ECLI:NL:RBROT:2017:9066

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2017
Publicatiedatum
20 november 2017
Zaaknummer
10/993007-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door rechtspersoon met vervalste facturen

Op 21 september 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, die beschuldigd werd van belastingfraude. De zaak kwam voort uit een onjuiste aangifte, waarbij de verdachte opzettelijk vervalste facturen heeft ingediend bij de Belastingdienst. De feiten vonden plaats op of omstreeks 22 december 2015 in Den Haag, waar de verdachte samen met anderen valse facturen heeft gepresenteerd, met als doel te weinig belasting te laten heffen. Tijdens de zitting op 7 september 2017 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. P. van de Kerkhof, en de verdediging van de raadsvrouw, mr. A.C.M. van Lieshout, gehoord. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk drie vervalste facturen heeft ingediend, wat leidde tot een benadelingsbedrag van € 265.440,-. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 50.000,-, waarbij rekening is gehouden met de oriëntatiepunten voor fraude en het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld. De rechtbank benadrukte de ernst van de belastingfraude en de impact op de belastingmoraal en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 10/993007-17
Datum uitspraak: 21 september 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte rechtspersoon],
gevestigd te [vestigingsadres verdachte rechtspersoon] ,
[vestigingsplaats verdachte rechtspersoon] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P. van de Kerkhof, en van wat de gemachtigde raadsvrouw mr. A.C.M. van Lieshout naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
zij,
op of omstreeks 22 december 2015,
te Den Haag en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met één (of meer) ander(en), althans alleen,
terwijl zij degene is/was die ingevolge de belastingwet verplicht is/was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze opzettelijk in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld,
immers hebben/heeft zij, verdachte, en/of haar mededaders opzettelijk drie valse en/of vervalste facturen van [naam bedrijf] (DOC-001 t/m DOC-003) aan de Belastingdienst beschikbaar gesteld/bij de Belastingdienst bezorgd/doen bezorgen,
bestaande die valsheid of vervalsing van die facturen hierin dat de op die facturen vermelde werkzaamheden/diensten/leveringen in werkelijkheid
- niet door [naam bedrijf] voor [naam verdachte rechtspersoon] zijn verricht en/of
- niet door [naam verdachte rechtspersoon] aan [naam bedrijf] zijn betaald en/of verschuldigd geweest en/of het totaal nagemaakte facturen betreft,
zulks terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting wordt/werd geheven.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 22 december 2015, te Den Haag,
terwijl zij degene is die ingevolge de belastingwet verplicht is tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan,
deze opzettelijk in vervalste vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld,
immers heeft zij, verdachte, opzettelijk drie vervalste facturen van [naam bedrijf] (DOC-001 t/m DOC-003) bij de Belastingdienst bezorgd/doen bezorgen,
bestaande die vervalsing van die facturen hierin dat de op die facturen vermelde leveringen in werkelijkheid
- niet door [naam bedrijf] voor [naam verdachte rechtspersoon] zijn geleverd en
- niet door [naam verdachte rechtspersoon] aan [naam bedrijf] zijn betaald en verschuldigd geweest en het totaal nagemaakte facturen betreft,
zulks terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 50.000,-.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belastingfraude, door opzettelijk vervalste facturen ter ondersteuning van de ingediende aangiften omzetbelasting bij de Belastingdienst in te laten dienen ten name van de besloten vennootschap. Op deze manier zou er te weinig belasting worden geheven.
Met het begaan van belastingfraude zijn grote financiële belangen gemoeid. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit type strafbare feiten lastig op te sporen is en leidt tot fiscaal nadeel. Door het indienen van onjuiste aangiften en die te ondersteunen met vervalste facturen is de Belastingdienst niet in staat belastingverplichtingen vast te stellen en correcte aanslagen op te leggen. Het benadelingsbedrag dat zou zijn uitgekeerd als de Belastingdienst de door verdachte opgeworpen schijnwerkelijkheid niet had doorzien, betreft € 265.440,-. De rechtbank neemt dit geldbedrag bij de straftoemeting als maatstaf.
Vast staat dat door aldus te handelen verdachte de verantwoordelijkheden die de belastingwetgeving haar oplegt, niet serieus heeft genomen en de integriteit van het financiële en economische verkeer in de kern heeft geschonden. Ook heeft zij het door de Belastingdienst gehanteerde – voor bonafide ondernemers zeer belangrijke – systeem van een snelle belastingteruggave, dat erop berust dat steeds op de juistheid van de gedane aangiften en onderliggende administratie moet kunnen worden vertrouwd, ondergraven. Hierdoor is de overheid, en daarmee de gehele samenleving, fors benadeeld en de algemene belastingmoraal ernstig ondermijnd.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor fraude. Daarin is voor fraude met benadelingsbedragen in de categorie € 250.000,- tot € 500.000,- als oriëntatiepunt een gevangenisstraf opgenomen voor de duur van 12 tot 18 maanden. Nu de verdachte een rechtspersoon betreft, zal de rechtbank een geldboete opleggen van vergelijkbare grootte, waarbij de rechtbank met een aantal zaken rekening houdt. Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 juli 2017 betreffende verdachte blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Daarnaast is het benadelingsbedrag niet aan verdachte uitgekeerd, alhoewel dit niet aan verdachte is te danken, maar aan het oplettende en voortvarende handelen van de Belastingdienst. Dit alles maakt dat de rechtbank komt tot oplegging van een geldboete van na te noemen hoogte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [naam verdachte rechtspersoon] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete ter hoogte van
€ 50.000,-(vijftigduizend euro).
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.H.C. Jongeneel, voorzitter,
mrs. C.P. Bleeker en F.W. Pieters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Bucx, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 september 2017.