ECLI:NL:RBROT:2017:9411

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
10/660360-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot doodslag en voorhanden hebben van harddrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2017 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd van poging tot doodslag en het voorhanden hebben van harddrugs. De verdachte was op het moment van de zitting preventief gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de poging tot doodslag. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van een vuurwapen bij de medeverdachte en dat hij daadwerkelijk betrokken was bij de schietpartij die op 11 april 2017 plaatsvond. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet degene was die had geschoten en dat er geen bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. Ook de subsidiair ten laste gelegde uitlokking kon niet worden bewezen. Ten aanzien van het voorhanden hebben van harddrugs oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet wist dat er drugs in de auto aanwezig waren, en dat er geen bewijs was voor nauwe samenwerking gericht op het plegen van het ten laste gelegde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660360-17
Datum uitspraak: 16 november 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel.
Raadsvrouw mr. K. Blonk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. de Bruijn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, impliciet primair, ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het de verdachte is geweest die de afspraak voor de ontmoeting heeft gemaakt. Een aantal weken voor de ontmoeting heeft de verdachte bij de aanrijding gedreigd dat hij getuige [naam getuige] zou neerschieten waarbij hij het deed voorkomen alsof hij een vuurwapen in zijn broeksband had. Bij die aanrijding zou medeverdachte [naam medeverdachte] hebben gezegd dat hij “niet vecht, maar gelijk schiet”. Daardoor wist de verdachte dat zijn medeverdachte [naam medeverdachte] een vuurwapen had. Tijdens de ontmoeting op 11 april heeft de verdachte tegen [naam medeverdachte] “pak dan, pak dan” gezegd, terwijl [naam medeverdachte] zijn hand in zijn tasje bij het vuurwapen had. Na het schieten is er gevochten. Dat blijkt uit de sporen die zijn aangetroffen op de motorkap van de auto die daar geparkeerd stond. Uit deze omstandigheden blijkt de nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de poging tot doodslag.
Feit 2 kan bewezen worden omdat de verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding cocaïne had gebruikt, hij bij zijn aanhouding cocaïne bij zich had, en omdat zijn papieren in de auto zijn aangetroffen waar de drugs in lagen.
4.1.2.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is het aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Vast staat dat er op 11 april 2017 te Rotterdam een schietpartij heeft plaatsgevonden, waarbij het slachtoffer [naam slachtoffer] in zijn zij is geraakt. Er is echter onvoldoende bewijs voorhanden om bewezen te verklaren dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander de poging doodslag/zware mishandeling heeft gepleegd, zoals ten laste is gelegd. De verdachte is niet degene die heeft geschoten en niet is komen vast te staan dat de verdachte op de hoogte was dat de medeverdachte [naam medeverdachte] op 11 april 2017 een vuurwapen bij zich droeg. Slechts één getuige, de broer van het slachtoffer, heeft verklaard dat de verdachte “pak dan, pak dan” zou hebben gezegd tegen medeverdachte [naam medeverdachte] . Het slachtoffer en de andere getuigen hebben dat niet gehoord. Tussen de eerdere ontmoeting en de ontmoeting op 11 april 2017 bestaat, zoals ook de officier heeft betoogd, een verband. De ontmoeting op 11 april 2017 heeft plaatsgevonden om de financiële afhandeling van de aanrijding die zou hebben plaatsgevonden in maart 2017 te regelen, maar daarmee is nog niet gezegd dat er daarom (voorwaardelijk) opzet op een bepaald gevolg, zoals hier de dood/zware mishandeling, bij de verdachte aanwezig is op 11 april 2017. Ten slotte ontbreekt bewijs dat de verdachte na het schieten deel heeft uitgemaakt van een vechtpartij. Wat resteert is dus de enkele aanwezigheid van de verdachte.
Ook de subsidiair ten laste gelegde uitlokking kan niet worden bewezen. Ten aanzien van dit feit geldt ook het hiervoor overwogene. Daarnaast is niet komen vast te staan hoe de afspraak om elkaar te ontmoeten precies tot stand is gekomen.
Derhalve is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair en subsidiair ten laste gelegde, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank dat op basis van het dossier niet bewezen kan worden dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen harddrugs aanwezig heeft gehad. Daarvoor ontbreekt bij de verdachte de vereiste wetenschap van de aanwezigheid van de harddrugs in de auto, althans van de aanmerkelijke kans daarop. De drugs zijn aangetroffen in de auto die door de medeverdachte, tevens neef van de verdachte, is gehuurd. De sleutels van de auto zijn bij zijn neef aangetroffen. De drugs zijn aangetroffen tussen het plastic van het middenconsole en de bekleding van de auto. De verdachte heeft verklaard dat hij een aantal papieren in die auto heeft achtergelaten nadat zijn neef hem in maart 2017 van het politiebureau heeft opgehaald en heeft ontkend dat hij wist dat er drugs in de auto lagen. Dit is onvoldoende om de vereiste wetenschap aan te nemen. De aanwezigheid van drugs bij aanhouding van de verdachte en het bekennen van het gebruik ervan doet daaraan geen afbreuk. Van enige vorm van nauwe en bewuste samenwerking gericht op het plegen van het ten laste gelegde is evenmin gebleken. De verdachte zal dus ook van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A. Kalk, voorzitter,
en mrs. S.M. Milani en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 11 april 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen een of meer kogels heeft afgevuurd op en/of in de richting van die [naam slachtoffer] (waarbij die [naam slachtoffer] in zijn zij is geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte] en/of een tot op heden onbekend gebleven persoon op of omstreeks 11 april 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door die [naam medeverdachte] en/of die tot op heden onbekend gebleven persoon voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen een of meer kogels heeft afgevuurd op en/of in de richting van die [naam slachtoffer] (waarbij die [naam slachtoffer] in zijn zij is geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk feit hij, verdachte, op of omstreeks 11 april 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door geweld en/of bedreiging en/of het verschaffen van gelegenheid, en/of (een) middel(en), en/of (een) inlichting(en) aan die tot op heden onbekend gebleven persoon, bestaande die opzettelijke uitlokking hierin, dat hij, verdachte: - een afspraak heeft gemaakt/doen maken met die [naam slachtoffer] , en/of - samen met die tot op heden onbekend gebleven persoon aanwezig was bij die afspraak, en/of - bij die afspraak meermalen aan die tot op heden onbekend gebleven persoon de woorden heeft toegevoegd: "Pak, pak", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 11 april 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,7 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 2,3 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.