ECLI:NL:RBROT:2017:9422

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
ROT 16/8184 en ROT 16/8189
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaren tegen werkroosters van gemeentelijke medewerkers

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 1 december 2017, zijn de bezwaren van twee gemeentelijke medewerkers tegen hun werkroosters aan de orde. De medewerkers, werkzaam bij de gemeente Rotterdam in het cluster Stadsbeheer, hadden bezwaar gemaakt tegen hun indeling op zondagen. De primaire besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, genomen op 5 juli 2016, om de werkroosters niet te wijzigen, werden door de rechtbank beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de bezwaarschriften van de eisers niet tijdig waren ingediend, omdat deze per interne post waren verzonden, wat niet gelijkgesteld kan worden aan verzending per post zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde vast dat de bezwaartermijn op 16 augustus 2017 eindigde en dat de bezwaarschriften van eiser 1 en eiser 2 te laat waren ontvangen. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de bestreden besluiten en verklaarde de bezwaren alsnog niet-ontvankelijk. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eisers. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de juiste wijze van verzending volgens de Awb.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummers: ROT 16/8184 en ROT 16/8189

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 december 2017 in de zaken tussen

[eiser 1]
[eiser 2]
eisers,
gemachtigde: mr. A.J. Vis,
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. D. Çevik.

Procesverloop

Bij besluiten van 5 juli 2016 (de primaire besluiten) heeft verweerder besloten om de werkroosters van eisers voor het jaar 2016 niet te wijzigen.
Bij besluiten van 8 november 2016 (de bestreden besluiten) is ervan uitgegaan dat het nieuwe werkrooster met ingang van 1 januari 2017 zou worden ingevoerd en heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2017. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [persoon 1], en [persoon 2].
Het beroep is ter zitting gevoegd behandeld met de zaken ROT 16/8172, ROT 16/8174, ROT 16/8177, ROT en 16/8181. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken voor het doen van uitspaak gesplitst.

Overwegingen

1. 1 Eisers zijn als [functie] werkzaam bij de gemeente Rotterdam, in het cluster Stadsbeheer. Eiser 1 werkt in het wijkreinigingsteam Noord en eiser 2 werkt in het wijkreinigingsteam Delfshaven.
1.2.
Na ontvangst van het werkrooster waaruit bleek dat eisers waren ingeroosterd op een aantal zondagen, dienden eisers het verzoek in om het werkrooster te wijzigen zodat zij niet langer op zondagen zouden zijn ingeroosterd.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de verzoeken tot herziening van het werkrooster afgewezen omdat het in het dienstbelang van verweerder noodzakelijk is dat er op een aantal zondagen wordt gewerkt. Indien eisers niet op zondag willen werken, kan er overleg plaatsvinden over een andere functie of een andere locatie.
3.1.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), eindigde de bezwaartermijn op 16 augustus 2017. Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb, is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Op grond van het tweede lid van artikel 6:9 van de Awb, is het bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
3.2.
Het bezwaarschrift van eiser 1 is gedateerd op 15 augustus 2016 en op
18 augustus 2016 door verweerder ontvangen. Het bezwaarschrift van eiser 2 is gedateerd op 9 augustus 2016 en op 17 augustus 2016 door verweerder ontvangen. Eisers hebben de bezwaarschriften per interne post naar de Algemene bezwaarschriftencommissie van verweerder opgestuurd. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie de uitspraak van 26 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH5408) kan de verzending per interne post niet op één lijn worden gesteld met verzending per post als bedoeld in 6:9, tweede lid, van de Awb. Dat de bezwaarschriften na het einde van de bezwaartermijn zijn ontvangen en daarom niet tijdig zijn ingediend, moet voor het risico van eisers blijven.
4. Verweerder heeft het bezwaar van eisers in de bestreden besluiten ten onrechte ontvankelijk geacht. De rechtbank zal de beroepen om die reden gegrond verklaren en de bestreden besluiten vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien door de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten alsnog niet-ontvankelijk te verklaren. Deze uitspraak treedt vervolgens in de plaats van de bestreden besluiten van eisers.
5. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten en gaat daarbij uit van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), zodat deze zaken voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, onder a, van het Bpb in beroep worden beschouwd als één zaak. Voorts is bij deze berekening de wegingsfactor 1 toegepast, die gehanteerd wordt bij minder dan vier samenhangende zaken. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en wegingsfactor 1), welk bedrag gelijkelijk wordt verdeeld over beide zaken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten,
hetgeen in dit geval inhoudt dat de bezwaren alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard;
- bepaalt dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht van elk € 168,-
vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 990,-, gelijkelijk te verdelen over beide zaken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A.C. van Nifterick, voorzitter, en mr. P. Vrolijk en
mr. A. Pahladsingh, leden, in aanwezigheid van mr. J. Nieuwstraten, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.