ECLI:NL:RBROT:2017:952

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2017
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
10/661261-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie; veroordeling op basis van de Wet wapens en munitie

Op 20 januari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 16 oktober 2016 in Rotterdam een vuurwapen en munitie voorhanden had. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte slechts voor het eerste feit schuldig was aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, terwijl hij voor het tweede feit werd vrijgesproken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist dat het pistool, dat achter de plint van de keuken was verstopt, daar door hem was geplaatst. Het bewijs werd ondersteund door DNA-analyses, die aantoonden dat het DNA van de verdachte op het wapen was aangetroffen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zeven maanden en een geldboete van €1450,-, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De in beslag genomen wapens en munitie werden onttrokken aan het verkeer, terwijl het geldbedrag aan de verdachte werd teruggegeven. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld maar niet voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/661261-16
Datum uitspraak: 20 januari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 januari 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest;
  • onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapens en munitie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van het vuurwapen achter de plint van de keuken. Nu meer personen toegang tot de woning hadden – onder wie de onbekend gebleven huisgenoot van verdachte – kan verdachte niet geacht worden te hebben geweten wat zich allemaal in de woning bevond. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de rechtbank op grond van het TMFI-rapport niet kan concluderen dat op het pistool aangetroffen DNA (mede) van verdachte afkomstig is.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij verbleef in de woning aan de [adres] . Tijdens de doorzoeking van die woning op 16 oktober 2016 is achter de plint onder het keukenblok een pistool aangetroffen. Het wapen is bemonsterd op DNA-sporen. Het rapport van het TMFI houdt in dat op het vuurwapen een DNA-mengprofiel is aangetroffen van minimaal drie donoren. Onder de hypothese dat de bemonstering van het pistool DNA van verdachte en twee onbekenden bevat is de vondst van het aangetroffen mengprofiel veel waarschijnlijker dan onder de hypothese dat die bemonstering DNA van drie onbekenden bevat.
Op grond van deze feiten en omstandigheden - in onderlinge samenhang bezien - concludeert de rechtbank dat verdachte wist dat het pistool achter de plint onder het keukenblok lag omdat hij het daar verstopt had; zij acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte pistool en munitie voorhanden heeft gehad.
4.2.
Vrijspraak feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het heimelijke vuurwapen, gelijkend op een aansteker, voorhanden heeft gehad. De verdachte huurde de woning en verbleef daar ook. Het wapen is aangetroffen in een gereedschapskist, die zich op de keukentafel bevond. De bewoner van een woning weet welke spullen in de woning aanwezig zijn.
4.2.2.
Beoordeling
Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres] op 16 oktober 2016 is tevens een heimelijk wapen aangetroffen in een gereedschapskist die zich op een tafel in de keuken bevond. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen wetenschap had van de wapens in de woning, dat de gereedschapskist niet van hem is en hij daarin ook niet heeft gekeken.
Nu het wapen zich in de gereedschapskist bevond en niet direct als wapen herkenbaar was acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wetenschap moet hebben gehad van het vuurwapen. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 16 oktober 2016 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet
wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet, in de vorm van
een pistool (merk/type CZ 50, kaliber 7.65 mm) en/of daarbij behorende
munitie, te weten acht (8), althans één of meer, kogelpatro(o)n(en), kaliber
7.65
mm, in de zin van artikel 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te
weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte had een illegaal vuurwapen dat voor direct gebruik beschikbaar was voorhanden gehad, verstopt achter een plint in de keuken.
Vuurwapens leveren in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Het afvuren van een vuurwapen heeft meestal ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg. Alleen al het tonen van een vuurwapen leidt tot grote angst van degenen die ermee geconfronteerd worden. Daarom zijn vuurwapens bij uitstek geschikt om overvallen te plegen of diefstallen met geweld en worden zij in het criminele circuit regelmatig gebruikt voor het plegen van dat soort feiten. Het bezit van een gebruiksklaar wapen is dan ook onaanvaardbaar en dient zwaar bestraft te worden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 december 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Alles afwegend wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur en een geldboete passend en geboden geacht.
In de ernst van het feit ziet de rechtbank aanleiding om naast de gevangenisstraf tevens een geldboete op te leggen.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen vuurwapens en de munitie te onttrekken aan het verkeer en het in beslag genomen geldbedrag terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht het geldbedrag terug te geven aan de verdachte, nu er geen causaal verband bestaat tussen het geldbedrag en de ten laste gelegde feiten. De in beslag genomen vuurwapens en de munitie kunnen worden onttrokken aan het verkeer.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen vuurwapens en de munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 1450,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Deze last tast niet de mogelijkheid aan dat de officier van justitie na schriftelijke machtiging door de rechter-commissaris, conservatoir beslag op dit voorwerp legt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 23, 24c, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 1450,- (viertienhonderdvijftig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door 24 (vierentwintig) dagen hechtenis;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1.00 STK vuurwapen, AANSTEKER, GS244910;
- 1.00 STK vuurwapen, CZ/50, G5244912;
- 8.00 STK Munitie;
- gelast de teruggave aan verdachte van:
- geldbedrag ter hoogte van € 1450,- ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M. Dolman, voorzitter,
en mrs. C.A. van Beuningen en J. Snitker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E.G. Busemeijer genaamd Lagemann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 januari 2017.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 16 oktober 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet
wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet, in de vorm van
een pistool (merk/type CZ 50, kaliber 7.65 mm) en/of daarbij behorende
munitie, te weten acht (8), althans één of meer, kogelpatro(o)n(en), kaliber
7.65
mm, in de zin van artikel 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te
weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III,
voorhanden heeft gehad;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
hij op of omstreeks 16 oktober 2016 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 4° van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die
wet, dat uiterlijk geleek op een ander voorwerp dan een wapen, namelijk op een
aansteker, voorhanden heeft gehad
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie