ECLI:NL:RBROT:2017:8861

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
10/661179-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een auto in Schiedam

Op 19 oktober 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 juni 2017 in Schiedam, waar de verdachte met zijn auto in botsing kwam met de aangever. De officier van justitie eiste vrijspraak voor poging tot doodslag, maar bewees de poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de aangever zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen door met zijn auto op hem in te rijden. De rechtbank verwierp het verweer van noodweer, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. De verdachte werd schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling en kreeg een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, die alleen bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/661179-17
Datum uitspraak: 19 oktober 2017
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] te
[woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R. van den Boogert, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 oktober 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de impliciet primair tenlastegelegde poging tot doodslag;
  • bewezenverklaring van de impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling;
  • ontslag van alle rechtsvervolging wegens noodweer.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak poging tot doodslag zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het impliciet primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte van de poging tot doodslag zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijsoverweging poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel
Op 22 juni 2017 is de verdachte te Schiedam met een door hem bestuurde auto in botsing gekomen met de aangever. Dat, zoals de verdachte heeft aangevoerd, hij daarbij niet de bedoeling heeft gehad om de aangever aan te rijden maar hem slechts wilde afsnijden, acht de rechtbank niet aannemelijk.
Immers, in zijn eerste verklaring, afgelegd tegenover de verbalisanten die meteen daarna ter plaatse waren, heeft de verdachte uitdrukkelijk verklaard dat hij de aangever had aangereden, waarbij hij ook heeft uitgelegd op welke wijze dat zich had voorgedaan en waarom hij dat had gedaan.
De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte na een achtervolging op de aangever is ingereden. De verklaring van de aangever wordt ondersteund door de (eerdergenoemde eerste) verklaring van de verdachte dat hij de aangever, nadat deze bleef staan, heeft geprobeerd aan te rijden.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte heeft geprobeerd om de aangever opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, op de wijze zoals hieronder bewezenverklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
impliciet subsidiairten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 22 juni 2017 te Schiedam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een personenauto is ingereden op die [naam slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een beroep op noodweer toekomt en dat hij daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De verdachte heeft in haar visie in redelijkheid kunnen menen dat zijn broertje, dat op dat moment op de grond lag en niet kon opstaan, zodanig gevaar liep doordat de aangever met een bijl op hem afliep, dat dit de handelwijze van de verdachte c.q. het onderhavige gebruik van zijn, verdachtes, auto rechtvaardigde. Dit was onder de gegeven omstandigheden de enige reële mogelijkheid om het gevaar te keren, aldus de officier van justitie.
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte tweemaal met zijn auto is ingereden op de aangever. Wat er verder zij van de eerste keer waarbij verdachte met zijn auto de aangever heeft geraakt, met betrekking tot de tweede keer stelt de rechtbank het volgende vast: de aangever was op dat moment weggevlucht en de verdachte reed op hem in na hem te hebben achtervolgd. Niet is gebleken dat daarbij (nog langer) sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waartegen de verdachte zich, dan wel zijn broer, op deze manier moest verdedigen.
Aan de verdachte komt daarom geen beroep toe op noodweer.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen feit is dus strafbaar en levert op:
poging tot zware mishandeling.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft geprobeerd iemand zwaar te mishandelen toe te brengen door met zijn personenauto op hem in te rijden, terwijl het slachtoffer aan hem trachtte te ontkomen. De verdachte heeft daarmee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Dit handelen van de verdachte moet voor het slachtoffer zeer beangstigend zijn geweest.
Het slachtoffer is door de aanrijding met de auto ten val gekomen en heeft fysiek letsel opgelopen, waarvoor hij zich in het ziekenhuis moest laten behandelen. Dit letsel had nog veel ernstiger kunnen zijn. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met opzet dit ernstige feit heeft gepleegd.
Daarentegen houdt de rechtbank in voor verdachte strafmatigende zin rekening met het feit dat het slachtoffer kort hiervoor zijn broertje had bedreigd met een hakbijl en zijn broertje bij een sprong vanaf het balkon van de eerste etage van een flat zijn bekken had gebroken.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 september 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor geweldsmisdrijven is veroordeeld. Deze misdrijven hebben echter ruim tien jaar of langer geleden plaatsgevonden, zodat hiermee niet ten nadele van de verdachte rekening wordt gehouden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 663,90 voor materiële schade, bestaande uit de kosten van het eigen risico van zijn zorgverzekering en schade aan zijn eigendommen, en een vergoeding van € 1.500,- voor immateriële schade, in totaal € 2.133,90.
8.1.
Standpunt officier van justitie
Gelet op haar eis heeft de officier gevorderd om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
8.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het impliciet primair tenlastegelegde feit (poging tot doodslag), zoals hiervoor omschreven, heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde feit (poging tot zware mishandeling), zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
bepaalt dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. van den Berg, voorzitter,
en mrs. E. Rabbie en F.A. Hut, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2017.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 juni 2017 te Schiedam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen)
met een (personen)auto (met hoge snelheid) is ingereden op die [naam slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287/45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juni 2017 te Schiedam [naam slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (meermalen)
met een (personen)auto (met hoge snelheid) in (de richting) te rijden op/van die [naam slachtoffer] ;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht