ECLI:NL:RBROT:2017:910

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
6 februari 2017
Zaaknummer
518248 / HA RK 17-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

Op 2 februari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een strafzaak. De wraking was gebaseerd op de beslissing van de rechters om een verzoek tot aanhouding van de zaak af te wijzen. De verzoeker stelde dat deze beslissing zo onbegrijpelijk was dat deze alleen verklaard kon worden door vooringenomenheid van de rechters. De rechtbank oordeelde echter dat de beslissing en de onderliggende motivering niet onbegrijpelijk of ondeugdelijk waren. De rechters hadden de afwijzing van het aanhoudingsverzoek gemotiveerd en er was geen sprake van desinteresse in de verklaring van de medeverdachte, zoals door de raadsvrouw werd gesteld. De voorzitter had de raadsvrouw zelfs de mogelijkheid geboden om de medeverdachte ter zitting als getuige te horen. De rechtbank benadrukte dat het belang van een doelmatige en voortvarende procesvoering zwaarder woog dan het verzoek om aanhouding, vooral gezien het feit dat de strafzaak al meerdere keren was aangehouden. De wrakingskamer concludeerde dat er geen schijn van vooringenomenheid was en dat het verzoek tot wraking ongegrond was. De beslissing werd uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters in een openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 10/518248 / HA RK 17-15
Beslissing van 2 februari 2017
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
raadsvrouw mr. M. Rijser, advocaat te Amsterdam,
strekkende tot wraking van:
mrs. J.J. van den Berg mr. J. Snitker en M.M. Dolman,rechters in de rechtbank Rotterdam, team straf I (hierna: de rechters).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 5 januari 2017 is door de meervoudige kamer van deze rechtbank, van welke kamer de rechters deel uitmaken, behandeld de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak. Die procedure draagt als parketnummer 10/730024-16.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsvrouw van verzoeker wraking van de rechters verzocht.
De wrakingskamer heeft naast de relevante stukken uit het dossier van de bodemprocedure kennis genomen van het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting met daarin opgenomen de wrakingsgronden van verzoeker.
Verzoeker, de rechters alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechters zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechters hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 12 januari 2017.
Ter zitting van 19 januari 2017 waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker, bijgestaan door mr. Rijser, en rechter mr. J.J. van den Berg. Mr. Rijser heeft aan de hand van een pleitnota haar standpunt nader toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De beslissing van de rechtbank om het verzoek tot aanhouding van verzoeker af te wijzen en de zaak van de medeverdachte voor onbepaalde tijd aan te houden is zo onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat de beslissing door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven.
Er is door de rechtbank niet gemotiveerd waarom het aangevoerde belang – om de zaken gelijktijdig te behandelen – er niet is. De beslissing is om die reden onbegrijpelijk, nu niet duidelijk wordt waarom de rechtbank van mening is dat er geen samenhang bestaat tussen deze zaken, terwijl de zaken onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. De rechtbank heeft duidelijk geen interesse in de mogelijke betekenis voor de zaak tegen verzoeker van de door de medeverdachte in haar eigen zaak af te leggen verklaring. De officier van justitie heeft zich ter zitting bij het verzoek tot aanhouding aangesloten. De officier van justitie had reeds een datum gereserveerd, waarop de zaken – binnen afzienbare tijd – alsnog inhoudelijk behandeld zouden kunnen worden. Ook om die reden is de beslissing van de rechters onbegrijpelijk.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust.
De rechters bestrijden deels de feitelijke grondslag van het verzoek en hebben overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Het enkele feit dat er geweigerd is om de behandeling van de zaak (opnieuw) aan te houden opdat deze gelijktijdig kon plaatsvinden met die van de zaak tegen de medeverdachte is geen beslissing die zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid van de rechter is gegeven. Een recht van een verdachte om zich tegelijkertijd met medeverdachten voor de strafrechter te mogen verantwoorden, bestaat niet.
De raadsvrouw heeft noch voorafgaand aan de terechtzitting van 5 januari 2017 noch ter zitting de wens geuit om de medeverdachte als getuige te horen. De raadsvrouw wilde kennelijk een eventueel verzoek tot het horen van de medeverdachte als getuige laten afhangen van de verklaring die de medeverdachte in haar eigen zaak zou afleggen. Tegenover het door de verdediging aangevoerde abstracte belang staat het belang van de samenleving bij een voortvarende afhandeling van strafzaken. De voorliggende zaak tegen de verdachte draait om een verdenking van een gewelddadige woningoverval in maart 2015 waar een oudere dame het slachtoffer van is geworden. Door bij deze stand van zaken het verzoek tot aanhouding niet in te willigen heeft de rechtbank op geen enkele wijze blijk gegeven van een oordeel over de schuld of onschuld van de verdachte, of enige schijn van gebrek aan rechterlijke onpartijdigheid gewekt.
2.3
De officier van justitie mr. J. Boender heeft bij brief van 17 januari 2017 geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek nu de door de raadsvrouw aangevoerde gronden niet kunnen leiden tot het oordeel dat sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid aan de zijde van de rechtbank.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2.
In het onderhavige geval is de afwijzing door de rechters van het verzoek van
mr. Rijser om aanhouding van de behandeling van de strafzaak, aanleiding geweest voor de wraking. Een dergelijke afwijzing op een verzoek om aanhouding is een procesbeslissing. Het middel van wraking is niet bedoeld om op te komen tegen een procesbeslissing waarmee een partij het niet eens is. Een procesbeslissing kan uitsluitend leiden tot een gerechtvaardigde grond voor wraking wanneer die dermate onbegrijpelijk is dat daardoor de schijn wordt gewekt dat zij door vooringenomenheid is genomen.
3.3
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 januari 2017 hebben de gewraakte rechters de afwijzing van het verzoek om aanhouding van de zaak uitdrukkelijk gemotiveerd. Die beslissing en motivering zijn niet onbegrijpelijk of ondeugdelijk, en zeker niet zodanig onbegrijpelijk of ondeugdelijk, dat daarin een grond voor wraking kan zijn gelegen.
De wrakingskamer kan uit deze beslissing en onderliggende motivering niet afleiden dat er sprake is van desinteresse van de rechters in de verklaring van de medeverdachte voor wat betreft de zaak van verzoeker, zoals door de raadsvrouw wordt gesteld. De raadsvrouw is daarbij door de voorzitter ter zitting nog de mogelijkheid geboden om de medeverdachte ter plekke als getuige te horen.
Door de rechters is, nadat de strafzaak eerder op 1 juni 2016, 4 augustus 2016 en op 27 oktober 2016 werd aangehouden, de beslissing genomen dat het belang van een doelmatige en voortvarende procesvoering dient te prevaleren. Naar het oordeel van de wrakingskamer kan uit (de motivering van) deze beslissing om de zaak niet aan te houden in redelijkheid geen schijn van vooringenomenheid van de rechters jegens verzoeker worden afgeleid.
Ook overigens is de wrakingskamer niet gebleken van feiten en omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechters jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.4
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mrs. J.J. van den Berg, J. Snitker en
M.M. Dolman.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.G.L. de Vette, voorzitter, mrs. W.P.M. Jurgens en W.J. Roos-van Toor, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2017 in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-