“(…) U vraagt mij of [naam verdachte] mij heeft verteld dat hij ooit in Syrië is geweest. Hij is Nederlands en ik Arabisch. Ik kan me dat niet herinneren. Ik sprak met hem een beetje Engels, beetje Nederlands en een beetje gebarentaal. Hij sprak een paar woordjes Arabisch.
U zegt mij dat ik bij de politie heb verklaard dat [naam verdachte] mij bij de eerste ontmoeting heeft
verteld dat hij gestreden heeft in Syrië. Misschien heb ik hem toen verkeerd begrepen. Ik
heb veel verteld bij de politie en weet niet meer wat ik verteld heb. U zegt mij dat ik bij de
politie heb verteld dat [naam verdachte] dat op eerste dag dat ik in Nederland kwam (heeft) verteld. U
vraagt mij of ik [naam verdachte] op de eerste dag dat ik in Nederland was al had ontmoet. Nee, ik
weet niet meer wanneer ik hem voor het eerst ontmoette. Ik heb hem door taalproblemen
misschien verkeerd begrepen. Uit de woorden die hij zei en uit zijn gebarentaal begreep ik
toen dat hij dat zei, maar misschien heb ik dat toen verkeerd begrepen. Nu u dit dicteert zeg
ik u dat ik dat er toen misschien zelf van heb gemaakt en dat ik niet weet waarom dat zo bij
mij gaat. Ik heb geen idee waar hij heeft gestreden. Ik weet niet voor (welke) partij hij heeft
gestreden. Ik heb opgemaakt dat hij daar was maar niet bij of naast welke partij. Er waren
toen niet veel partijen behalve het Vrije Syrische Leger. U zegt mij dat ik heb gezegd dat
[naam verdachte] heeft gevochten voor Jabhat Al-Nusra. Ik weet niet waarom ik dat zei. Dat bestond
toen nog niet. Jabhat Al-Nusra en IS kwamen na 2014. U zegt mij dat ik heb gezegd dat
[naam verdachte] heeft gezegd dat hij in Aleppo heeft gestreden met [naam medeverdachte 4] . Dan had ik hem
moeten kennen, want Aleppo is mijn stad, dus dat klopt niet. [naam medeverdachte 4] is al overleden
voordat de revolutie begon, dus ik snap niet dat ik dat heb verteld.
(…)
Ik weet niet of [naam verdachte] mij heeft verteld dat hij wapens heeft gebruikt. Ik kan me niet herinneren dat [naam verdachte] mij heeft gevraagd hoe je wapens uit elkaar moet halen. Ik geloof niet dat [naam verdachte] mij heeft verteld dat hij een Dushka uit elkaar kan halen. Dat is ook heel moeilijk. Ik kan me herinneren dat ik tijdens mijn verhoor aan de politie op internet afbeeldingen van vuurwapen heb bekeken. Ik liet hen die zien omdat zij iets niet wisten. Misschien was dat omdat de politie mij vroeg welke wapens in Syrië gebruikt worden.
(…)
Op vragen van de officier van justitie antwoord ik als volgt.
U zegt mij dat ik hele specifieke dingen heb verklaard bijvoorbeeld dat [naam verdachte] mij vertelde
dat hij voor Jabhat Al-Nusra heeft gestreden. Misschien zat ik toen bij de politie ook nog
stoer te doen. Ik kan me niet zo goed herinneren wat ik toen allemaal heb verklaard.”