ECLI:NL:RBROT:2017:9026

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
10/741327-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jongvolwassen jongen veroordeeld voor het voorhanden hebben van vuurwapens in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een jongvolwassen verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van twee vuurwapens. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, had op 6 juli 2017 in Rotterdam een tas met daarin een pistool van het merk/type Star 28DA, kaliber 9 mm, en een pistool van het merk/type Walther Ppk, kaliber 7,65 mm, bij zich. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn beperkte rol in de verspreiding van vuurwapens en zijn blanco strafblad, een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd kreeg. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en het risico dat het voorhanden hebben van vuurwapens met zich meebrengt voor de veiligheid van de samenleving. De verdachte had de wapens voor een betaling van 500 euro moeten afleveren op Zuidplein, maar had zich bewust van de inhoud van de tas naar de overdrachtslocatie begeven. De rechtbank verklaarde het feit bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De opgelegde straf houdt rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/741327-17
Datum uitspraak: 13 oktober 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Rotterdam, locatie de Schie,
raadsman mr. P.J. Silvis, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. Dhoen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 juli 2017 te Rotterdam wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk/type Star 28DA, kaliber 9 mm en 13 bijbehorende
kogelpatronen, en
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk/type Walther Ppk, kaliber 7,65 mm en 6
bijbehorende kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het voorhanden hebben van de munitie kan niet worden gekwalificeerd aangezien daarvoor onvoldoende gegevens ten laste zijn gelegd.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee wapens op de openbare straat.
De verdachte moest het tasje met de wapens afleveren op Zuidplein. Hij zou daar 500 euro voor krijgen. Op enig moment heeft de verdachte in het tasje gekeken en heeft hij gezien wat hij vervoerde. Desalniettemin is de verdachte doorgelopen naar het punt waar hij het tasje zou overdragen en zijn geld zou krijgen. Door dusdanig te handelen heeft verdachte meegewerkt aan het in omloop brengen van wapens in de maatschappij. De rechtbank tilt hier zwaar aan. Het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Dat gevoel wordt versterkt door het feit dat vuurwapens in toenemende mate worden gebruikt. Daarom dient tegen het voorhanden hebben van vuurwapens streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 september 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, terwijl ook rekening wordt gehouden met de beperkte maar toch essentiële rol van de verdachte bij de verspreiding van vuurwapens.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Buizer, voorzitter,
en mrs. K.T. van Barneveld en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.H. Eelderink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 06 juli 2017 te Rotterdam
een of meer wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van
de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk/type Star 28DA, kaliber 9 mm en/of 13 bijbehorende
kogelpatronen, en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk/type Walther Ppk, kaliber 7,65 mm en/of 6
bijbehorende kogelpatronen,
voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 jo 55 Wet wapens en munitie)