Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiseres 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 mei 2016, met producties;
- de conclusie van antwoord van 7 september 2016, met producties;
- de brief van de rechtbank van 30 november 2016, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een comparitie van partijen;
- de brief van 14 februari 2017 van mr. Dil, met een productie;
- de brief van 27 februari 2017 van mr. G. Flapper, advocaat van [eisers] , met een akte houdende vermeerdering van eis tevens overleggen producties;
- de brief van 28 februari 2017 van mr. A.M.M. Lemmen, advocaat van BTB, waarin bezwaar wordt gemaakt tegen voornoemde akte en de daarin vervatte vermeerdering van eis;
- een faxbericht van 1 maart 2017 van mr. Stikkelbroeck, met een reactie op voornoemd bezwaar;
- het proces-verbaal van de op 13 maart 2017 gehouden comparitie van partijen;
- de door mrs. Stikkelbroeck en Flapper overgelegde comparitie aantekeningen;
- de door mrs. Dil en Lemmen overgelegde aantekeningen mondelinge behandeling;
- de antwoordakte van 10 mei 2017 van BTB.
2.De feiten
1.Uitgangspunten
het Merk".
2.Omschrijving beoogde truststructuur
3.Afspraken over verantwoordelijkheid versus Berk
e-mailbestanden over de periode 2007 tot juni 2014. Echter, precies alle e-mails die de heren [eiser 1] en [medewerker eiseres 4] hebben ontvangen met betrekking tot de Cypriotische truststructuur die ontbreken. Dit duidt erop dat deze e-mails doelbewust zijn verwijderd. (…)'
3.Het geschil
4.De beoordeling
irrevocable discretionary trust,' wel degelijk fiscaal wordt erkend. Voor zover in de praktijk door [eiser 1] en Spits anders is gehandeld, dat wil zeggen in strijd met hetgeen BTB heeft geadviseerd - ten aanzien waarvan BTB ook niet concreet heeft aangegeven wat op dit punt aan [eisers] geadviseerd zou zijn - en niet met inachtneming van voldoende afstand, komt dit in de visie van BTB voor rekening en risico van [eisers] en is dit niet aan BTB toe te rekenen (conclusie van antwoord onder 5.19, 5.20 en 5.21). Wat BTB hier miskent, is dat de constructie niet is ingericht ter vermijding van belasting maar voor het ontduiken van belasting. De advisering van en begeleiding door BTB was er dan ook niet gericht om een structuur met materiële afstand tot stand te brengen, maar op het faciliteren van de cliënt bij het misleiden van de Belastingdienst. Het was ook BTB die [eiser 1] in contact bracht met haar relatie(s) in Cyprus teneinde de geadviseerde structuur te realiseren. BTB kan [eisers] dan ook niet verwijten dat zij anders hebben gehandeld dan door BTB is geadviseerd.
- dat zij [eiser 1] er herhaaldelijk op heeft gewezen dat hij geen feitelijke of juridische zeggenschap mocht uitoefenen over het handelen door Solandra of de trust;
- dat [eiser 1] op 28 januari 2008 per e-mail Knijff Merkenadviseurs heeft verzocht om nog een aantal merken op naam van Solandra te registeren;
- dat [eiser 1] snel heeft aangestuurd op voorschotbetalingen van de licentievergoedingen aan Solandra om winsten bij Spits voor het einde van het belastingjaar (2012) af te romen;
- dat [eiser 1] diverse malen rechtstreeks contact had met (de adviseur van) Solandra en daartoe ook het initiatief nam;
- dat [eiser 1] over het rechtstreekse contact met Solandra onjuist heeft verklaard tegenover de Belastingdienst;
- dat [eiser 1] het niet aan BTB kenbaar heeft gemaakt toen hij zag dat BTB de Belastingdienst onjuist informeerde.
- voor recht zal worden verklaard dat BTB jegens [eisers] toerekenbaar tekort is geschoten en/of onrechtmatig heeft gehandeld;
- BTB zal worden veroordeeld de daardoor veroorzaakte schade aan [eisers] te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met dien verstande dat de vergoedingsplicht van BTB met 50% wordt verminderd wegens eigen schuld aan de zijde van [eisers] ;
- de overeenkomst van opdracht tussen [eisers] en BTB zal partieel worden ontbonden wegens toerekenbare tekortkoming aan de zijde van BTB;
- BTB zal uit hoofde van de ongedaanmakingsverbintenis worden veroordeeld tot terugbetaling aan [eisers] van een bedrag van € 127.372,24, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de dag waarop dit vonnis wordt uitgesproken;
- BTB zal worden veroordeeld tot betaling aan [eisers] van een voorschot ten bedrage van € 200.000,00 op de eventueel in de schadestaatprocedure vast te stellen schadevergoeding;
- de vorderingen strekkende tot afgifte van afschriften van (interne) memo's en een rapport zullen worden afgewezen.
6.422,00(2,0 punten × tarief € 3.211,00)