ECLI:NL:RBROT:2017:954

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2017
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
10/680475-16 en 10/682294-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geavanceerde diefstal met braak uit een pinautomaat en inbraak in een café

Op 20 januari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van geavanceerde diefstal met braak uit een geldautomaat en inbraak in een café. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 14 maanden op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan twee diefstallen met braak, waarbij hij samen met een medeverdachte bijna 100.000 euro uit een geldautomaat had gestolen en geld had weggenomen uit een café. De rechtbank vond het bewijs, waaronder een DNA-match, overtuigend en wees de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe, waarbij de verdachte € 832,- moest vergoeden. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking moesten worden genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/680475-16 en 10/682294-16 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 20 januari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid-West – De Dordtse Poorten,
raadsman mr. M.M. van Daalhuizen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 januari 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit 1
Het onder 1 tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
Standpunt verdediging
Bepleit is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde. Het enkele DNA-rapport vormt onvoldoende bewijs.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat er op 2 februari 2010 is ingebroken bij [café] in Noordwijkerhout . Om in het afgesloten café binnen te komen is een schuifraam opengewrikt en is een raamstijl uit zijn sponning gedrukt. Op een van de ramen is een bloedspoor aangetroffen, dat de onderzoeker ter plaatse relevant achtte. Uit DNA-onderzoek aan dit bloedspoor is een DNA-profiel verkregen. Nadat het DNA-profiel van de verdachte was opgenomen in de DNA-databank naar aanleiding van het onder 1 tenlastegelegde feit is vervolgens een match gevonden, waaruit blijkt dat het DNA in het bloedspoor afkomstig kan zijn van de verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op de één miljard. De rechtbank neemt dan ook als vaststaand aan dat het bloedspoor het DNA-materiaal van de verdachte bevat.
Het bewijs dat de verdachte in deze zaak rechtstreeks met de ten laste gelegde inbraak verbindt is het aangetroffen bloedspoor waarvan het DNA-profiel met dat van de verdachte overeenstemt en aldus een grote objectieve bewijswaarde heeft. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij nooit in of bij het café in Noordwijkerhout is geweest.
Nu de verdachte geen alternatieve verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA in het bloedspoor dat op een relevante plaats op (de buitenzijde van) een raam van het café is aangetroffen, levert het aantreffen daarvan voldoende bewijs op voor zijn betrokkenheid als dader bij de inbraak in het [café] . Er is in redelijkheid geen ander scenario denkbaar dan dat de verdachte als dader bij deze inbraak betrokken was. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 28 juli 2016 te Puttershoek , gemeente Binnenmaas, tezamen
en in vereniging met een ander, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening uit een geldautomaat, geplaatst aan [adres 1]
, heeft weggenomen 95.330 euro en 740 euro, geheel toebehorende aan [benadeelde partij] , zulks nadat hij, verdachte, en/of
zijn mededader, dat weg te nemen geld onder hun bereik hadden
gebracht door braak, en door middel van een
valse sleutel, te weten door
- een of meer gaten te boren in die geldautomaat en
- vervolgens een laptop op (de bedrading van) die geldautomaat aan te
sluiten.
2.
hij
op of omstreeks 02 maart 2010 te Noordwijkerhout met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in [café] heeft weggenomen
geld, toebehorende aan [eigenaar 1]
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en een valse sleutel, gepleegd door twee of meer verenigde personen;

2.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal diefstallen met braak. De verdachte heeft allereerst samen met zijn medeverdachte, zijn broer, bijna 100.000 euro uit een pinautomaat van de [benadeelde partij] gestolen. Door gaten te boren in de pinautomaat en daarop vervolgens een laptop aan te sluiten, hebben de verdachten op een zeer geavanceerde manier een hoog geldbedrag uit die automaat weten te bemachtigen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een café, waarbij gokkasten zijn vernield en geld is weggenomen.
Door deze inbraken heeft de verdachte laten zien dat hij uitsluitend oog had voor zijn eigen financiële gewin en zich in het geheel niet bekommerde om de eigendommen van anderen. Hij heeft grote schade toegebracht aan een pinautomaat om zijn doel te bereiken; daaraan doet niet af dat het buit gemaakte geld door het doortastende optreden van een getuige en van de politie terugbezorgd kon worden. Evenmin doet ter zake dat het geld niet toebehoorde aan particulieren, nu de schade van dergelijke feiten uiteindelijk op de maatschappij wordt afgewenteld. De inbraak bij [café] heeft grote schade toegebracht aan de eigenaar van dit café. Dit slachtoffer heeft in zijn aangifte verklaard dat de hele voorkant van zijn café is beschadigd. In beide gevallen gaat het bovendien om feiten die behalve financiële schade gevoelens van onveiligheid teweegbrengen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 december 2016, waaruit blijkt dat de verdachte in 2009 en 2010 voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij woont en werkt in het buitenland.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden geacht.

8.Vordering benadeelde partij

Ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de [benadeelde partij] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. In eerste instantie is vergoeding van € 3297,87 aan materiële schade gevorderd, in tweede instantie vergoeding van € 832,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de eerste vordering in het geheel voor toewijzing in aanmerking komt. Subsidiair, indien de door de benadeelde partij overgelegde interne e-mails niet als onderbouwing voor de eerste vordering voldoen, heeft de officier van justitie gevorderd een bedrag ter hoogte van € 832,- toe te wijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de twee kostenposten die in beide vorderingen worden genoemd, te weten de kosten spoed noodvoorziening en kosten demonteren plaat, ter hoogte van totaal € 832,-. De vordering is voor het overige onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is wat betreft de kostenposten spoed noodvoorziening en kosten demonteren plaat genoegzaam onderbouwd. Dit gedeelte van de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 832,-.
De overige kosten zijn door de verdediging betwist en onvoldoende onderbouwd. De door de officier van justitie overgelegde e-mails vormen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwing. Er is daar enerzijds sprake van voorlopige ramingen en anderzijds komen bedragen uit de e-mails niet overeen met de gevorderde bedragen. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de pleegdatum, te weten 28 juli 2016.
Nu de benadeelde partij een bank betreft, ziet de rechtbank geen aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank bepaalt tot slot dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 832,-.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
te betalen een bedrag van
€ 832,- (zegge: achthonderdtweeëndertig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Buizer, voorzitter,
en mrs. C.A. van Beuningen en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E.G. Busemeijer genaamd Lagemann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 januari 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 juli 2016 te Puttershoek , gemeente Binnenmaas, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldautomaat, geplaatst aan de [adres 2]
, heeft weggenomen 95.330 euro en/of 740 euro, in
elk geval een (grote) hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of
zijn mededader(s), dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik had(den)
gebracht door braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een
valse sleutel, te weten door
- een of meer gaten te boren in die geldautomaat en/of
- ( vervolgens) een laptop op (de bedrading van) die geldautomaat aan te
sluiten;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op of omstreeks 02 maart 2010 te Noordwijkerhout met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in / uit [café] heeft weggenomen
geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar 1]
en/of [eigenaar 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht