Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 impliciet primair (poging tot doodslag) en 2 subsidiair (poging tot zware mishandeling) ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, waarbinnen de verdachte dient mee te werken aan de door de gedragsdeskundigen geadviseerde gedragsinterventies;
- bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde.
4.Waardering van het bewijs
5.Verweer met betrekking tot strafbaarheid feiten en verdachte
6.Kwalificatie
7.Strafbaarheid verdachte
8.Motivering straf
9.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
10 (tien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 3 jaren, na te melden voorwaarden overtreedt;
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
€ 5.161,51 (zegge: vijfduizendhonderdeenenzestig euro en eenenvijftig cent), bestaande uit € 161,51 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totale bedrag vanaf 18 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 5.161,51(hoofdsom,
zegge: vijfduizendhonderdeenenzestig euro en eenenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 5.161,51 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;