ECLI:NL:RBROT:2017:9563

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
TUL: 10/810301-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf met wijziging van bijzondere voorwaarden

Op 9 november 2017 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de veroordeelde, die preventief gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden. De rechtbank heeft de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf van 360 dagen, waarbij 90 dagen ten uitvoer worden gelegd. De veroordeelde had eerder een gevangenisstraf gekregen met bijzondere voorwaarden, waaronder het meewerken aan bloed- en urineonderzoek en begeleiding door een forensisch ambulante polikliniek. De officier van justitie had op 25 oktober 2017 een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de straf, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet heeft meegewerkt aan de reclassering en dat er sprake was van een toename van drugsgebruik en psychotisch gedrag. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden gewijzigd en de veroordeelde verplicht om medewerking te verlenen aan klinische behandeling. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer TUL: 10/810301-14
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak tegen de veroordeelde

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde ] op [geboortedatum veroordeelde] ,
adres [adres veroordeelde] te [woonplaats veroordeelde] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Penitentiair Psychiatrisch Centrum, locatie Scheveningen,
raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te Nootdorp.

Vordering

Op 25 oktober 2017 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam van 9 juli 2015 aan de veroordeelde in voorwaardelijke vorm opgelegde strafdeel.
Bij de vordering is overgelegd het rapport van 16 oktober 2017 van Reclassering Nederland (hierna ook: de reclassering).

Feiten

Bij voornoemd vonnis, dat onherroepelijk is geworden, is aan de veroordeelde een
gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 360 (driehonderd zestig) dagen met aftrek van
voorarrest. Daarbij is met vaststelling van een proeftijd van twee jaar bepaald dat een
gedeelte van deze straf, groot 182 (honderd tweeëntachtig) dagen, niet zal worden
tenuitvoergelegd, tenzij de veroordeelde de gestelde algemene en bijzondere voorwaarden
niet naleeft. Als bijzondere voorwaarden zijn onder meer gesteld:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die
reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen
en alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken
aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, gedurende de proeftijd;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van en zich laten
begeleiden door de forensisch ambulante polikliniek van Palier of een soortgelijke instelling
die ambulante forensische zorg biedt gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de
reclassering in overleg met Palier, of een soortgelijke instelling, verantwoord vindt;
4. de veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen van dagbesteding in de vorm van betaald
werk of vrijwilligerswerk.
Bij het vonnis is bevolen dat de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden onder 1., 2.
en 3. en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar
zijn.
De mededeling voorwaardelijke veroordeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek
van Strafvordering is op 6 augustus 2015 aan de veroordeelde in persoon verzonden.
Bij uitspraak van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam d.d. 16 maart 2017 is de proeftijd verlengd met één jaar en zijn de bijzondere voorwaarden gewijzigd in de zin dat deze zijn aangevuld met een bijzondere voorwaarde:
5. de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke
opvang, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of
namens de directeur van die instelling worden gegeven, dit alles gedurende de proeftijd, of
zoveel korter als de reclassering in overleg met de directeur van die instelling verantwoord
vindt.
Op 19 oktober 2017 is de veroordeelde op de voet van artikel 14fa, eerste lid, Sr aangehouden. De rechter-commissaris in deze rechtbank heeft op vordering van de officier van justitie de voorlopige tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf bevolen.

Procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 9 november 2017. De officier van justitie mr. I. Streefland, de veroordeelde en de raadsman zijn gehoord. Voorts is als deskundige gehoord mevrouw M.A.M. Wijnhoven, als reclasseringswerker verbonden aan voornoemde reclasseringsinstelling.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft op de terechtzitting gepersisteerd bij de vordering in die zin dat de rechtbank een last tot tenuitvoerlegging van een gedeelte, groot 90 dagen, van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf zal geven en dat zij de bij voormeld vonnis gestelde bijzondere voorwaarden zal aanvullen, in de zin dat de veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan klinische behandeling op aanwijzingen van de reclassering en in overleg met de directeur van die kliniek, ook als het gaat om de duur die zij samen overeenkomen vast te stellen.

Standpunt veroordeelde

De veroordeelde en zijn raadsman hebben zich op de terechtzitting gerefereerd aan de gevorderde wijziging van de bijzondere voorwaarden.

