Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2], handelend in haar hoedanigheid van notaris en handelend als rechtsopvolger van mr. [notaris] ,
1.De procedure
- de brieven waarbij de comparitie van partijen is bepaald, van 31 mei 2017 en 7 juni 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 5 september 2017
2.De feiten
hierover gesproken en zij gaat als medeparticipante in principe accoord met deze constructie/procedure.
- Aankoop pand fl. 1.600.000. [eiseres] en [gedaagde 1] zijn ieder 25% eigenaar.
- [gedaagde 1] financiert zijn deel met fl. 200.000 eigen geld en de rest door middel van een lening van de sponsor.
- Van de hypotheek van fl. 250.000 in 2003 wordt fl. 50.000 aangewend voor de verbouwing en de rest ter aflossing van de schuld van de lening van [gedaagde 1] . Op dat moment heeft [gedaagde 1] een (mede)schuld aan de bank van fl. 125.000 (zijn aandeel) en een schuld aan [eiseres] van fl.100.000. Omdat er sprake was van fiscale partners was dit laatste niet van belang voor de fiscale aangifte.
- Koopsom: € 181.512
- Waardestijging 75%:136.134
3.Het geschil
4.De beoordeling
“onder de verplichting voor mevrouw [eiseres] , de comparante sub 1 genoemd, de hiervoor omschreven hypothecaire schuld voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen en de heer [gedaagde 1] , de volmachtgever sub 2 genoemd, tegen alle mogelijke aanspraken voortvloeiende uit deze schuld te vrijwaren”volgt nu juist dat het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet is overeengekomen. Indien er ontslag van de hoofdelijke aansprakelijkheid was overeengekomen, zou er geen aanleiding zijn om [eiseres] [gedaagde 1] te laten vrijwaren, zoals in de akte is opgenomen.
€ 2.842(2 punten × tarief € 1.421)
2.842(2 punten × tarief € 1.421)