ECLI:NL:RBROT:2017:8908

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
15.1576 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende informatieverstrekking door schuldenares

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 november 2017 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De schuldenares had gedurende de regeling een aanzienlijk bedrag gespaard voor haar crediteuren, maar dit rechtvaardigde niet dat zij structureel onvoldoende informatie verstrekte over haar financiële situatie. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares niet in staat was geweest om een compleet beeld te geven van de inkomsten van haar echtgenoot, wat essentieel was voor de beoordeling van haar schuldsaneringsregeling.

De bewindvoerder had herhaaldelijk verzocht om aanvullende informatie, waaronder jaarrekeningen en belastingaanslagen, maar de schuldenares had deze informatie niet verstrekt. De rechtbank concludeerde dat de schuldenares toerekenbaar tekort was geschoten in haar informatieverplichting, wat leidde tot een boedelachterstand van € 6.841,41. De rechtbank benadrukte dat de schuldenares voldoende gelegenheid had gekregen om de benodigde informatie te verstrekken, maar dat zij hierin niet was geslaagd.

Uiteindelijk besloot de rechtbank de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. De rechtbank benoemde tevens een rechter-commissaris en een curator, en stelde het salaris van de bewindvoerder vast. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter W.J. Roos-van Toor, met de griffier S. Somers aanwezig.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 9 november 2017
Bij vonnis van deze rechtbank van 13 augustus 2015 is de toepassing van de
schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam],
[adres]
[woonplaats] ,
schuldenares,
bewindvoerder: E.A. de Snoo.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 6 juni 2017 met dit verzoek ingestemd.
Op 4 september 2017 heeft de bewindvoerder een brief gestuurd met daarin de laatste stand van zaken.
Op 12 september 2017 heeft mr. T.S.S. Overes, advocaat van schuldenares, een brief met bijlagen gestuurd naar de rechtbank met daarin de laatste stand van zaken.
Mevrouw D. le Pair namens de bewindvoerder, hierna de bewindvoerder, en schuldenares in het bijzijn van haar advocaat zijn gehoord ter terechtzitting van 14 september 2017.
Bij proces-verbaal van 14 september 2017 is de behandeling van de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling aangehouden tot pro forma
26 oktober 2017.
Op 10 oktober 2017 heeft de advocaat van schuldenares een brief met bijlagen gestuurd naar de rechtbank met daarin de laatste stand van zaken.
Op 17 oktober 2017 heeft de bewindvoerder een brief met bijlagen gestuurd naar de rechtbank met daarin de laatste stand van zaken.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

De behandeling van de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanerings-regeling is bij proces-verbaal van 14 september 2017 aangehouden teneinde schuldenares in de gelegenheid te stellen alle informatie met betrekking tot de onderneming dan wel het inkomen van haar echtgenoot over de jaren 2015, 2016 en 2017 te verstrekken. Tevens diende schuldenares duidelijkheid te verschaffen over de besloten vennootschap en de dochteronderneming die staan ingeschreven op het adres van schuldenares. De bewindvoerder diende schuldenares een overzicht te verstrekken van privé onttrekkingen uit de onderneming van de echtgenoot. Tot slot diende schuldenares zo spoedig mogelijk aanvullende informatie aan de bewindvoerder te verstrekken, zo de bewindvoerder daartoe verzocht.
Op 17 oktober 2017 heeft de bewindvoerder een brief met bijlagen gestuurd naar de rechtbank met daarin de laatste stand van zaken. In een e-mail van mevrouw Le Pair aan mevrouw Overes en schuldenares van 26 september 2017 is namens de bewindvoerder een overzicht van privé onttrekkingen gestuurd, heeft zij schuldenares verzocht onderbouwd aan te tonen dat de privé onttrekkingen geen of niet de juiste inkomsten betreffen, en zijn aanvullende stukken opgevraagd (bijlage I van voornoemde brief). Schuldenares heeft daarop een bericht van de Belastingdienst overgelegd waarin vermeld staat dat het inkomen van haar echtgenoot over 2015 -€55.870,- bedraagt, alsmede een fiscaal rapport 2015. Ten aanzien van het bericht voert de bewindvoerder aan dat daarin gemeld is dat het inkomen kan worden aangepast. Verder geeft de bewindvoerder aan dat voorlopige aanslagen/ definitieve aanslagen ontbreken. Ook het fiscaal rapport biedt onvoldoende bewijs, aldus de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft schuldenares onder meer verzocht om het rapport boekenonderzoek door de Belastingdienst over 2015. Schuldenares heeft verklaard dat haar echtgenoot hier geen toestemming verleent, omdat het boekenonderzoek niet van toepassing is voor de bepaling van zijn inkomen. De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat haar belangrijke informatie wordt onthouden.
Verder heeft de bewindvoerder verzocht om de bankafschriften van KNAB Bank tot aan het einde van de onderneming [onderneming] . De bewindvoerder heeft alleen bijschrijvings- mutaties op een ING rekening ontvangen en niet de gevraagde bankafschriften van KNAB Bank. De bijschrijvingsmutaties op de ING rekening van [onderneming] over de periode 2 januari 2017 tot 5 mei 2017 belopen een totaalbedrag van € 4.958,-.; de bijschrijvingsmutaties van [bedrijf 1] over de periode 11 mei 2017 tot 29 september 2017 belopen een totaalbedrag van € 6.990,70.
De bewindvoerder heeft schuldenares verzocht om de jaarrekening over 2015 en 2016, waaruit door schuldenares gestelde inkomsten blijken De bewindvoerder heeft alleen een verklaring van Administratiekantoor [administratiekantoor] ontvangen waarin wordt gesteld dat de winst uit de onderneming [onderneming] voor het jaar 2016 € 24.665,- bedraagt. De jaarrekeningen zijn niet verstrekt, terwijl de bewindvoerder de winst van de onderneming niet kan rijmen met de opheffing van de onderneming met ingang van 1 april 2017.
Het is de bewindvoerder gebleken dat er vanaf 16 maart 2017 twee besloten vennootschappen staan ingeschreven op het adres van schuldenares, te weten [bedrijf 1] . en [bedrijf 2] Ten aanzien van deze ondernemingen heeft schuldenares alleen een visitekaartje van het [bedrijf 3] verstrekt. De bewindvoerder heeft verzocht om bewijsstukken waaruit blijkt dat de ondernemingen geen inkomsten of winst opleverden. Behalve de eerder genoemde stukken heeft schuldenares geen verdere informatie aangeleverd, aldus de bewindvoerder De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat de verstrekte stukken niet de noodzakelijke duidelijkheid over het inkomen van de echtgenoot bieden. De bewindvoerder heeft verder vastgesteld dat er sprake is van een boedelachterstand van € 6.841,41. De boedelachterstand is mede ontstaan omdat schuldenares heeft nagelaten de teruggave van de Belastingdienst van € 2.163,- af te dragen aan de boedel, terwijl dit wel door de rechter-commissaris is bepaald. De bewindvoerder heeft haar advies, om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, gehandhaafd.
