In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 oktober 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die opzettelijk brand heeft gesticht in een tuinhuisje op een volkstuinencomplex in Rotterdam. De verdachte heeft het tuinhuisje overgoten met benzine en vervolgens in brand gestoken, wat resulteerde in de volledige verbranding van het tuinhuisje. Dit handelen heeft gevaar veroorzaakt voor een nabijgelegen winkelpand, waar gasflessen waren opgeslagen. Dankzij het snelle ingrijpen van de politie en brandweer kon de brand beperkt blijven tot het tuinhuisje en de omliggende begroeiing.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend en dat er geen vrijspraak is bepleit. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. De verdachte heeft eerder een veroordeling voor een ander feit gehad, maar er zijn geen psychiatrische stoornissen vastgesteld die de toerekeningsvatbaarheid zouden beïnvloeden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft geen bijzondere voorwaarden aan de proeftijd verbonden, gezien de conclusies van de rapportages van de psychiater en de gezondheidszorgpsycholoog. De rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht, en heeft de beslissing op de openbare terechtzitting uitgesproken.