ECLI:NL:RBROT:2017:9268

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
23 november 2017
Zaaknummer
6342913 HA VERZ 17-116
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanpassing ondernemingsraad reglement en kiesgroepen bij IHC Merwede B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen IHC Merwede B.V. en de gemeenschappelijke ondernemingsraad van Royal IHC. IHC heeft verzocht om aanpassing van het reglement van de ondernemingsraad (OR) met betrekking tot de kiesgroepen en de kiesgerechtigdheid van ingeleenden. De OR had besloten om het kiesgroepenstelsel af te schaffen, wat IHC in strijd achtte met de Wet op de ondernemingsraden (WOR). De kantonrechter heeft vastgesteld dat het afschaffen van de kiesgroepen in strijd is met een goede toepassing van de WOR en heeft de OR opgedragen om twee kiesgroepen in te stellen: metaal (blue collars) en niet-metaal (white collars). Tevens is de OR opgedragen om nieuwe verkiezingen uit te schrijven en is de zittingstermijn van de huidige OR-leden verlengd tot er nieuwe leden zijn gekozen. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6342913 HA VERZ 17-116
uitspraak: 30 november 2017
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IHC Merwede B.V.
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IHC Merwede Holding B.V.,
beide statutair gevestigd te Sliedrecht,
verzoekers,
gemachtigde: mr. E.S. de Bock en mr. J. Stolk,
tegen
de gemeenschappelijke ondernemingsraad van Royal IHC,
gevestigd te Kinderdijk,
verweerster,
gemachtigde: mr. C. Clarijs.
Partijen worden hierna aangeduid als “IHC” respectievelijk “de OR”.

1.Het verloop van de procedure:

Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 26 september 2017;
- het verweerschrift met bijlagen;
- de faxberichten van de gemachtigde van de OR van 14 en 15 november 2017 met daarbij producties 20 tot en met 22;
- het faxbericht van de gemachtigde van IHC van 15 november 2017 met daarbij producties 24 en 25;
- de pleitaantekeningen van IHC en de OR.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 november 2017.

2.De vaststaande feiten

2.1.
IHC is een internationaal concern dat zich bezighoudt met de bouw van gespecialiseerde schepen voor natte mijnbouw- en baggeractiviteiten, complexe custom built offshoreschepen, engineering, equipment en services die in de schepen worden verwerkt en productondersteuning voor klanten. IHC heeft ongeveer 3.000 werknemers wereldwijd in dienst, waarvan er ongeveer 2.200 in Nederland werken. Daarnaast zijn er ongeveer 785 ingeleenden werkzaam voor IHC in Nederland.
2.2.
De OR is een gemeenschappelijke ondernemingsraad ex artikel 3 WOR en is ingesteld voor nagenoeg alle Nederlandse groepsmaatschappijen van IHC. Volgens het OR-reglement behoort de OR uit zeventien leden te bestaan. Op dit moment bestaat de OR nog maar uit elf leden, wegens niet vervulde vacatures. De leden van de OR worden gekozen voor een periode van vier jaar. De zittingsperiode van de huidige OR-leden loopt af op 31 december 2017. De leden van de huidige OR zijn verkozen uit drie kiesgroepen, te weten de divisie Offshore, de divisie Dredging en Mining en de divisie Technology & Services.
2.3.
Bij memo van 22 juni 2017 heeft de OR aan IHC bericht dat de OR met het oog op de verkiezingen eind december (onder meer) het OR-reglement heeft herzien. De OR heeft bericht dat de belangrijkste aanpassing van het OR-reglement is dat niet meer gekozen zal worden vanuit verschillende kiesgroepen maar vanuit één kiesgroep. Bij memo van 10 juli 2017 heeft de OR onder meer toegelicht waarom in het nieuwe reglement is gekozen voor het loslaten van het kiesgroepenstelsel, te weten om te voorkomen dat het aantal beschikbare zetels niet bezet kan worden en om tussentijdse vacatures in de OR gemakkelijker op te kunnen vullen met mensen van de reservelijst. Tevens heeft de OR IHC bericht dat een intensieve PR-campagne wordt voorbereid ten behoeve van de verkiezingen.
2.4.