Schuldenares stelt zich op het standpunt dat haar vrij te laten bedrag (hierna: VTLB) niet juist wordt berekend en dat zij onder het wettelijk vastgestelde bestaansminimum zit en dat ten onrechte in haar VTLB berekening ervan uitgegaan wordt dat het inkomen van haar echtgenoot onbekend is, waardoor zij haar vast lasten dient te betalen van een VTLB van EUR 718. Schuldenares geeft voorts aan dat zij al het mogelijke heeft gedaan om de gevraagde informatie te verstrekken en dat de verstrekte informatie voldoende is. Schuldenares kan geen netto inkomen van haar echtgenoot overleggen omdat hij zelfstandig ondernemer is. Ten slotte heeft schuldenares verklaard dat zij niet op de hoogte was van de oprichting van de vennootschappen door haar echtgenoot, maar dat hij geen salaris ontvangt omdat de liquide middelen ontbreken. De echtgenoot leent geld en dat geld moet worden terugbetaald.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 49.560,61 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat schuldenares haar informatieverplichting niet naar behoren is nagekomen. Schuldenares heeft met name met betrekking tot 2015 en 2017 onvoldoende inzicht gegeven in de inkomsten van haar echtgenoot, terwijl de informatie over 2016 evenmin een compleet beeld geeft.
Schuldenares heeft geen jaarrekening van 2015 verstrekt en evenmin een (definitieve) belastingaanslag van haar echtgenoot over 2015. De Belastingdienst heeft over 2015 een boekenonderzoek gedaan en de echtgenoot van schuldenares weigert om inzage te geven in het rapport. De rechtbank is van oordeel dat door het ontbreken van deze stukken onvoldoende inzicht wordt verstrekt in de inkomsten van de echtgenoot over 2015 en dat de weigering van haar echtgenoot voor rekening en risico van schuldenares dient te komen.
Het verstrekte fiscaal rapport over 2015 en het bericht van de belastingdienst van
2 september 2017 is daartoe niet voldoende, is bovendien onvoldoende gespecificeerd en er kan geen aansluiting worden gemaakt met de bedragen vermeld op het overzicht van de bewindvoerder.
Ook ten aanzien van 2016 heeft schuldenares geen compleet beeld van de inkomsten van de echtgenoot verstrekt. Schuldenares heeft alleen een verklaring van 10 april 2017 van Administratiekantoor [administratiekantoor] verstrekt waarin wordt vermeld dat de winst uit de onderneming [onderneming] voor 2017 € 24.665,- bedraagt. De aangifte inkomstenbelasting, de aanslag van de Belastingdienst over 2016 en de jaarrekening 2016 zijn niet verstrekt door schuldenares, terwijl evenmin aansluiting kan worden gemaakt met de op het overzicht van de bewindvoerder genoemde bedragen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de informatie over 2017 evenmin compleet is. Vanaf 16 maart 2017 staan er twee besloten vennootschappen ingeschreven op het adres van schuldenares. Schuldenares heeft geen bewijsstukken verstrekt waaruit blijkt dat er geen inkomsten zijn uit de ondernemingen, maar dat het gaat om leningen. Schuldenares heeft alleen een visitekaartje van het [bedrijf 3] verstrekt.
Omdat de informatie over de inkomsten van de echtgenoot niet voldoende is, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de berekening van het VTLB en is er sprake van een boedelachterstand van € 6.841,41, waarin de belastingteruggave van € 2.163,- is begrepen.
De rechtbank overweegt dat schuldenares voldoende in de gelegenheid is gesteld om een compleet beeld te verschaffen omtrent het inkomen van haar echtgenoot. Op 4 juli 2016 heeft er een verhoor door de rechter-commissaris plaatsgevonden. Tijdens dit verhoor is het ontbreken van de inkomensgegevens van de echtgenoot van schuldenares besproken. Daarna is er op 28 maart 2017 door de rechter-commissaris een brief gestuurd naar schuldenares. In deze brief wordt schuldenares er wederom op gewezen dat zij inzage dient te geven over het inkomen van haar echtgenoot. Vervolgens besluit de rechter-commissaris op 6 juli 2017 om de regeling voor te dragen voor een tussentijdse beëindiging omdat schuldenares nog immer de gevraagde informatie niet had verstrekt. De behandeling van de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling is aangehouden teneinde schuldenares met haar advocaat nogmaals in de gelegenheid te stellen de informatie te verstrekken. De bewindvoerder heeft in haar e-mail van 26 september 2017 de ontbrekende informatie nogmaals opgesomd. Desondanks kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat er een boedelachterstand is van € 6.841,41 waarvoor geen vooruitzicht is geboden om die in te lopen. Schuldenares heeft weliswaar een aanzienlijk bedrag gespaard tijdens de schuldsaneringsregeling, maar dit rechtvaardigt niet dat schuldenares gedurende de gehele schuldsaneringsregeling structureel onvoldoende informatie verstrekt en een forse boedelachterstand laat ontstaan.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom, ingevolge artikel 350, vijfde lid, Fw, sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat. De rechtbank zal een rechter-commissaris benoemen en een curator aanstellen. Er zal een postblokkade worden ingesteld.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.961,48;
- benoemt in het faillissement van de schuldenares tot rechter-commissaris
mr. A.J. van Spengen,
stelt aan tot curator:
E.A. de Snoo,
postadres: Postbus 187,
3330 AD Zwijndrecht;
- geeft last aan de curator tot het openen van aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
S. Somers, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 november 2017. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.