ECLI:NL:RBROT:2017:8991

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
16 november 2017
Zaaknummer
10/996502-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeend gewoontewitwassen van bitcoins zonder bewijs van criminele herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van gewoontewitwassen van bitcoins. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard en een gevangenisstraf van zes maanden zou krijgen. De verdachte had bitcoins gekocht van een medeverdachte en de aanklacht was gebaseerd op het vermoeden dat deze bitcoins afkomstig waren van criminele activiteiten. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de bitcoins van misdrijf afkomstig waren. De verdachte had verklaard dat hij de bitcoins had gekocht met geld dat hij samen met zijn vriendin had gespaard. De rechtbank oordeelde dat de transacties niet zonder meer verdacht waren en dat er geen direct bewijs was dat de verdachte wist dat de bitcoins van criminele herkomst waren. Bovendien was de prijs die de verdachte voor de bitcoins betaalde niet ongunstig in vergelijking met de marktprijs. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen. De in beslag genomen gelden werden teruggegeven aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/996502-16
Datum uitspraak: 8 november 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 en 25 oktober 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van der Zwan heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Vrijspraak

Inleiding

Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte op meerdere momenten tegen contanten bitcoins heeft gekocht van [naam medeverdachte] . De transacties met [naam medeverdachte] vonden plaats bij de Starbucks op het Centraal Station van Den Haag.
De verdachte heeft verklaard dat hij voor ongeveer € 20.000 aan bitcoins heeft gekocht bij [naam medeverdachte] en dat hij dat geld samen met zijn vriendin bijeen had gespaard. De gebruikte bitcoinwallet was van een vriend wiens naam hij niet wil noemen. Voor de BMW heeft de verdachte een lening afgesloten.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de verdachte aangeschafte bitcoins en in zijn wallets ontvangen bitcoins middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dat wist.
De verdachte heeft gebruik gemaakt van twee bitcoinwallets. Alle transacties die met die wallets zijn verricht kunnen aan de verdachte worden toegeschreven. Een (ander) deel van de door de verdachte in die wallets ontvangen bitcoins zijn afkomstig van het dark web. Voor de bitcoins die de verdachte bij [naam medeverdachte] heeft gekocht betaalde hij een ongebruikelijk, voor de verdachte ongunstig tarief van ongeveer 7%. In de telefoon van de verdachte zijn foto’s en chatgesprekken aangetroffen die duiden op betrokkenheid van de verdachte bij de handel in illegale spierversterkende middelen, harddrugs en wapens.
Dit alles levert een vermoeden van witwassen op. De verdachte heeft geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven waaruit kan worden afgeleid dat zijn bitcoins een legale herkomst hebben. Hij is er dan ook niet in geslaagd het vermoeden van witwassen te ontzenuwen. Dat noopt tot de conclusie dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat de ten laste gelegde voorwerpen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden. Allereerst zal in dit geval moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
De rechtbank deelt niet het standpunt van de officier van justitie dat de genoemde feiten en omstandigheden zonder meer een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
Vaststaat dat de verdachte op meerdere momenten bitcoins heeft gekocht bij [naam medeverdachte] . Uit het onderzoek naar de bitcoinwallets van [naam medeverdachte] en de aan de verdachte toegeschreven wallets volgt dat de verdachte voor € 20.181,90 aan bitcoins bij die [naam medeverdachte] heeft gekocht. Niet met zekerheid kan evenwel worden vastgesteld dat de desbetreffende bitcoinwallets alleen in gebruik waren bij de verdachte en dat als gevolg daarvan alle met deze wallets gedane transacties aan de verdachte zijn toe te rekenen. Direct bewijs hiervoor ontbreekt. Dit betekent dat de rechtbank uitgaat van een aanzienlijk lager bedrag aan voorwerpen met een criminele herkomst dan is tenlastegelegd.
Nu de verdachte in de jaren 2015 en 2014 een brutoloon van respectievelijk € 35.511 en € 38.502 verdiende is de aankoop van de in totaal € 20.181,90 aan bitcoins niet zonder meer verdacht te noemen.
Daar komt bij dat uit het dossier evenmin kan worden afgeleid dat, zoals de officier van justitie stelt, [naam medeverdachte] bij de verkoop van de bitcoins een commissie van ongeveer 7% hanteerde en dat het derhalve voor de verdachte in financieel opzicht ongunstig was om met [naam medeverdachte] in zee te gaan. Integendeel. Bij de FIOD heeft [naam medeverdachte] verklaard dat hij met zijn prijs van 1% onder de marktprijs zat en dat de verdachte bij hem dus goedkoper uit was dan bij een regulier (online) wisselkantoor.
Ten slotte kunnen naar het oordeel van de rechtbank de berichtjes en foto’s die in de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen niet zelfstandig de conclusie dragen dat de verdachte zich actief zou bezighouden met de handel in verdovende middelen dan wel vuurwapens.
Ook ten aanzien van de tenlastegelegde BMW ziet de rechtbank onvoldoende feiten en omstandigheden die maken dat zonder meer sprake is van een vermoeden dat de verdachte de auto heeft gefinancierd met van enig misdrijf afkomstig geld.
Conclusie
5.
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. In beslag genomen voorwerpen
5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen gelden verbeurd te verklaren.
5.2.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde zal ten aanzien van de in beslag genomen gelden een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en J.C.M. Persoon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 november 2017.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
30 september 2014 tot en met 23 januari 2016 te Den Haag en/of Zoetermeer,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
a.
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- een (grote) hoeveelheid bitcoins (circa 288,50 stuks) en/of
- girale bedragen tot een totaalbedrag van (circa) 67.216,89 euro, althans
grote geldbedragen en/of
- een auto, te weten een BMW 118i met kenteken [kentekennummer] , althans enig goed,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit
een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b.
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten
- een (grote) hoeveelheid bitcoins (circa 288,50 stuks) en/of
- girale bedragen tot een totaalbedrag van (circa) 67.216,89 euro, althans
grote geldbedragen en/of
- een auto, te weten een BMW 118i met kenteken [kentekennummer] , althans enig goed,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft
verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit
een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht