ECLI:NL:RBROT:2017:9413

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
10/702117-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door moeder met haar minderjarig kind in vereniging met een ander

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die ontucht heeft gepleegd met haar minderjarig zoontje, die op dat moment nog geen jaar oud was. De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. M.E. Pennings, werd beschuldigd van het plegen van ontucht in vereniging met een ander. De officier van justitie, mr. M.L.M. Kuiper, eiste een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gericht op reclassering en controle op internetgebruik.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor het tenlastegelegde feit. Het bewezen feit houdt in dat de verdachte op 14 juli 2010, te Barendrecht, samen met een ander, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met haar minderjarig kind. De rechtbank oordeelde dat de handelingen een ernstige inbreuk maakten op de integriteit van het kind en dat de verdachte zich bewust was van de gevolgen van haar daden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat zij niet eerder was veroordeeld.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om een gevangenisstraf op te leggen, maar met een groot voorwaardelijk deel, om de verdachte de kans te geven haar gedrag te verbeteren. De voorwaarden omvatten onder andere meldplicht bij de reclassering en medewerking aan controles op haar internetgebruik. De rechtbank heeft benadrukt dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, een aanzienlijke straf rechtvaardigen, maar dat er ook ruimte is voor rehabilitatie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/702117-16
Datum uitspraak: 16 november 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] .
Raadsman mr. M.E. Pennings, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, en dat de verdachte haar medewerking zal verlenen aan controles op haar internetgebruik.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
De rechtbank stelt vast dat er voldoende bewijs voorhanden is voor het tenlastegelegde feit.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 14 juli 2010, te Barendrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met haar minderjarig kind, te weten [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2009, ontucht heeft gepleegd, namelijk het in de mond nemen van en zuigen aan en likken aan en kussen van de penis van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, terwijl het feit wordt gepleegd door
twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft seks met iemand anders gehad terwijl haar zoontje van nog geen jaar oud op dat moment in hetzelfde bed lag. Vervolgens hebben de verdachte en de ander ontuchtige handelingen met het zoontje gepleegd. Door het plegen van die ontuchtige handelingen is inbreuk gemaakt op de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van het kind. De ervaring leert dat slachtoffers van seksueel misbruik nog langdurig de psychische en emotionele gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Daarbij volgt uit het dossier dat het niet de eerste keer is dat de naam van de verdachte wordt genoemd in een kinderporno-onderzoek.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdediging heeft verzocht om bij bewezenverklaring een straf achterwege te laten. De ernst van het bewezenverklaarde maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden volstaan met een rechterlijk pardon.
Gezien het handelen van de verdachte zou een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zijn, maar de rechtbank ziet met de officier van justitie aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
De rechtbank ziet met de officier van justitie in de ernst van het feit aanleiding om een grote voorwaardelijke straf op te leggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Deze voorwaarden dienen onder meer om de verdachte te leren grenzen te stellen aan haar internetgebruik, ook in situaties van eenzaamheid of depressiviteit. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
179 (honderdnegenenzeventig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal haar medewerking verlenen aan controles op haar internetgebruik op alle door haar gebruikte communicatiemiddelen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A. Kalk, voorzitter,
en mrs. S.M. Milani en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 14 juli 2010, in elk geval in of omstreeks de periode van 01 juli 2010 tot en met 12 november 2010 te Barendrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met haar minderjarig kind, te weten [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2009, ontucht heeft gepleegd, namelijk het (meermalen) in de mond nemen van en/of zuigen aan en/of likken aan en/of kussen van de penis van die [naam slachtoffer] .