ECLI:NL:RBROT:2017:9027

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
10/120939-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van cocaïne vanuit een café en bezit van vuurwapen en ploertendoder

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het dealen van cocaïne vanuit zijn eigen café en het voorhanden hebben van een vuurwapen en een ploertendoder. De verdachte, die op het moment van de zitting preventief gedetineerd was, heeft bekend dat hij cocaïne en alcohol gebruikt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 8 maanden op, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 juli 2017 te Dordrecht opzettelijk cocaïne heeft verkocht en een vuurwapen en een taser voorhanden heeft gehad. De bewezenverklaring was gebaseerd op getuigenverklaringen en het aantreffen van cocaïne in de auto van de verdachte. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verklaringen van getuigen onbetrouwbaar waren, en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn schulden en mogelijk drugs- en alcoholprobleem. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat de verdachte zich zou laten begeleiden door de reclassering. De uitspraak benadrukt de risico's die verbonden zijn aan het bezit van vuurwapens in het drugsmilieu en de impact daarvan op de veiligheid in de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/120939-17
Datum uitspraak: 13 oktober 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. G. Özveren, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. Dhoen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering van het onder 1 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van het handelen in drugs, zoals ten laste gelegd onder 1, is aangevoerd dat de verklaringen van de buurtbewoners op aannames en vermoedens berusten. Verder is aangevoerd dat drugsverslaafden alles doen om aan drugs te komen en dat hun verklaringen daarom niet geloofwaardig zijn. Het dossier is te summier en er is geen indicatie voor dealen.
4.2.2.
Beoordeling
Uit de bevindingen van de verbalisant bij de gehouden actie op 30 juni 2017 volgt dat verschillende personen met de verdachte naar buiten lopen, waarna één persoon terugloopt, het toilet van het café binnengaat, en daar vervolgens “snuifgeluiden” worden gehoord. Er wordt geobserveerd dat een persoon vraagt of de verdachte wat voor hem heeft, waarbij deze persoon met zijn vinger onder zijn neus wrijft. Dit in combinatie met het aantreffen van veertien ponypacks cocaïne in de auto van de verdachte en de verklaring van getuige [naam getuige] die verklaart meermalen cocaïne van de verdachte te hebben gekocht, vormen voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte (ook) omstreeks 1 juli 2017 cocaïne heeft verkocht aan derden. Het verweer van de raadsman dat drugsverslaafden onbetrouwbare verklaringen afleggen wordt, als onvoldoende onderbouwd, verworpen.
Doordat de officier van justitie het dealen op een bepaalde dag impliciet primair en het voor handen hebben van de hoeveelheden gevonden drugs impliciet subsidiair ten laste heeft gelegd, leidt dit tot de bewezenverklaring van het dealen omstreeks de ene ten laste gelegde dag.
Dit leidt tot de volgende bewezenverklaring.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij omstreeks 1 juli 2017 te Dordrecht opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ;
2
hij op 1 juli 2017 te Dordrecht een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool,
namelijkeen pistool van het merk Zastava, model 70, kaliber 7,65mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 7,65 mm, voorhanden heeft gehad;
3
hij op 1 juli 2017 te Dordrecht een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft cocaïne gedeald vanuit zijn café. Ook heeft hij een vuurwapen met bijbehorende munitie en een taser voorhanden gehad. Het bezit van een vuurwapen is een eerste stap naar het gebruik ervan. Dit geldt ook voor de taser. Het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie brengt, zeker in het drugsmilieu, een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat gevoel wordt versterkt door het feit dat vuurwapens in toenemende mate worden gebruikt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 september 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. In elk geval past een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Ter zitting is duidelijk geworden dat de verdachte meerdere schulden heeft en mogelijk een alcohol en/of drugsprobleem. In elk geval heeft de verdachte verklaard dat hij drugs gebruikt in zijn woning. De reclassering heeft niet tijdig kunnen rapporteren, maar gezien bovenstaande constatering acht de rechtbank het voorstelbaar dat de reclassering voorwaarden en begeleiding door de reclassering zou hebben geadviseerd. De rechtbank acht in de gegeven omstandigheden voorwaarden en begeleiding aangewezen. De verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven mee te willen werken aan begeleiding door de reclassering.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op artikel 10 van de Opiumwet en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Buizer, voorzitter,
en mrs. K.T. van Barneveld en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.H. Eelderink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 1 juli 2017 te Dordrecht
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 56,53 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
28,1 gram MDMA /amfetamine in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal
bevattende MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) en/of N-ethyl-
MDA
N-ethyl-3,4 methyleendioxy amfetamine,MDEA)
zijnde cocaïne en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
2
hij op of omstreeks 1 juli 2017 te Dordrecht
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool, nl een pistool van het merk Zastava, model 70, kaliber 7,65mm
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III
van de Wet wapens en munitie, te weten 7, bij het vuurwapen behorende,
kogelpatronen van het kaliber 7,65 mm,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 1 juli 2017 te Dordrecht
(een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee
door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden
gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )