ECLI:NL:RBROT:2017:9497

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
10/741346-17 / vordering TUL VV: 10-061011-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie

Op 27 oktober 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 19 juli 2017 te Rotterdam een vuurwapen, een Glock pistool, voorhanden had. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A. Jhingoer. De officier van justitie, mr. Th.H. Slieker, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevangenisstraf van 5 maanden moest krijgen. De rechtbank oordeelde dat het bewezen feit, het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen, een ernstig risico voor de veiligheid van personen met zich meebracht. De verdachte had eerder al in aanraking gekomen met de Wet wapens en munitie en bevond zich in een proeftijd op het moment van het delict. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar en legt de gevangenisstraf op, waarbij ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf werd gelast. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de gevangenisstraf op, met inachtneming van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/741346-17
Parketnummer vordering TUL VV: 10-061011-16
Datum uitspraak: 27 oktober 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Grave,
raadsman mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. Th.H. Slieker, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-061011-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op 19 juli 2017 te Rotterdam een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 19, kaliber 9x19mm met bijbehorende munitie, te weten 15 kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen dat in een voertuig op de openbare weg onder handbereik lag. Dat vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en hiertegen dient daarom streng te worden opgetreden.
De verdachte zegt het wapen voor een ander te hebben bewaard en heeft verklaard dom te zijn geweest en zijn straf te aanvaarden. De verdachte geeft evenwel geen inzicht in zijn beweegredenen voor het bewaren van het vuurwapen en de rechtbank twijfelt hierdoor aan het inzicht van de verdachte over de ernst van dit strafbare feit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 oktober 2017 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder in aanraking is geweest met de Wet wapens en munitie en voorts in een proeftijd liep op het moment van het plegen van het strafbare feit. Dit neemt de rechtbank mee in het nadeel van de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, gelet op de ernst van het feit.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 28 juni 2016 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van gekwalificeerde diefstal en oplichting veroordeeld tot onder andere een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op
14 oktober 2016.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de oproeping voor de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling nietig moet worden verklaard, omdat de oproeping niet tijdig is gedaan en dit in strijd is met de beginselen van een goede procesorde.
Subsidiair voert de raadsman aan dat de vordering moet worden afgewezen omdat geen sprake is van een soortgelijk misdrijf. Bovendien was de verdachte niet op de hoogte van de voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank wijst erop dat artikel 265, eerste lid, Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is bij een oproeping voor een vordering tenuitvoerlegging. De raadsman heeft daarnaast niet onderbouwd waarom sprake zou zijn van schending van de beginselen van een goede procesorde. De verdachte wordt geacht op de hoogte te zijn geweest van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelet op de mededeling voorwaardelijke veroordeling van 19 oktober 2016 en omdat uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij de, bij dit vonnis tevens opgelegde, taakstraf heeft uitgevoerd. Het standpunt van de raadsman dat de vordering moet worden afgewezen omdat de voorwaardelijke straf niet is opgelegd voor een soortgelijk misdrijf als waarvan de verdachte thans wordt verdacht, vindt tot slot geen steun in de wet.
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
8.4.
Conclusie
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman en zal de tenuitvoerlegging gelasten van de bij het vonnis van 28 juni 2016 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 28 juni 2016 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
1 maand.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.A. Vroom, voorzitter,
en mrs. R. Brand en A. van Luijck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 juli 2017 te Rotterdam (een) wapen(s) in de zin van artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 19, kaliber 9x19mm (met bijbehorende munitie, te weten 15 kogelpatronen), voorhanden heeft gehad.