Bevoegdheid

De meervoudige kamer van deze rechtbank is bevoegd van de vordering kennis te nemen, aangezien deze kamer de straf waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, heeft opgelegd.

Ontvankelijkheid

De proeftijd van twee jaar is ingegaan op 24 juli 2015 en bij uitspraak van 16 maart 2017 verlengd met één jaar.
De vordering is ingediend op 25 oktober 2017.
De vordering is dus niet later dan drie maanden na het verstrijken van de proeftijd ingediend.
Het openbaar ministerie is daarom ontvankelijk in de vordering.

Gegrondheid vordering

Het rapport van de reclassering houdt in:
De veroordeelde is naar aanleiding van de uitspraak van 16 maart 2017 aangemeld bij beschermd wonen, maar is zijn afspraak voor de intake niet nagekomen. De veroordeelde heeft de afgelopen periode stress ervaren vanwege de scheiding van zijn ouders en leek meer drugs te gebruiken, waardoor steeds meer sprake was van psychotisch denken. De veroordeelde laat zich moeilijk begeleiden. Hij is niet in staat vrijwillig mee te werken aan behandeling en begeleiding en daarom rest de reclassering niets anders een advies tenuitvoerlegging uit te brengen. Naar de mening van de reclassering en de behandelaren zou de veroordeelde baat hebben bij een opname in een kliniek voordat hij naar beschermd wonen kan.
De deskundige M.A.M. Wijnhoven heeft op de terechtzitting verklaard dat de veroordeelde geholpen dient te worden en dat hij klinisch opgenomen zou moeten worden. In Halsteren is een instelling voor beschermd wonen voor mensen met een dubbel diagnostiek waarvoor geen wachttijd geldt. De reclassering wil een aanbeveling doen aan het IFZ over de plaatsing in die instelling. Een gedeelte (drie maanden) van het voorwaardelijk strafdeel dient ten uitvoer te worden gelegd zodat de veroordeelde rechtstreeks vanuit detentie geplaatst kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat de veroordeelde de hierboven onder 2 en 5 vermelde bijzondere voorwaarden verwijtbaar niet heeft nageleefd.
Gelet op de toelichting van de reclassering ter zitting, de vordering van de officier van justitie en wat de veroordeelde en zijn raadsman ter zitting naar voren hebben gebracht, is er aanleiding om de tenuitvoerlegging te beperken tot een gedeelte groot 90 dagen en de bijzondere voorwaarden van het aan de veroordeelde in voorwaardelijke vorm opgelegde strafdeel aan te vullen.
De bijzondere voorwaarden worden gewijzigd in die zin dat ook als bijzondere voorwaarde zal worden gesteld dat de veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan klinische behandeling op aanwijzingen van de reclassering en in overleg met de directeur van die kliniek, ook als het gaat om de duur die zij samen overeenkomen vast te stellen.

Beslissing

De rechtbank
gelast de gedeeltelijke
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
90dagen, van de bij voormeld vonnis aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;
wijzigt de bij voormeld vonnis gestelde bijzondere voorwaarden, zodat die thans komen te luiden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die
reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen
en alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken
aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, gedurende de proeftijd;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van en zich laten
begeleiden door de forensisch ambulante polikliniek van Palier of een soortgelijke instelling
die ambulante forensische zorg biedt gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de
reclassering in overleg met Palier, of een soortgelijke instelling, verantwoord vindt;
4. de veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen van dagbesteding in de vorm van betaald
werk of vrijwilligerswerk
5. de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke
opvang, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of
namens de directeur van die instelling worden gegeven, dit alles gedurende de proeftijd, of
zoveel korter als de reclassering in overleg met de directeur van die instelling verantwoord
vindt.
6. de veroordeelde zal zijn medewerking verlenen aan klinische behandeling op aanwijzingen van de reclassering en in overleg met de directeur van die kliniek, mede als het gaat om de duur die zij samen overeenkomen vast te stellen;
wijst de vordering voor het overige af.
Deze beslissing is genomen door mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. S. Taalman en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kraaijeveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 november 2017.
De oudste rechter is buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.