ECLI:NL:RBROT:2017:9242

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2017
Publicatiedatum
23 november 2017
Zaaknummer
5522231
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vergoedingen na onterecht gegeven ontslag op staande voet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een kok, en zijn werkgever, Grand-Café Boekmans B.V. Het geschil ontstond na een ontslag op staande voet dat door [verzoeker] als onterecht werd betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] op 19 september 2016 op staande voet is ontslagen, maar dat de redenen hiervoor niet voldoende ernstig waren om een dringende reden te rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelde dat Boekmans de arbeidsovereenkomst zonder dringende reden heeft opgezegd, waardoor [verzoeker] recht heeft op een vergoeding op basis van artikel 7:677 lid 4 BW. De kantonrechter heeft de vergoeding gematigd tot het wettelijke minimum van drie maanden, wat resulteert in een bedrag van € 5.778,70 bruto. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat [verzoeker] recht heeft op een billijke vergoeding van € 963,12 bruto, omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagen op staande voet en de vereisten voor dringende redenen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5522231 HA VERZ 16-239
uitspraak: 9 februari 2017

beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

inzake het verzoek van:

[verzoeker] ,

wonende te [plaatsnaam] ,
verzoeker,
gemachtigde mr. J.C. Fritse, advocaat,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Grand-Café Boekmans B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde mr. M. Lathouwers, advocaat.
Partijen worden hierna mede aangeduid als [verzoeker] en Boekmans.

Verloop van de procedure

De kantonrechter beslist op de volgende processtukken:
het verzoekschrift dat ter griffie is binnengekomen op 17 november 2016;
het verweerschrift ex artikel 7:681 BW, tevens verzoekschrift tot (voorwaardelijke) ontbinding;
de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling;
de overgelegde producties.
De mondelinge behandeling van de zaak is bepaald op 12 januari 2017. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden.

Omschrijving van het geschil

1.
De feiten
1.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, alsmede gelet op de inhoud van de overgelegde producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
1.2
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1985, is op 10 mei 2016 op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 12 maanden bij Boekmans in dienst getreden in de functie van zelfstandig werkende kok. Het laatstgenoten salaris bedraagt € 1.783,55 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
1.3
Op 6 augustus 2016 heeft [verzoeker] een officiële waarschuwing gekregen voor het niet opvolgen van regels en instructies betreffende het opruimen en afsluiten van de keuken. Op dinsdag 9 augustus 2016 heeft hij een officiële waarschuwing gekregen voor het niet opvolgen van de regels en instructies betreffende het opruimen, verwerken van producten en bestellen. Op maandag 15 augustus 2016 heeft hij een officiële waarschuwing gekregen vanwege het niet werken volgens de HACCP normen.
1.4
Bij brief met dagtekening 30 september 2012 (bedoeld is: 19 september 2016) heeft Boekmans het volgende aan [verzoeker] medegedeeld:

