Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 oktober 2016, met producties,
- de conclusie van antwoord van 15 februari 2017, met een productie,
- de brief van 26 april 2017 van de rechtbank, waarbij partijen zijn opgeroepen voor de comparitie van partijen;
- de brief van 28 juni 2017 van de rechtbank, waarbij partijen nader zijn geïnformeerd over de comparitie van partijen;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 15 augustus 2017,
- de pleitaantekeningen van de zijde van mr. Baetsen.
2.De feiten
Artikel 2. De mededeling
12.1. [eiseres] is op grond van artikel 23 lid 1 van de Wet Bpf 2000 naast Albatros B.V. in beginsel hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de aan het pensioenfonds verschuldigde bijdragen. Op grond van artikel 23 lid 2 Wet Bpf 2000 had Albatros B.V. betalingsonmacht onverwijld aan het pensioenfonds moeten meedelen. [eiseres] was als bestuurder bevoegd om namens Albatros B.V. aan deze verplichting te voldoen. (…)
sancties die geenboeteszijn,
belastingen, heffingen of retributies,
aan dienstbetrekking gerelateerde schadeloosstellingen, uitkeringen of afvloeiingsregelingen (…)
- i)
- ii)
Indien het lichaam aan de meldingsplicht heeft voldaan is een bestuurder aansprakelijk indien aannemelijk is dat het niet betalen van de bijdragen het gevolg is van aan hem te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur in de periode van drie jaar voorafgaande aan het tijdstip van melding. Indien het lichaam echter niet aan de meldingsplicht heeft voldaan wordt er vermoed dat de niet-betaling aan de bestuurder te wijten is. Slechts indien de bestuurder aannemelijk maakt dat het niet aan hem te wijten is dat er niet is gemeld, mag hij het vermoeden van verwijtbaarheid weerleggen.
3.Het geschil
(I) voor recht [zal] verklaren dat sprake is van dekking onder de Polis en gedaagde gehouden is haar verplichtingen onder de Polis na te komen;
4.De beoordeling
4.000,00(2 punt × tarief € 2.000,00)
5.De beslissing
[1729/2991]