ECLI:NL:RBROT:2017:9067

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2017
Publicatiedatum
20 november 2017
Zaaknummer
10/993008-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door het indienen van vervalste facturen ter ondersteuning van aangiften omzetbelasting

In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank Rotterdam op 21 september 2017, is de verdachte beschuldigd van belastingfraude door het indienen van vervalste facturen ter ondersteuning van ingediende aangiften omzetbelasting. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat op 7 september 2017 plaatsvond. De officier van justitie, mr. P. van de Kerkhof, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door de gemachtigde raadsvrouw, mr. A.C.M. van Lieshout. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, opzettelijk drie vervalste facturen heeft ingediend bij de Belastingdienst, met als doel te weinig belasting te laten heffen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen.

De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de belastingfraude. De rechtbank heeft de ernst van de zaak onderkend, waarbij het benadelingsbedrag werd geschat op € 265.440,-. De verdachte heeft de verantwoordelijkheden die de belastingwetgeving aan bedrijven en hun bestuurders oplegt, niet serieus genomen, wat heeft geleid tot een ernstige ondermijning van de belastingmoraal en de integriteit van het financiële verkeer.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarbij voor fraude met benadelingsbedragen tussen € 250.000,- en € 500.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden is aanbevolen. De rechtbank heeft echter de ondergrens van deze richtlijn aangehouden en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, rekening houdend met het feit dat het bedrag aan omzetbelasting dat volgens de valse opgaaf zou moeten zijn uitgekeerd, niet daadwerkelijk is uitgekeerd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk indienen van een onjuiste belastingaangifte, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 10/993008-17
Datum uitspraak: 21 september 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P. van de Kerkhof, en van wat de gemachtigde raadsvrouw mr. A.C.M. van Lieshout naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
[naam medeverdachte rechtspersoon] ,
op of omstreeks 22 december 2015,
te Den Haag en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met één (of meer) ander(en), althans alleen,
terwijl [naam medeverdachte rechtspersoon] degene is/was die ingevolge de belastingwet verplicht is/was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze opzettelijk in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld,
immers hebben/heeft [naam medeverdachte rechtspersoon] en/of haar mededaders opzettelijk drie valse en/of vervalste facturen van [naam bedrijf] (DOC-001 t/m DOC-003) aan de Belastingdienst beschikbaar gesteld/bij de Belastingdienst bezorgd/doen bezorgen,
bestaande die valsheid of vervalsing van die facturen hierin dat de op die facturen vermelde werkzaamheden/diensten/leveringen in werkelijkheid
- niet door [naam bedrijf] voor [naam medeverdachte rechtspersoon] zijn verricht en/of
- niet door [naam medeverdachte rechtspersoon] aan [naam bedrijf] zijn betaald en/of verschuldigd geweest en/of het totaal nagemaakte facturen betreft,
zulks terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting wordt/werd geheven,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat
[naam medeverdachte rechtspersoon] , op 22 december 2015, te Den Haag,
terwijl [naam medeverdachte rechtspersoon] degene is die ingevolge de belastingwet verplicht is tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan,
deze opzettelijk in vervalste vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld, immers heeft [naam medeverdachte rechtspersoon] opzettelijk drie vervalste facturen van [naam bedrijf] (DOC-001 t/m DOC-003) bij de Belastingdienst bezorgd/doen bezorgen, bestaande die vervalsing van die facturen hierin dat de op die facturen vermelde leveringen in werkelijkheid
- niet door [naam bedrijf] voor [naam medeverdachte rechtspersoon] zijn geleverd en
- niet door [naam medeverdachte rechtspersoon] aan [naam bedrijf] zijn betaald en verschuldigd geweest en het totaal nagemaakte facturen betreft,
zulks terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven,
aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belastingfraude, door opzettelijk vervalste facturen ter ondersteuning van de ingediende aangiften omzetbelasting bij de Belastingdienst in te (laten) dienen ten name van de besloten vennootschap, waarvan hij enig aandeelhouder en bestuurder was. Op deze manier zou er te weinig belasting worden geheven.
Met het begaan van belastingfraude zijn grote financiële belangen gemoeid. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit type strafbare feiten lastig op te sporen is en leidt tot fiscaal nadeel. Door het indienen van onjuiste aangiften en die te ondersteunen met vervalste facturen is de Belastingdienst niet in staat belastingverplichtingen vast te stellen en correcte aanslagen op te leggen. Het benadelingsbedrag dat zou zijn uitgekeerd als de Belastingdienst de door verdachte opgeworpen schijnwerkelijkheid niet had doorzien, betreft € 265.440,-.
Vast staat dat door aldus te handelen verdachte de verantwoordelijkheden die de belastingwetgeving bedrijven en hun bestuurders oplegt, niet serieus heeft genomen en de integriteit van het financiële en economische verkeer in de kern heeft geschonden. Ook heeft hij het door de Belastingdienst gehanteerde – voor bonafide ondernemers zeer belangrijke – systeem van een snelle belastingteruggave, dat erop berust dat steeds op de juistheid van de gedane aangiften en onderliggende administratie moet kunnen worden vertrouwd, ondergraven. Hierdoor is de overheid, en daarmee de gehele samenleving, fors benadeeld en de algemene belastingmoraal ernstig ondermijnd. Verdachte is erop uit geweest geldelijk gewin te behalen, zonder zich daarbij te laten weerhouden door de gevolgen.
De raadsvrouw heeft ter zitting haar vermoeden geuit dat verdachte is gebruikt als katvanger en zij heeft verzocht om met die omstandigheid rekening te houden bij de strafoplegging. Zij heeft dit verder niet kunnen onderbouwen. De rechtbank heeft voor een dergelijke constructie in het dossier geen enkel aanknopingspunt gevonden. Om die reden wordt aan dit vermoeden geen gevolg verbonden.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor fraude. Daarin is voor fraude met benadelingsbedragen tussen € 250.000,- tot € 500.000,- als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgenomen voor de duur van 12 tot 18 maanden. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 juli 2017 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. De rechtbank zal dan ook de ondergrens van het LOVS oriëntatiepunt aanhouden. Verder houdt de rechtbank in matigende zin rekening met het feit dat het bedrag aan omzetbelasting dat volgens de gedane valse opgaaf zou moeten zijn uitgekeerd, niet daadwerkelijk is uitgekeerd. Al met al acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikel 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feitelijk leidinggeven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [naam verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.H.C. Jongeneel, voorzitter,
mrs. C.P. Bleeker en F.W. Pieters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Bucx, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 september 2017.