Bij brief van 21 augustus 2017 heeft IHC de OR bericht dat zij bezwaar maakt tegen het geheel afschaffen van de kiesgroepen. IHC heeft de OR voorgesteld een kiesgroep te maken voor werknemers die een “blue collar” functie hebben en werknemers met een “white collar” functie. Voorts heeft IHC de OR voorgesteld het aantal leden te verkleinen en de zittingsduur van de OR-leden te verkorten van vier naar twee of drie jaar. IHC heeft kenbaar gemaakt ervan uit te gaan dat de passage over de kiesgerechtigdheid en verkiesbaarheid van ingeleenden bewust is geschrapt en zij heeft bezwaar gemaakt tegen de volgordelijkheid en de termijnen voor het indienen van kandidatenlijsten namens de werknemersorganisaties respectievelijk de vrije kandidatenlijsten.
2.5.
De OR heeft IHC bij memo van 31 augustus onder meer geantwoord het reglement op het punt van de kiesgroepen niet aan te passen. Ook heeft de OR de passage over de ingeleenden weer in het reglement, artikel 5, lid 3, opgenomen. Dit artikel luidt: “
Personen die langer dan 24 maanden zijn ingeleend zijn eveneens kiesgerechtigd en verkiesbaar.” Het – gewijzigde – OR-reglement is tijdens een extra OR-vergadering op 29 augustus 2017 vastgesteld. In het reglement is in artikel 7 opgenomen dat werknemersorganisaties tot uiterlijk zes weken voor de verkiezingsdatum kandidatenlijsten kunnen indienen en niet georganiseerden daarna, tot uiterlijk vier weken voor de verkiezingsdatum.
2.6.
Bij e-mailbericht van 5 september 2017 heeft IHC de OR onder meer verzocht de verkiezingen op te schorten. De OR heeft op 7 september 2017 geantwoord hieraan geen gehoor te zullen geven.
2.7.
Bij vonnis in kort geding van 11 oktober 2017 heeft de kantonrechter onder meer de vordering tot opschorting van de verkiezingen afgewezen en de OR geboden de ingeleenden te verwijderen van de lijst van kiesgerechtigde en verkiesbare personen en van de kandidatenlijsten en om hen geen stemmogelijkheid te bieden.

3.Het verzoek van IHC en het verweer van de OR

3.1.
IHC heeft op grond van artikel 36 WOR – samengevat – het volgende verzocht:
te bepalen dat het geheel afschaffen van kiesgroepen in het OR-reglement in strijd is met (een goede toepassing van) de WOR;
de OR te gebieden het OR-reglement aan te passen door twee kiesgroepen op te nemen, metaal en niet-metaal;
de OR te gebieden het OR-reglement aan te passen door de termijn waarbinnen kandidatenlijsten namens de vakbonden en vrije lijsten kunnen worden ingediend op een zelfde moment te laten aanvangen en even lang te laten duren;
de OR te gebieden het OR-reglement aan te passen waardoor ingeleenden niet verkiesbaar en niet kiesgerechtigd zijn;
de OR te gebieden nieuwe verkiezingen uit te schrijven;
de zittingstermijn van de zittende OR-leden te verlengen tot nieuwe OR-leden zijn verkozen;
zodanige maatregelen te treffen als de kantonrechter geraden acht.
3.2.
IHC heeft gesteld dat het gewijzigde reglement in strijd is met de WOR of een goede toepassing daarvan. De OR handelt in strijd met artikel 9 lid 4 van de WOR door in het nieuwe OR-reglement het kiesgroepenstelsel volledig los te laten en geen voorzieningen te treffen opdat zoveel mogelijk werknemers in de OR vertegenwoordigd kunnen zijn. Door een volgordelijkheid en termijnen voor de kandidatenlijsten in het OR-reglement op te nemen, wordt afbreuk gedaan aan de representativiteit van de OR, aangezien niet-georganiseerde medewerkers bij de verkiezingen op aanzienlijke achterstand worden gesteld. De OR heeft voorts, in strijd met artikel 6 lid 4 van de WOR, eenzijdig de kiesgerechtigdheid en verkiesbaarheid van ingeleenden bewerkstelligd. De OR dient het OR-reglement aan te passen en vervolgens nieuwe verkiezingen uit te schrijven. De zittingstermijn van de huidige OR dient te worden verlengd tot het moment dat er nieuwe OR-leden zijn verkozen.
3.3.
