Op 31 januari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 september 2016 brand heeft gesticht in zijn cel in de penitentiaire inrichting 'De Schie' te Rotterdam. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van opzettelijke brandstichting, waarbij gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte veroordeeld moest worden tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte een matras in brand had gestoken, wat leidde tot rookontwikkeling en schade aan de cel. De verdediging voerde aan dat de brand per ongeluk was ontstaan door een achtergelaten sigaret, maar de rechtbank verwierp dit argument op basis van forensisch bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk vuur in aanraking had gebracht met de matras, wat resulteerde in brand en gevaar voor andere gedetineerden en personeel.
De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en er waren geen omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.