In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoekster, mevrouw [naam 1]. Verzoekster heeft op 13 september 2017 een verzoek ingediend om een drietal schuldeisers, waaronder het UWV en de schuldeisers [naam 2] en NUON, te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De aangeboden regeling hield in dat verzoekster 10% van de vorderingen aan de preferente en concurrente schuldeisers zou betalen. Tijdens de zitting op 25 oktober 2017 is gebleken dat het UWV inmiddels had ingestemd met de regeling, maar dat [naam 2] en NUON dit hadden geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorstel niet was getoetst door een onafhankelijke deskundige en dat het aanbod niet het maximaal haalbare was, gezien eerdere hogere aanbiedingen aan de schuldeisers. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de weigering van [naam 2] en NUON om in te stemmen met de schuldregeling gerechtvaardigd was, omdat het aanbod niet voldoende was onderbouwd en niet voldeed aan de eisen van de schuldeisers. De rechtbank heeft het verzoek tot gedwongen schuldregeling afgewezen en zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.