De OR heeft als verweer aangevoerd dat het de OR is die bepaalt of er al dan niet kiesgroepen worden ingesteld ten behoeve van de verkiezingen. Het kiesgroepenstelsel is losgelaten, om te voorkomen dat niet alle beschikbare zetels kunnen worden bezet en om vacatures die gedurende de zittingsperiode ontstaan, gemakkelijker te kunnen opvullen, doordat er een algemene reservelijst van kandidaten zal ontstaan. Aangezien de structuur van IHC structureel wijzigt, is het kiesgroepenstelsel geen passend systeem. Door het toepassen van een integraal kiessysteem hebben alle blue en white collars gelijke kansen om in de OR te komen. Wat betreft de termijnen voor het indienen van de kieslijsten heeft de OR aansluiting gezocht bij het voorbeeldreglement van de SER. De OR is een vroegtijdige, intensieve PR-campagne gestart met als doel een zo goed mogelijke afspiegeling van de medewerkers van IHC te verkrijgen binnen de OR. Uitzendkrachten die ten minste 24 maanden werkzaam zijn krachtens een uitzendovereenkomst hebben hoe dan ook passief en actief kiesrecht. Bij vorige verkiezingen in 2009 en 2013 heeft IHC geen bezwaren geuit tegen deelname aan de OR-verkiezingen door de ingeleenden, zodat IHG (stilzwijgend) heeft ingestemd met deelname van deze groep. Ingeleenden krijgen bovendien een steeds prominentere rol binnen IHC. Het sluiten van een ondernemings-overeenkomst tussen IHC en de OR is niet vereist op grond van de WOR. Aangezien de zittingsperiode van de OR op 31 december 2017 afloopt, hebben de OR-leden na deze datum geen mandaat en derhalve geen beslissingsbevoegheid meer en kan de OR geen rechtsgeldige besluiten meer nemen.
3.4.
Op de stellingen en standpunten van partijen zal – voor zover vereist – nader worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Artikel 8 lid 1 van de WOR bepaalt dat de OR een reglement maakt waarin de onderwerpen worden geregeld die bij of krachtens de WOR aan de OR zijn opgedragen of overgelaten, waaronder de kandidaatstelling en de verkiezingen van de OR. Voorop staat dan ook dat het uitsluitend de OR zelf is die het reglement vaststelt, aanvult of wijzigt wanneer hij dat wenst. Het reglement mag evenwel geen bepalingen bevatten die in strijd zijn met de WOR of die een goede toepassing van de WOR in de weg staan.
4.2.
Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd, kan worden afgeleid dat de OR op een zorgvuldige wijze is overgegaan tot het wijzigen van het OR-reglement met betrekking tot de verkiezingen. De OR is eerst tot wijziging overgegaan na grondige voorlichting en na uitgebreid onderzoek welk kiessysteem bij IHC het beste past. De OR heeft IHC, zoals voorgeschreven in artikel 8 lid 1 WOR, in de gelegenheid gesteld haar standpunt over het gewijzigde reglement kenbaar te maken. Tussen partijen is echter in geschil of het door de OR op 29 augustus 2017 vastgestelde OR-reglement voldoet aan de eisen die de WOR daaraan stelt, dan wel die uit een goede toepassing van de WOR voortvloeien. De onderwerpen in het reglement waar partijen over twisten, zullen hierna afzonderlijk worden beoordeeld.
Loslaten van de kiesgroepen
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat het kiesgroepenstelsel zoals dat bij de voorgaande verkiezingen is gehanteerd, op basis van drie verschillende divisies, geen geschikt stelsel (meer) is, gelet op de reorganisaties die binnen IHC hebben plaatsgevonden en de mogelijke ontwikkelingen die nog plaats zullen vinden. De OR heeft er thans voor gekozen in het geheel geen kiesgroepen meer in te stellen. Op basis van artikel 9 lid 3 WOR kán de OR in zijn reglement bepalen dat er kiesgroepen ten behoeve van de OR-verkiezingen worden ingesteld, een verplichting hiertoe bestaat er echter niet. Het is wel de verantwoordelijkheid en, op grond van artikel 9 lid 4 WOR, de verplichting van de OR om zodanige voorzieningen in zijn reglement te treffen, dat de verschillende groepen van de in de onderneming werkzame personen zoveel mogelijk in de OR vertegenwoordigd kunnen zijn.
4.4.
Uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht is af te leiden dat er binnen IHC globaal gezien twee typen werknemers werkzaam zijn, te weten werknemers met een metaalgerelateerde, uitvoerende functie, de zogenaamde “blue collars”, en werknemers die zich met name bezighouden met engineering en dergelijke, de zogenaamde “white collars”. Niet betwist is dat voor beide groepen werknemers andere arbeidsvoorwaarden gelden en dat zij voor een deel andere belangen hebben. Gelet op het bepaalde in artikel 9 lid 4 WOR is het vereist dat beide groepen werknemers deugdelijk vertegenwoordigd kunnen zijn in de OR. In beginsel is juist wat de OR stelt, te weten dat door het loslaten van het kiesgroepenstelsel alle werknemers op alle kandidaten kunnen stemmen, zodat blue collars- en white collars-kandidaten in theorie evenveel kans hebben om in de OR verkozen te worden. Dit leidt echter niet automatisch tot de conclusie dat OR-verkiezingen zonder kiesgroepenstelsel ook een OR opleveren die de binnen IHC werkzame werknemers zo goed mogelijk vertegenwoordigt.
4.5.
IHC heeft onderbouwd gesteld dat een deel van de werknemers, in het bijzonder een groep white collars, zich thans niet vertegenwoordigd voelt door de huidige OR-leden, die voor het merendeel blue collars zijn én lid zijn van een vakbond. Uit de door de OR overgelegde kandidatenlijsten kan worden afgeleid dat thans weliswaar twaalf blue collars en twaalf white collars zich kandidaat hebben gesteld voor de nieuwe OR, echter de verhouding tussen georganiseerde kandidaten, 21, en niet-georganiseerde kandidaten, drie, is onbetwist niet in overeenstemming met de verhouding georganiseerden en niet-georganiseerden binnen het huidige IHC. Evenmin is betwist dat er meer blue collars lid zijn van een vakbond dan white collars, dat er zich – in het algemeen – doorgaans meer georganiseerden kandidaat stellen dan niet-georganiseerden voor OR-lidmaatschap en dat tegenwoordig met name jongere medewerkers minder vaak lid zijn van vakbonden dan oudere werknemers. Dat het de OR thans gelukt is evenveel blue collar- als white collar-kandidaten te werven, pakt in het kader van de verhouding tussen deze twee groepen nu goed uit, mogelijkerwijs door de inspanningen die de huidige OR zich getroost heeft in het kader van de verkiezingscampagne. Echter, het huidige kiessysteem biedt naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende waarborgen dat, zonder het hanteren van kiesgroepen, het hele personeel van IHC, derhalve zowel de blue als de white collars, de georganiseerden en de niet-georganiseerden alsmede de oudere en de jongere werknemers, zo goed mogelijk vertegenwoordigd kan worden in de OR. De omstandigheid dat de OR werkt met vaste commissies en deelcommissies die kunnen worden uitgebreid met medewerkers die geen lid van de OR zijn, is, hoewel dit kan bevorderen dat er vanuit zoveel mogelijk invalshoeken input wordt geleverd, niet aan te merken als een voorziening zoals bedoeld in artikel 9 lid 4 WOR. De niet-leden van de OR die deelnemen aan dergelijke commissies zijn immers geen gekozen vertegenwoordigers van het personeel en aan hen door de OR toebedeelde bevoegdheden kunnen ook zondermeer op enig moment weer worden teruggenomen.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat het reglement zoals dat door de OR is vastgesteld, niet voldoet aan de eisen die de WOR daaraan stelt, dan wel die uit een goede toepassing van de WOR voortvloeien. De OR dient dan ook voorzieningen in het OR-reglement op te nemen opdat de representativiteit van de OR zo groot mogelijk kan zijn en dat is naar het oordeel van de kantonrechter het instellen van kiesgroepen. Aangezien het personeel van IHC, zoals reeds overwogen, globaal kan worden ingedeeld in twee groepen medewerkers, te weten blue collars en white collars, biedt een kiesstelsel met daarin een kiesgroep door en voor blue collars en een kiesgroep door en voor white collars de meeste waarborgen dat beide groepen werknemers in voldoende mate vertegenwoordigd worden in de OR. Een verdeling van het personeel in kiesgroepen op basis van de toepasselijke cao wordt niet zinvol geacht, aangezien IHC heeft aangegeven te overwegen voor de white collars uit de toepasselijke cao te stappen.
4.7.
In het algemeen dient bij de verdeling van het aantal OR-zetels over de verschillende kiesgroepen rekening te worden gehouden met de omvang van de afzonderlijke kiesgroepen, in dit geval onbetwist 62,5% white collars en 37,5% blue collars, en dient te worden gestreefd naar een zo evenredig mogelijke vertegenwoordiging van de verschillende kiesgroepen in de OR, behoudens bijzondere omstandigheden. Bij IHC is naar het oordeel van de kantonrechter op dit moment sprake van dergelijke bijzondere omstandigheden. IHC heeft onbetwist gesteld dat zij in de afgelopen jaren is getransformeerd van een klassieke scheepsbouwer naar een hightech kennisbedrijf waarbij engineering en services voorop zijn komen te staan. Onder meer als gevolg van deze transformatie is het aantal blue collars de afgelopen jaren gedaald, ten gunste van de white collars. De verwachting bestaat, zoals CEO D. Vander Heyde ter zitting heeft verklaard, dat deze ontwikkeling de komende jaren verder door zal gaan. Dit zal naar verwachting tot gevolg hebben dat de positie van de blue collars de komende jaren meer onder druk komt te staan, zodat dat juist de blue collars een groot belang hebben bij een deugdelijke vertegenwoordiging in de OR. Onder deze omstandigheden doet een evenredige vertegenwoordiging op basis van 62,5% white collars en 37,5% blue collars onvoldoende recht aan de belangen van de blue collars in deze overgangsperiode. De verhouding tussen OR-leden uit de blue collar-groep en die uit de white collar-groep zal dan ook naar redelijkheid en billijkheid worden bepaald op 50-50.
4.8.
De OR heeft nog aangevoerd dat het instellen van kiesgroepen het risico meebrengt dat het aantal beschikbare zetels niet bezet zal kunnen worden en dat tussentijdse vacatures moeilijk opgevuld zullen kunnen worden. Gelet op het feit dat slechts twee kiesgroepen zullen moeten worden ingesteld, gelet op de te hanteren 50-50-verhouding tussen blue en white collars en gelet op de kandidatenlijst die de OR heeft overgelegd, waaruit volgt dat evenveel white collars als blue collars zich thans kandidaat hebben gesteld, bestaat naar het oordeel van de kantonrechter niet de verwachting dat als gevolg van het kiessysteem zoals dat in het OR-reglement zal moeten worden opgenomen, onvoldoende medewerkers van IHC zich kandidaat zullen stellen als OR-lid. Aan dit bezwaar van de OR om kiesgroepen in te stellen zal dan ook worden voorbijgegaan. Er wordt voorts geen aanleiding gezien te bepalen dat de OR in het reglement het aantal OR-leden moet terugbrengen of de zittingstermijn dient te verkorten, zoals voorgesteld door IHC.
4.9.
Ook het bezwaar van de OR dat IHC structureel wijzigingen ondergaat waardoor het kiesgroepenstelsel geen passend systeem zou zijn, wordt verworpen. Organisatorische wijzigingen zullen immers naar verwachting niet tot gevolg hebben dat white collars blue collar-werkzaamheden zullen gaan uitvoeren of andersom. Een kiesstelsel op basis van deze twee kiesgroepen staat daarmee voldoende los van toekomstige organisatorische wijzigingen.
Volgordelijkheid en termijnen kieslijsten
4.10.
De OR heeft bij het vaststellen van de volgorde van de indiening van de kandidatenlijsten door de vakbonden en de zogeheten vrije lijsten aansluiting gezocht bij de systematiek van de SER in het door deze organisatie opgestelde voorbeeldreglement. De reden waarom de OR ervoor heeft gekozen eerst de vakbonden in staat te stellen kandidatenlijsten in te dienen, te weten dat kandidaatstelling van niet-georganiseerden pas plaats kan vinden als bekend is welke vakverenigingen kandidaten hebben gesteld, is een legitieme reden. De tijdsduur zoals in het reglement opgenomen voor het indienen van vrije lijsten, twee weken, is in overeenstemming met de termijn in het voorbeeldreglement van de SER en is aan te merken als een redelijke termijn. Het feit dat de vakbonden dan langer de tijd hebben om kandidatenlijsten op te stellen is ook gerechtvaardigd, aangezien de vakbonden ruggespraak dienen te houden met hun achterban, waar nu eenmaal extra tijd mee is gemoeid. Voor kandidaten van vrije lijsten geldt dit niet. Ten aanzien van de geplande verkiezingen heeft de toepassing van de termijnstelling geleid tot een effectieve termijn van twaalf dagen in plaats van veertien dagen. Dit kwam doordat de laatste twee dagen in het weekend vielen. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter niet een zodanige inperking van de termijn waarop de niet-georganiseerden zich kandidaat konden stellen dat dit een belemmering vormt voor een zo goed mogelijke representativiteit van de OR. Los daarvan zullen er, gelet op hetgeen in rechtsoverwegingen 4.6 en 4.7 is bepaald, nieuwe verkiezingen moeten worden gehouden. De OR wordt nadrukkelijk in overweging gegeven deze verkiezingen zodanig in te richten dat de niet-georganiseerden de volledige termijn van veertien dagen kunnen benutten om zich kandidaat te stellen voor deze verkiezingen.
4.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van IHC om de OR op te dragen het reglement wat betreft de volgordelijkheid en de termijnstelling van het indienen van de kandidatenlijsten aan te passen, zal worden afgewezen.
Ingeleenden
4.12.
IHC heeft bezwaren geuit tegen het verkiesbaar en kiesgerechtigd maken van ingeleenden, zonder dat er een overeenkomst hierover is gesloten tussen haar en de OR als bedoeld in artikel 6 lid 4 WOR.
4.13.
Op grond van artikel 6 lid 2 WOR zijn kiesgerechtigd de personen die gedurende ten minste zes maanden in de onderneming werkzaam zijn geweest en zijn verkiesbaar de personen die gedurende ten minste een jaar in de onderneming werkzaam zijn geweest. Onder “in de onderneming werkzaam” moeten blijkens artikel 1 lid 3 sub a WOR tevens worden verstaan “degenen die in het kader van werkzaamheden van de onderneming daarin ten minste 24 maanden werkzaam zijn krachtens een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek”. Uit de wetsgeschiedenis bij dit artikel is af te leiden dat de termijnen waarna actief en passief kiesrecht ontstaan, pas beginnen te lopen na die 24 maanden (Kamerstukken II 1996/97, 24 615, nr. 56). Dit zou betekenen dat ingeleenden volgens de WOR eerst na 30 maanden kiesgerechtigd worden en na 36 maanden verkiesbaar.
4.14.
Op grond van artikel 6 lid 4 WOR kunnen de ondernemer en de OR, indien dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van deze wet in de onderneming, gezamenlijk een of meer groepen van personen die anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst met de ondernemer, aanmerken als in de onderneming werkzame personen. Komen de ondernemer en de ondernemingsraad niet tot overeenstemming, dan kan ieder van hen een beslissing van de kantonrechter vragen. Op grond van lid 5 van dit artikel kan de OR ook afwijken van hetgeen in de leden 2 en 3 is bepaald ten aanzien van de diensttijd.
4.15.
De OR heeft in zijn gewijzigde reglement opgenomen dat ook personen die langer dan 24 maanden ingeleend zijn in de onderneming kiesgerechtigd en verkiesbaar zijn. De OR heeft aangevoerd dat hij hiermee heeft bedoeld zowel uitzendkrachten als gedetacheerden, payrollkrachten, oproepkrachten en ZZP’ers die structureel worden ingeleend. IHC heeft hier niet – ook niet stilzwijgend – mee ingestemd.
4.16.
Gelet op het bepaalde in artikel 6 lid 4 WOR had het op de weg van de OR gelegen ten aanzien van de ingeleenden, die niet op basis van een uitzendovereenkomst binnen IHC werkzaam zijn (“andere in de onderneming werkzame personen”), een beslissing aan de kantonrechter te vragen en deze groep ingeleenden niet eenzijdig als kiesgerechtigd en verkiesbaar op te nemen in het reglement. Voor zover de OR de termijn waarna uitzendkrachten kiesgerechtigd en verkiesbaar zijn in zijn reglement heeft verkort tot 24 maanden, dan was hij op grond van artikel 6 lid 5 WOR gerechtigd dit eenzijdig te doen. Hoe dan ook, thans ligt de vraag over de kiesgerechtigdheid en verkiesbaarheid van de gehele groep ingeleenden aan de kantonrechter voor en zal hierover als volgt worden geoordeeld.
4.17.
