5.4.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair)
hij, op 16 oktober 2013, te Ridderkerk, als schipper van een groot schip, te weten een
binnenvaartschip genaamd " [naam schip] " (lengte ongeveer 109 meter), met dat
schip heeft gevaren op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaand vaarwater, te weten de Nieuwe Maas,
en tijdens dit varen hoogst, althans aanmerkelijk, onachtzaam en/of
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of nalatig is geweest als gevolg waarvan
een ander vaartuig, te weten het motorjacht " [naam jacht] " (lengte ongeveer 12
meter), is gezonken ten gevolge waarvan
tweepersonen, zijn
overleden, en levensgevaar voor een ander is ontstaan,
immers heeft/is hij, verdachte, (toen en aldaar)
- die " [naam jacht] " aan stuurboordzijde opgelopen, zonder dat hij, verdachte, de schipper/roerganger van die " [naam jacht] " door middel van geluidseinen hierop attent heeft gemaakt, en
- niet de koers en de snelheid van die " [naam schip] " aangepast teneinde die " [naam jacht] " met gepaste afstand en snelheid te kunnen oplopen/voorbijlopen, zodat geen
gevaar voor aanvaring zou zijn ontstaan, en
- zich onvoldoende ervan vergewist dat het oplopen/voorbijlopen van die " [naam jacht] " veilig kon geschieden, en
- niet alle voorzorgsmaatregelen genomen die volgens goed zeemanschap en/of
door omstandigheden waarin die " [naam schip] " zich bevond waren geboden, ten einde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar wordt gebracht,
waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde schip " [naam schip] " tegen
die " [naam jacht] " is aangevaren waardoor en/of waarbij die " [naam jacht] " is
gekapseisd en vervolgens is overvaren en die " [naam jacht] " is gezonken en
twee opvarenden van die ' [naam jacht] ", te weten de heer [naam slachtoffer 1] en mevrouw [naam slachtoffer 2] , zijn overleden, en levensgevaar is ontstaan aan één opvarende van die " [naam jacht] ", te weten mevrouw [naam slachtoffer 3] ,
en het aldus aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is dat die aanvaring heeft
plaatsgevonden waardoor twee personen, zijn overleden en levensgevaar voor een ander is ontstaan;
zulks terwijl bovengenoemd feit is begaan in de uitoefening van zijn,
verdachtes, beroep;
2.
hij, op 16 oktober 2013, te Ridderkerk, als schipper van een groot schip, te weten een
binnenvaartschip genaamd " [naam schip] " (lengte ongeveer 109 meter), met dat
schip heeft gevaren op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaand
vaarwater, te weten de Nieuwe Maas, en tijdens dit varen niet heeft voldaan aan de verplichting om, ook bij het ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften als bedoeld in het
Binnenvaartpolitiereglement, alle voorzorgsmaatregelen te nemen die volgens
goed zeemanschap of door de omstandigheden waarin het door hem bestuurde
schip zich bevindt zijn geboden teneinde (met name) te voorkomen het leven
van personen in gevaar wordt gebracht en/of schade wordt veroorzaakt aan
(onder meer) andere schepen en/of de veiligheid of het vlotte verloop van de
scheepvaart in gevaar wordt gebracht,
immers heeft/is hij, verdachte, (toen en aldaar)
- die " [naam jacht] " aan stuurboordzijde opgelopen, zonder dat hij, verdachte, de schipper/roerganger van die " [naam jacht] " door middel van geluidseinen hierop attent heeft gemaakt, en
- niet de koers en de snelheid van die " [naam schip] " aangepast teneinde die " [naam jacht] " met gepaste afstand en snelheid te kunnen oplopen/voorbijlopen, zodat geen
gevaar voor aanvaring zou zijn ontstaan, en
- zich onvoldoende ervan vergewist dat het oplopen/voorbijlopen van die " [naam jacht] " veilig kon geschieden,
waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde schip " [naam schip] " tegen
die " [naam jacht] " is aangevaren waardoor en/of waarbij die " [naam jacht] " is
gekapseisd en vervolgens is overvaren en die " [naam jacht] " is gezonken en
(vervolgens)
- twee opvarenden van die ' [naam jacht] ", te weten de heer [naam slachtoffer 1] en mevrouw [naam slachtoffer 2] , zijn verdronken, en levensgevaar voor de opvarende van die " [naam jacht] ", te weten [naam slachtoffer 3] , is ontstaan, en
- schade is toegebracht aan die " [naam jacht] ";
3.
hij, op 16 oktober 2013, te Ridderkerk, als schipper van een groot schip, te weten een
binnenvaartschip genaamd " [naam schip] ", met dat schip in de opvaart heeft
gevaren op de Nieuwe Maas, zijnde een openbaar voor de scheepvaart openstaand
water in het Rijk gelegen, terwijl hij, verdachte, achter een ander schip
voer teneinde deze voorbij te lopen, zonder dat hij, verdachte, zich ervan
heeft vergewist dat dit zonder gevaar kon geschieden,
immers heeft/is hij, verdachte, (toen en aldaar)
- die " [naam jacht] " aan stuurboordzijde opgelopen,
zonder dat hij, verdachte, de schipper/roerganger van die " [naam jacht] " door
middel van geluidseinen hierop attent heeft gemaakt, en
- niet de koers en de snelheid van die " [naam schip] " aangepast teneinde die " [naam jacht] " met gepaste afstand en snelheid te kunnen oplopen/voorbijlopen, zodat geen
gevaar voor aanvaring zou zijn ontstaan, en
- niet alle voorzorgsmaatregelen genomen die volgens goed zeemanschap en
door omstandigheden waarin die " [naam schip] " zich bevond waren geboden, ten einde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar wordt gebracht,
en, aldus, heeft, hij, verdachte die " [naam jacht] " opgelopen en is in aanvaring
gekomen met die " [naam jacht] ".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.