(…) Per heden zal de arbeidsovereenkomst tussen u en Grandcafé-Restaurant Boekmans b.v. ontbonden worden. De officiële waarschuwingen van 6 augustus 2016, 9 augustus 2016, 15 augustus 2016 en de onderstaande drie gebeurtenissen liggen hieraan ten grondslag.
Donderdag 15 augustus 2016 bent u voor 22.00 uur naar huis gegaan terwijl er nog nagerechten moesten komen.
Zaterdag 17 augustus 2016 bent u ziek thuis gebleven zonder telefonische melding bij ondergetekende.
Zondag 18 augustus heeft u de opdracht gekregen om u directe leidinggevende ( [B.] ) te bellen om te vertellen dat u zondag ook nog niet kon werken. Dit heeft u niet gedaan.”
2.
Het verzoek
2.1
[verzoeker] heeft zijn verzoek bij gelegenheid van de mondelinge behandeling gewijzigd. Hij verzoekt de kantonrechter thans om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
- Boekmans te veroordelen tot het betalen van een billijke vergoeding van € 15.083,90, althans een in goede justitie te bepalen vergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die vergoeding tot de dag der algehele voldoening;
- aan hem een vergoeding toe te kennen wegens onregelmatige opzegging van € 15.083,90, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die vergoeding tot de dag der algehele voldoening;
- Boekmans te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Hij voert ter onderbouwing van zijn verzoek – samengevat – het volgende aan.
2.2
[verzoeker] berust in de opzegging zijdens Boekmans. De verwijten die Boekmans hem maakt leveren geen dringende reden op als bedoeld in artikel 7:678 BW. Bovendien geldt voor de situatie waarin een werknemer zich op onjuiste wijze ziek heeft gemeld dat andere sancties voorhanden zijn. Hij is daarom ten onrechte op staande voet ontslagen.
2.3
De tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst bevat geen tussentijds opzeggingsbeding. Daardoor kon de overeenkomst pas tegen 10 mei 2017 worden beëindigd. [verzoeker] maakt daarom aanspraak op de vergoeding wegens onregelmatige opzegging ex artikel 7:672 lid 9 BW en een billijke vergoeding ex artikel 7:681 lid 1 BW.
3.
Het verweer
3.1
Boekmans verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- het verzoek van [verzoeker] tot toekenning van een billijke vergoeding en de daarmee gepaard gaande verzoeken af te wijzen, althans te matigen tot nihil, althans te matigen tot het minimum;
- het verzoek tot toekenning van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de daarmee gepaard gaande verzoeken af te wijzen, althans te matigen tot nihil, althans te matigen tot het minimum;
- [verzoeker] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Op haar verweren wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.
4.
Het verzoek tot (al dan niet voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.1
Boekmans verzoekt de kantonrechter, na wijziging van haar verzoek tijdens de mondelinge behandeling, om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- het op 19 september 2016 gegeven ontslag op staande voet te bekrachtigen;
- voor het geval dat in onderhavige procedure in rechte vast komt te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen Boekmans en [verzoeker] niet rechtsgeldig op 19 september 2016 tot een einde is gekomen, de tussen Boekmans en [verzoeker] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens de daarvoor aangevoerde redelijke grond, bestaande uit primair een verwijtbaar handelen en/of nalaten van [verzoeker] en subsidiair de verstoorde arbeidsrelatie;
- bij het bepalen van de einddatum geen rekening te houden met het gegeven dat er geen tussentijds opzegbeding is overeengekomen tussen partijen en de arbeidsovereenkomst dadelijk, althans op een zo kort mogelijke termijn, althans aan te sluiten bij de wettelijke opzegtermijn die zou gelden voor Boekmans indien er wel een tussentijds opzegbeding zou zijn overeengekomen tussen partijen, te ontbinden, nu de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] ;
- [verzoeker] te veroordelen in de kosten van de procedure.
Zij voert ter onderbouwing van haar tegenverzoek – samengevat – het volgende aan.
4.2
Primair dient de arbeidsovereenkomst te worden ontbonden, omdat [verzoeker] verwijtbaar heeft gehandeld en nagelaten (de zogenaamde e-grond). Daardoor kan van Boekmans niet worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren. Herplaatsing ligt bovendien niet in de rede, gelet op de aard van de verwijten.
4.3
Subsidiair heeft te gelden dat door het handelen van [verzoeker] de arbeidsovereenkomst verstoord is geraakt (de zogenaamde g-grond). De ontstane vertrouwensbreuk is onherstelbaar.

Beoordeling van het geschil

5. Vastgesteld wordt dat [verzoeker] zijn verzoekschrift binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd ter griffie heeft ingediend. Op grond van het bepaalde in artikel 7:686a BW is hij derhalve ontvankelijk in zijn verzoek.
6. Tussen partijen is in geschil of [verzoeker] op 19 september 2016 op terechte gronden op staande voet is ontslagen. Voor de beoordeling van de vraag of sprake was van een dringende reden, die een ontslag op staande voet rechtvaardigt, is het volgende van belang.
7. [verzoeker] heeft de geconstateerde feiten met betrekking tot het niet naleven van regels en instructies, die hebben geleid tot drie officiële waarschuwingen in een tijdsbestek van twee weken, inhoudelijk niet betwist. [verzoeker] stelt dat de waarschuwingen ook voor collega’s golden en dat er fouten zijn gemaakt ten gevolge van een (te) hoge werkdruk. Nog los van de omstandigheid dat dit laatste door Boekmans gemotiveerd is betwist, mag van een zelfstandig werkend kok worden verwacht dat hij de regels ten aanzien van hygiëne kent en nauwlettend naleeft. Dat kennelijk meerdere collega’s hierover zijn gewaarschuwd doet daaraan niets af. Op dit punt treft [verzoeker] derhalve een verwijt.
8. Boekmans verwijt [verzoeker] bovendien dat hij op 13 september 2016 (de ontslagbrief vermeldt ten onrechte de datum 15 augustus 2016) naar huis is gegaan, terwijl de keuken nog niet gesloten was. [verzoeker] erkent dat hij die avond om 21:30 uur het werk heeft verlaten, terwijl de sluitingstijd van de keuken 22:00 uur is. Nu zijn werkdag pas om 17:00 uur was begonnen en derhalve nog niet ten einde was en er bovendien nog gasten aanwezig waren, had het [verzoeker] duidelijk moeten zijn dat hij het werk nog niet kon verlaten. [verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat op de betreffende dag irritaties waren ontstaan over de werkhouding van een collega. Dit levert echter geen klemmende reden op om het werk te verlaten vóór de sluitingstijd van de keuken.
9. Boekmans heeft voorts aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd dat [verzoeker] zich op 19 september 2016 (de ontslagbrief vermeldt ten onrechte de data 17 en 18 augustus 2016) niet ziek heeft gemeld volgens de daarvoor binnen Boekmans geldende procedure en vervolgens niet heeft gebeld met de direct leidinggevende. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [verzoeker] in eerste instantie een sms-bericht heeft gestuurd aan de heer [K.] van Boekmans, terwijl [verzoeker] wist dat hij zich middels een telefoongesprek bij [K.] diende ziek te melden. Op verzoek van [K.] heeft ook nog telefonisch contact tussen beiden plaatsgevonden. Daarmee was Boekmans in ieder geval op de hoogte van zijn ziekmelding. Dat [verzoeker] evenwel, na een uitdrukkelijk verzoek daartoe van [K.] , geen contact heeft opgenomen met de chef-kok, valt hem wel aan te rekenen.
10. Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen moet worden geconcludeerd dat [verzoeker] waar het de uitoefening van zijn functie betreft zeker een aantal verwijten valt te maken. Deze verwijten zijn evenwel naar het oordeel van de kantonrechter niet dermate ernstig dat op 19 september 2016 sprake was van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigde. Dit betekent dat Boekmans de arbeidsovereenkomst zonder dringende reden heeft opgezegd en derhalve op grond van het bepaalde in artikel 7:677 lid 4 BW een vergoeding verschuldigd is geworden aan [verzoeker] . Deze vergoeding is gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben, indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd. In het onderhavige geval betekent dit dat Boekmans een vergoeding van ongeveer acht maandsalarissen verschuldigd is geworden. In de hiervoor geschetste omstandigheden van het geval, te weten de korte duur van het dienstverband en het aantal misstappen dat in die periode is begaan, ziet de kantonrechter echter aanleiding om de vordering te matigen tot het wettelijke minimum van drie maanden. Aldus zal een bedrag van € 5.778,70 bruto worden toegewezen (3 x € 1.783,55 x 1,08). De meegevorderde wettelijke rente over dit bedrag is op na te melden wijze toewijsbaar.
11. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of aan [verzoeker] een billijke vergoeding moet worden toegekend, als bedoeld in artikel 7:681 BW. In de wetsgeschiedenis is bepaald dat een niet rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet moet worden aangemerkt als handelen dat de werkgever ernstig valt aan te rekenen. Daarmee is in het onderhavige geval het recht op een billijke vergoeding gegeven.
12. Ten aanzien van de hoogte van de billijke vergoeding blijkt uit de wetsgeschiedenis dat deze in relatie moet staan tot de mate van verwijtbaar handelen aan de zijde van de werkgever. Dit betekent dat voor de hoogte van de vergoeding aansluiting moet worden gezocht bij de omstandigheden van het geval. In dit geval, waar de werkgever voldoende reden had om een einde van de arbeidsovereenkomst na te streven maar daartoe het verkeerde pad heeft bewandeld, zal de kantonrechter de billijke vergoeding bepalen op een half maandinkomen, ofwel € 963,12 bruto (0,5 x € 1.783,55 x 1,08).
Het (voorwaardelijk) tegenverzoek
13. [verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn aanvankelijke verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet ingetrokken en berust in het gegeven ontslag. Daarmee is op 19 september 2016 een rechtsgeldig einde gekomen aan de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. Aan de voorwaarde die aan het tegenverzoek is verbonden, is derhalve niet voldaan. Aan de behandeling daarvan wordt niet toegekomen.
14. De onvoorwaardelijk verzochte bekrachtiging van het ontslag op staande voet dient te worden afgewezen, gelet op hetgeen hiervoor onder 10 is overwogen.
15. Gelet op de uitkomst van deze procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Boekmans om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 5.778,70 bruto wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Boekmans aan [verzoeker] ten betalen een bedrag van € 963,12 bruto aan billijke vergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking tot de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
783