Vast staat dat binnen IHC een aanzienlijk aantal ingeleenden werkzaam is, hetzij op basis van een uitzendovereenkomst, hetzij uit andere hoofde. Alhoewel IHC heeft aangevoerd dat de zogeheten “flexibele schil” afneemt, zijn er thans, volgens de stelling van IHC, nog steeds circa 785 ingeleenden (in de ruimste zin van het woord) bij IHC werkzaam. Gelet op het aantal personen dat op basis van een arbeidsovereenkomst bij IHC werkt, circa 2200, maken de ingeleenden dus meer dan een kwart uit van het totale aantal personen dat bij IHC werkzaam is. Van deze ingeleenden is de meerderheid aan te merken als “blue collar”. Niet betwist is voorts dat tussen IHC en de OR discussie bestaat over de inzet van flexibele krachten, in relatie met het ontslag van vaste krachten die in het kader van de reorganisatie heeft plaatsgevonden. Gelet op het aantal ingeleenden (in ruime zin) dat bij IHC werkzaam is, maar ook gezien het feit dat het grootste deel van de ingeleenden blue collar is en gelet op de transformatie van IHC van een scheepsbouwer naar een hightechbedrijf en de personele gevolgen die dit heeft, wordt van belang geacht dat ook de groep ingeleenden betrokken worden bij de medezeggenschap binnen IHC. Dit geldt met name voor de groep ingeleenden die langere tijd binnen IHC werkzaam is, hetzij op uitzendbasis, hetzij op een andere basis. Het verlenen van actief en passief kiesrecht aan (alle) ingeleenden die langer dan 24 maanden bij IHC werkzaam zijn, zoals de OR voorstaat, wordt dan ook in het belang van een goede toepassing van de WOR geacht. De OR hoeft het reglement op dit punt dan ook niet aan te passen zodat het verzoek van IHC daartoe wordt afgewezen.
Nieuwe verkiezingen en zittingstermijn huidige OR-leden
4.18.
Aangezien de OR het OR-reglement zal moeten aanpassen voor wat betreft de in te stellen kiesgroepen, zullen er, na deze aanpassing, nieuwe verkiezingen moeten worden gehouden. IHC heeft verzocht de zittingstermijn van de huidige OR-leden te verlengen tot de nieuwe verkiezingen hebben plaatsgevonden. Juist is, zoals de OR heeft aangevoerd, dat de huidige OR-leden zijn gekozen voor de periode tot en met december 2017 en dat de WOR geen expliciete mogelijkheid kent om een in het OR-reglement vastgestelde zittingstermijn te verlengen. Dit brengt echter niet mee dat het aanblijven van OR-leden na afloop van de zittingstermijn in alle gevallen uitgesloten is (zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van de Ondernemingskamer van het Hof Amsterdam van 26 november 1987 ECLI:NL:GHAMS:1987AD0083).
4.19.
Uit het feit dat IHC om verlenging van de zittingstermijn van de huidige OR-leden heeft verzocht en dat zij ter zitting expliciet heeft bevestigd in te stemmen met het tijdelijk aanblijven van de huidige OR-leden, volgt dat IHC de huidige OR ook na december 2017 zal blijven erkennen als vertegenwoordiger van haar personeel in medezeggenschaps-aangelegenheden. Dat (een aanzienlijk deel van) de personen die bij IHC werkzaam zijn of de vakbonden hiertegen bezwaar zullen maken, is weliswaar gesteld maar niet onderbouwd door de OR. Onder deze omstandigheden is het tijdelijk laten aanblijven van de huidige, goed ingevoerde, OR-leden te verkiezen boven het doorzetten van de geplande verkiezingen en de installatie van een nieuwe OR per 1 januari 2018 voor slechts een korte periode tot er nieuwe verkiezingen zijn geweest. Het verzoek van IHC ter zake zal dan ook worden toegewezen.
Proceskosten
4.20.
Aangezien partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, wordt aanleiding gezien de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat het geheel afschaffen van kiesgroepen in het OR-reglement in strijd is met (een goede toepassing van) de WOR;
gebiedt de OR het OR-reglement aan te passen door twee kiesgroepen op te nemen, te weten metaal (blue collars) en niet-metaal (white collars) conform de indeling, vervat in de bijlage bij productie 13 van het verzoekschrift, met dien verstande dat de verdeling van het aantal OR-zetels over de beide kiesgroepen verdeeld zullen worden in de verhouding 50-50(r.o. 4.7);
gebiedt de OR nieuwe OR-verkiezingen uit te schrijven indachtig het ingevolge punt 2. aangepaste OR-reglement;
bepaalt dat de zittingstermijn van de zittende leden van de OR wordt verlengd tot nieuwe OR-leden zijn verkozen en benoemd op basis van het ingevolge punt 2. aangepaste OR-reglement;
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
424