In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van gewoontewitwassen van bitcoins. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard en een gevangenisstraf van zes maanden zou krijgen. De verdachte had bitcoins gekocht van een medeverdachte en de aanklacht was gebaseerd op het vermoeden dat deze bitcoins afkomstig waren van criminele activiteiten. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de bitcoins van misdrijf afkomstig waren. De verdachte had verklaard dat hij de bitcoins had gekocht met geld dat hij samen met zijn vriendin had gespaard. De rechtbank oordeelde dat de transacties niet zonder meer verdacht waren en dat er geen direct bewijs was dat de verdachte wist dat de bitcoins van criminele herkomst waren. Bovendien was de prijs die de verdachte voor de bitcoins betaalde niet ongunstig in vergelijking met de marktprijs. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen. De in beslag genomen gelden werden teruggegeven aan de verdachte.