op de immateriële schade en niet-ontvankelijk verklaring van het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade.
9.3.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen omdat er vrijspraak is bepleit.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de vordering van [naam benadeelde 1] gesteld dat niet duidelijk is of de gestelde schade daadwerkelijk is geleden en te relateren is aan de inbraak. De vordering van [naam benadeelde 2] , voor zover deze betrekking heeft op immateriële schade, moet volgens de raadsman worden afgewezen omdat dit deel van de vordering niet is onderbouwd. De vordering van [naam benadeelde 4] is evenmin onderbouwd. Daarnaast is de jas al aan deze benadeelde partij teruggegeven en zijn de sieraden vergoed door de verzekering.
9.4.
Beoordeling
9.4.1.
De benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht, de verdediging de gevorderde schade onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering, met aftrek van het door de verzekering uitgekeerde bedrag van € 6.109,00 worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij(en) van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 augustus 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.814,11, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
9.4.2.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde materiële schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering van € 41,47 worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. In een geval als dit, waarbij geen sprake is van lichamelijk letsel, kan op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Uit de schriftelijke verklaring van de benadeelde partij kan de rechtbank onvoldoende afleiden dat sprake is van geestelijk letsel dat voor vergoeding als immateriële schade in aanmerking komt. Omdat nader onderzoek naar deze vordering geboden is, levert de behandeling van de gevorderde immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding op. Dit deel van de vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard en kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 augustus 2016.
Omdat de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 41,47, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over de gevorderde immateriële schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.
9.4.3.
De benadeelde partij [naam benadeelde 3]De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
ConclusieIn deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
9.4.4.
De benadeelde partij [naam benadeelde 4]De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde feit. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
ConclusieIn deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
9.4.5.
De benadeelde partij [naam benadeelde 5]Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 8 ten laste gelegde feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, in die zin dat van hem (onder meer) twee horloges zijn ontvreemd. De benadeelde partij heeft op 24 oktober 2017 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij deze horloges voor € 13,00 per stuk heeft gekocht. De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 5] tot materiële schade zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 26,00. De behandeling van de overig gevorderde materiële schade en de gevorderde immateriële schade leveren een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat deze delen van de vordering onvoldoende zijn onderbouwd. Deze delen van de vordering zullen niet-ontvankelijk worden verklaard en kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 december 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij ten dele zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank zal daarbij aansluiten bij het liquidatietarief in kanton-/civiele zaken en zal op grond daarvan een bedrag van € 60,00 toekennen (2 punten maal € 30,00).
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een vergoeding betalen van € 26,00 wegens immateriële schade en een bedrag van € 60,00 als vergoeding van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 36f, 38v, 38w, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 primair en subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 6, 7 en 8 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] ;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 2.814,11 (tweeduizend achthonderdveertien euro en elf eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 2.814,11 (tweeduizend achthonderdveertien euro en elf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 2.814,11 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
38 (achtendertig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 41,47 (éénenveertig euro en zevenenveertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 41,47
(éénenveertig euro en zevenenveertig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 41,47 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 3] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 4] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 5] , te betalen een bedrag van
€ 26,00 (zesentwintig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 5] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 5] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op
€ 60,00 (zestig euro)aan salaris voor rechtsbijstand en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 5] te betalen
€ 26,00 (zesentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 26,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 5] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.L. Spierings, voorzitter,
mr. I.W.M. Laurijssens en mr. J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
(zaak: [naam dossier 1] , Zwijndrecht; zaaksdossier 2)
hij
op of omstreeks 03 augustus 2016 te Zwijndrecht in/uit een woning, gelegen aan
het [adres delict 3] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen fotoapparatuur en/of een spelcomputer en/of televisie en/of
laptop(s) en/of tablet(s) en/of horloges en/of sieraden en/of 75 euro, in elk
geval enig(e) goed(eren) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende
aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem,
verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s), die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik had(den)
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2
(zaak: [naam dossier 5] , Zwijndrecht; zaaksdossier 3)
hij
op of omstreeks 03 augustus 2016 te Zwijndrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen
aan het [adres delict 4] weg te nemen
een of meer goederen en/of geld,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/haar/hun bereik te
brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
heeft/hebben getracht een ruit/raam van voornoemde woning te forceren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
(zaak: [naam dossier 7] , Zwijndrecht; zaaksdossier 11)
hij
in of omstreeks de periode van 24 juni 2016 tot en met 30 juni 2016 te
Zwijndrecht in/uit een woning, gelegen aan de [adres delict 1] , tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis en/of sieraden en/of
3200 euro en/of een bankpas, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of een
geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die/dat weg
te nemen goed(eren) en/of geldbedrag onder zijn/hun bereik had(den) gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 30 juni 2016 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een bankpas/pinpas heeft verworven, voorhanden gehad,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4
(zaak: [naam dossier 7] , Zwijndrecht; zaaksdossier 11)
hij
op of omstreeks 30 juni 2016 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een
ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen 500 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of
ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) zulks nadat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen
geldbedrag onder zijn bereik had gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten een bankpas/pinpas tot welk gebruik hij, verdachte, onbevoegd en/of
niet gerechtigd was;
5
(zaak: [naam dossier 6] , Zwijndrecht; zaaksdossier 17)
hij
op of omstreeks 13 november 2016 te Zwijndrecht in/uit een woning, gelegen aan
de [adres delict 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen kleding (waaronder een jas, merk: Moncler) en/of schoenen en/of
twee paspoorten en/of sieraden en/of een laptop en/of tablet en/of telefoon(s)
en/of Playstation en/of 7500 euro, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of
geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde 4] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks
nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen goed(eren)
en/of geldbedrag onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming; (art. 311 Wetboek van Strafrecht)
6
(zaak: [naam dossier 2] , Zwijndrecht; zaaksdossier 19)
hij
op of omstreeks 16 juli 2016 te Zwijndrecht in/uit een woning, gelegen aan de
[adres delict 5] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
kleding en/of schoenen en/of sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel
of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
had(den) gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7
(zaak: [naam dossier 3] , Zwijndrecht; zaaksdossier 21)
hij
op of omstreeks 16 juli 2016 te Zwijndrecht in/uit een woning, gelegen aan de
[adres delict 6] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
sieraden en/of een televisie (merk: Samsung) en/of tablet en/of 150 euro, in
elk geval enig(e) goed(eren) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of
zijn mededader(s), die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
had(den) gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
8
(zaak: [naam dossier 4] ; zaaksdossier 22)
hij
op of omstreeks 02 december 2015 te Maasdam, gemeente Binnenmaas,
op of aan de openbare weg, de [plaats delict 2] , althans (een) openbare weg(en),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
twee horloges, in elk geval enig goed, en/of een geldbedrag van 500 euro,
althans een geldbedrag geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 6] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het
- zich opdringen aan die [naam slachtoffer 6] en/of
- de doorgang/weg versperren aan die [naam slachtoffer 6] en/of
- duwen tegen die [naam slachtoffer 6] en/of
- slaan/tikken op/tegen het hoofd en/of de armen en/of schouders van die [naam slachtoffer 6] en/of
- vastpakken/beetpakken van de fiets van die [naam slachtoffer 6] en/of (daarbij) de fiets
van die [naam slachtoffer 6] op slot zetten en/of
- meermalen vragen om geld aan die [naam slachtoffer 6] en/of
- pakken van voornoemde twee horloges in/uit de hand(en) van die [naam slachtoffer 6]
en/of
- ( dreigend) steken van zijn hand(en) in zijn, verdachtes, (jas)zak en/of
daarbij aan die [naam slachtoffer 6] toevoegen van de woorden -zakelijk weergegeven- dat
hij al 5 keer had geschoten met zijn 6 millimeter pistool en/of
- gebieden/dwingen van die [naam slachtoffer 6] om te gaan pinnen en/of
- ( nadat die [naam slachtoffer 6] bij een pinautomaat zijn pas had ingevoerd en de
pincode had ingetoetst) wegtrekken/wegduwen van die [naam slachtoffer 6] bij de
pinautomaat en/of (vervolgens) zelf het op te nemen bedrag van 500 euro
intoetsen en/of (vervolgens) deze 500 euro uit de pinautomaat
wegnemen en/of
- ( daarbij) (vervolgens) (dreigend) aan die [naam slachtoffer 6] mededelen -zakelijk
weergegeven- dat hij niet naar de politie mocht gaan, anders zouden zij
(verdachte en/of zijn mededader) hem afmaken;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 01 maart 2017 te Zwijndrecht,
(een) goed(eren), te weten een (namaak)horloge (merk: Rolex,
type: Submariner, voorzien van inscriptie: ' [naam inscriptie] '),
heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de
verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed wist, althans redelijkerwijs
had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal,
althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof.